Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 366 van 1490

...  354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379  ...
[10] Opdat echter de eenmaal geschapen mens als uit zichzelf vrij voort bestaat, zichzelf vormt en versterkt en vervolgens als uit eigen kracht vrij wordt in denken, willen en handelen, heeft God reeds van eeuwigheid een orde vastgesteld. Volgens deze orde moeten de eenmaal uit God naar buiten gebrachte ideeën zichzelf geleidelijk aan steeds meer van God afzonderen en uiteindelijk in zekere zin het gevoel krijgen dat ze los van God bestaan en volgens hun eigen mening een vrije wil krijgen en vrij handelen, opdat hun leven daardoor volkomen duurzaam wordt en zij dan door van buitenaf gegeven lessen van God als toekomstige goden geleid en als het ware op eigen grond en bodem tot levensvervolmaking gebracht kunnen worden.
Hoofdstuk 63: De reden van de menswording van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Ik zeg jullie dat ook deze vraag bepaald niet onbelangrijk is, en haar beantwoording moet een groot licht werpen op de verhouding tussen God en Zijn schepselen. Let dus op!
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Deze mensen haatten de God, die zij goed kenden, en waren vijandig tegen alles wat maar afkomstig was van Gods almacht en wijsheid. Zij vervloekten alles wat van God afkomstig was, zelfs de hele zichtbare schepping, uiteindelijk zelfs de aarde, en zij besloten ook in alle ernst de hele aarde met hun springstof te verwoesten. Zij werden door de mensen van de hoogte vaak en meermalen gewaarschuwd en ook gestraft voor hun misdaden.
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] IK zei: 'Het is nu weliswaar tijd om naar de waard terug te gaan, -maar omdat dit zeker geen onbelangrijke vraag is, wil Ik deze onderweg beantwoorden. Laten we dus gaan, en luister naar Mij !
Hoofdstuk 65: De leiding aan gene zijde van de mensen die vóór Jezus leefden. Het hemelrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Toen keek de waard naar de grote vishouder, en die was, net als tevoren, vol prachtige edelvissen. Daarop kwam hij vol vreugde weer bij ons, at en dronk aan onze tafel en vertelde ons wat hij gezien had en hoe goed hij van de overste was afgekomen. Tegelijk vroeg hij ook in welk deel van de zee deze monsters zich bij voorkeur ophielden, om ze te kunnen ontlopen; want het zou toch wel niet erg vertrouwd zijn om deze ergens tegen te komen.
Hoofdstuk 66: De hebzuchtige overste van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] IK zei: 'Ja, Mijn beste vriend,je vraag is heel goed gesteld, en er spreekt een menselijke behoefte uit van de eerste orde; maar om je daarover een dusdanige uitleg te geven dat je het eeuwige leven van je ziel door een overduidelijk klaar bewustzijn in je voelt, is een buitengewoon moeilijke zaak! Want kijk, Ik ben immers juist in deze wereld gekomen om de mens het besef van het eeuwige leven volledig te schenken als hij helemaal volgens Mijn leer leeft en handelt! Als een mens Mijn leer echter niet kent, of als hij die wel kent -er dan toch niet naar leeft, kan hij ook niet tot dit innerlijke levensbewustzijn komen, omdat Ik alleen de weg en de deur daarheen ben.
Hoofdstuk 67: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Geloof je echter dat er mensen zijn waarvan de ziel niet zo heel ver boven de dierenziel staat, ja daardoor vaak ogenschijnlijk zelfs overtroffen wordt? Wel, zulke zielen reeds aan deze zijde door woorden tot innerlijk levensbewustzijn proberen te brengen, zou totaal vergeefse inspanning en moeite zijn! Voor zulke mensen voldoet reeds het blinde en stille geloof dat hun ziel na de dood van het lichaam voortleeft en daar hetzij loon of straf te verwachten heeft, teneinde zich te voegen naar de een of andere wettige orde, zoals de os naar zijn juk. Al het verdere moet voor een andere levenstoestand bewaard worden.
Hoofdstuk 67: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Het hemelrijk lijkt hier op een zaaier die goed zaad uitstrooide. Een deel viel op een weg; daarvan werd een deel door de vogels uit de lucht opgegeten en een deel door de wandelaars vertrapt. Het zaad kwam daar dus niet op en gaf ook geen vrucht. Een deel viel op rotsachtige grond. In het begin kwam het op zolang de stenen nog vochtig waren, maar de wortels die voedsel zochten vonden geen houvast in de steen; het vocht was ook niet voldoende om de halm te voeden en zo verdroogde deze en gaf ook geen vrucht. Een ander deel viel tussen doornen en struikgewas. Dat groeide weliswaar in het begin heel goed op, maar toen het zich volledig moest ontwikkelen, werd het door de doornen en het wilde struikgewas overwoekerd, het verkommerde en gaf ook geen vrucht slechts een deel viel op goede grond, kwam op en bracht rijkelijk vrucht voort.
Hoofdstuk 65: De leiding aan gene zijde van de mensen die vóór Jezus leefden. Het hemelrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] En zie, zo gaat het nu ook met het hemelrijk op deze aarde! Ik Zelf ben de zaaier, en Mijn woord is het goede zaad, waaruit voor ieder als vrucht het hemelrijk moet groeien. Waar het in goede aarde zal vallen, daar zal het ook een honderdvoudige vrucht voortbrengen; maar als het op de wegen van deze wereld zal vallen of op de stenen of tussen de doornen en het wilde struikgewas, zal het geen vrucht dragen. Onder de mensen die Ik met de weg vergeleek, moeten de eigenlijke wereldse mensen verstaan worden, zoals wij er vandaag een aantal bij onze waard gezien hebben. De wandelaars op de weg die het zaad vertrappen, zijn hun inspanningen voor de handel en de winst, en hun naar alle richtingen
Hoofdstuk 65: De leiding aan gene zijde van de mensen die vóór Jezus leefden. Het hemelrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Toen kwam DE WAARD bij ons en vertelde: 'De overste van de synagoge in Kapérnaum heeft mensen gestuurd voor de tiende van de vissen, maar omdat hij gehoord heeft dat ik een rijke vangst had en hem dat niet heb gemeld, moet ik hem nu als welverdiende straf de drievoudige tiende van de edelvissen geven. Het is maar goed dat hij niet weet dát ze op de avond van een sabbat gevangen zijn; als men hem dat verraden zou hebben, zou hij waarschijnlijk al mijn vissen afnemen! Jammer, dat de vroegere overste weggegaan is, -dat was een heel goede man; maar deze is voor ons een ware plaag en hij behandelt de mensen bijna alsof ze allemaal zijn eigen slaven zijn! O Heer, zou er aan dit kwaad niets te doen zijn?'
Hoofdstuk 66: De hebzuchtige overste van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Toen zei IK: 'Maak je daarover maar geen zorgen! Dit ondier woont op de diepste plaats van de zee en komt ongeveer iedere honderd jaar bij bijzonder grote stormen, die onder water hun oorsprong hebben, pas te voorschijn, iets wat op binnenzeeën een zeer zeldzaam verschijnsel is. Zo nu en dan, als deze ondieren honger hebben omdat zij op hun diepte te weinig voedsel vinden, komen zij wel aan de oever en roven daar schapen, lammeren en kalveren, ook ezelsveulens en varkens; mensen en grotere dieren grijpen ze echter slechts zelden of helemaal niet. Maar van nu af aan zal het nooit meer te voorschijn komen, want zijn tijd van leven is voorbij; daarom hoef je er ook niet bang voor te zijn. Stuur de overste echter pas over een paar dagen een edelvis, dan zal hij daarmee volkomen tevreden zijn. -Maar nu kan iedereen weer een vraag stellen als hem nog iets niet duidelijk is; want vanaf morgen zullen we hier een aantal dagen rust houden en weinig over geestelijke zaken spreken!'
Hoofdstuk 66: De hebzuchtige overste van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Omdat dus de dood en het graf de bitterste gedachten bij de mens oproepen, en omdat daarover nergens een goede verklaring te krijgen is, is het menig mens echt niet kwalijk te nemen dat hij zich, om deze duistere gedachten in zich te overstemmen, volledig overgeeft aan de roes van de wereld. Over dit belangrijke levensvraagstuk zou daarom de juiste uitleg uit Uw mond, o Heer, werkelijk heel noodzakelijk zijn! Want wat heeft de mens aan de meest wijze lessen, als hij in zijn innerlijke bewustzijn niet volledig duidelijk weet, wat het leven van de ziel na de dood is?! Men houdt zich wel aan de wetten en het onderricht, maar meer terwille van de uiterlijke, burgerlijke orde dan om daardoor het eeuwige leven op een bepaalde manier met zekerheid te verkrijgen.
Hoofdstuk 67: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) 'Dat mensen zoals jij het echter tot nu toe niet tot een bepaald bewustzijn over het voortleven van de ziel na de lichamelijke dood hebben kunnen brengen, daarvan heb Ik je de oorzaak reeds laten zien, en je zult die ook ingezien hebben; maar de vrees voor de lichamelijke dood ligt eigenlijk niet zozeer in het je niet bewust zijn van het leven van je ziel na het afvallen van je lichaam, dan veeleer in je liefde voor de wereld en in je eigenliefde. Door deze beide soorten liefde wordt je ziel steeds verder met haar vlees vermengd, en het gevolg daarvan is dat zij zich juist daardoor het gevoel van sterven, vergaan en eindigen steeds meer eigen maakt en ten prooi valt aan allerlei angst en vrees.
Hoofdstuk 68: De oorzaak van de vrees voor de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Kijk, de oervaders van de mensen van deze aarde hadden geen angst voor de lichamelijke dood, maar vaak slechts een verlangen om bevrijd te worden van het gebrekkig geworden lichaam! Zij werden door hun voor God welgevallige levenswandel van tijd tot tijd helderziende zodat zij in het hiernamaals konden zien en daardoor kregen zij een duidelijk en waarachtig bewustzijn over het leven van de ziel na het scheiden van het lichaam.
Hoofdstuk 68: De oorzaak van de vrees voor de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Maar in deze tijd is toch bijna ieder geloof aan God bij de mensen uitgeblust! Waar zou bij de mensen het heldere bewustzijn van het leven der ziel na de lichamelijke dood nog vandaan moeten komen?!
Hoofdstuk 68: De oorzaak van de vrees voor de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379  ...