Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 366 van 728

...  354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379  ...
[9] God was, voordat de inkleding in het vlees als Jezus plaatsvond, onpersoonlijk. * (* Voor Zijn menswording in Jezus woonde God in een ontoegankelijk licht en was voor geen enkel geschapen wezen zichtbaar. Zelfs de meest reine engelgeesten konden de Godheid nooit anders zien dan als een zon (Die geistige Sonne, dee12/13:7). In Zichzelf en op Zichzelf is God echter van eeuwigheid af aan een mens (Het grote Johannes evangelie, deel 6/88:3) naar wiens evenbeeld de mens door Hem geschapen werd. (Genesis 1 :27. De Huishouding van God, deel 2/139:20 en 138:26. Aarde en maan 54:9. Het grote Johannes evangelie, deel 1/1:13-16; 2/144:4; 4/88:7; 5/70:3; 6/135:1 en 230:6; 7/121:3 en 219:11; 8/24:6; 9/58:7)) Daarom kon ook niemand Hem aanschouwen, maar alleen Zijn Wezen voelen, dat zich natuurlijk alleen maar als Licht merkbaar kon maken, omdat God in Zichzelf puur licht is, dat zijn stralen uitzendt. Maar waar licht is, is het overal; het doorstroomt alles en wekt alles tot leven. De onpersoonlijkheid van God veronderstelt echter niet één punt van uitstraling, zoals vanuit een zon, maar een zee van licht, waarin geen concentratie is. Diegenen die geestelijk tot het goddelijke Wezen doordrongen, konden het goddelijke Wezen dus ook niet anders gewaarworden dan als een leven in het licht, het zweven en rusten in het licht, het wensloze één worden met het licht. Toen nu de mens Jezus de personificatie van God werd, was het ervaren van de Godheid voor degene die Haar naderde, heel anders -eenvoudig het naderen van de ene mens tot de andere. Derhalve hebben de oude zieners gelijk; maar de nieuwere, die na Mij leefden, hebben eveneens gelijk.
Hoofdstuk 75: Over de dood van de Heer - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[21] De openbaring aan het Meer van Galilea echter had tot doel Petrus, die onuitsprekelijk leed onder het besef dat hij Mij had verloochend, weer op te richten en te sterken. Daarom werd hem de proef opgelegd waarbij hij zijn geloof in daden om kon zetten. Toen de leerlingen in het schip waren, Mij herkenden en die herkenning tegen Petrus uitten, sprong hij onmiddellijk in het meer om de weg naar Mij te verkorten. Dat geloof reinigde hem van de nog aanklevende slakken; want iedereen die Mij heeft herkend, moet door de kolkende zee de kortste weg naar Mij zoeken. (Joh. 21:1-19)
Hoofdstuk 76: De opstanding en hemelvaart van Jezus - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[2] Er ontbreekt hier evenwel nog een groot deel, namelijk dat wat zich in de geestelijke wereld afspeelde. - Om dat te begrijpen is de wereld nog veel te onrijp, en ook de enkelen die in Mijn directe Woord geloven, kunnen het nog niet in zich opnemen. Er zal echter een tijd komen, en die is niet al te ver weg, .waarin de mensen tot een meer zuiver geestelijk aanvoelen terugkeren. Dan is de tijd aangebroken ook dit te openbaren en dat zal dan ook gebeuren.
Hoofdstuk 77: Slotwoord - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[2] Wie het voor ons liggende werk met een deemoedig en dankbaar gelovig hart zal lezen, zal daardoor deelhebben aan velerlei genade en zegen en hij zal in het werk de échte Schrijver niet miskennen. De puur intellectuele kaste is het echter toch alom het even of zij Daniël, Sir Walter Scott, Rousseau of Hegel leest; Want het wereldse verstand vat alles profaan op en beschouwt een van boven komende hoogstaande mededeling als een ongefundeerde hersenschim van ongeletterde, maar van nature fantasierijke mensen, die zich door hun misleidingen willen laten gelden en iets willen bereiken wat zij langs de zuiver verstandelijke weg niet kunnen bereiken, omdat die hen volstrekt ontbreekt!
Hoofdstuk 0: Voorwoord door de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Ten tweede echter zullen degenen die vanuit het juiste gevoel dit geschrift lezen, toch wel tot een voldoende diepte van de betere wereldbeschouwing komen zonder de bijdrage van de geleerden, die langs de weg van hun ijdele toetsingen van het verstand zeker nooit tot die juiste diepte van de alomvattende wereld - en wereldenbeschouwing zullen geraken, zoals die alleen maar voor de oprechte lezer in het voor ons liggende werk te zien is. Om maar niet te denken aan andere en latere werken, waarin om zo te zeggen de zon met al haar planeten -, zonnen - en centraalzonnensystemen uit materieel, maar hoofdzakelijk uit geestelijk oogpunt, voldoende begrijpelijk en uitvoerig uiteengezet en onthuld zullen worden.
Hoofdstuk 0: Voorwoord door de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Zeg tegen degenen die Mij zoeken: Ik ben de ware Overal en Nergens. Ik ben overal waar men Mij liefheeft en zich aan Mijn geboden houdt, - nergens echter waar men Mij slechts aanbidt en vereert. Is de liefde dan niet meer dan het gebed, en het zich houden aan de geboden niet meer dan de verering?! Waarlijk, waarlijk, Ik zeg je: wie Mij liefheeft en (15 maart 1840, na 6 uur 's morgens) Mij in de geest aanbidt en wie zich aan Mijn geboden houdt, die is het die Mij naar waarheid vereert! Alleen iemand die Mij liefheeft kan zich aan Mijn geboden houden; maar wie Mij liefheeft, heeft geen ander gebod meer dan dat hij Mij en Mijn levende woord, dat het ware eeuwige leven is, liefheeft.
Hoofdstuk 1: Een vermaning van de hemelse Vader aan Zijn kinderen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Degenen die de heilige schrift bezitten en deze niet lezen, lijken op een dorstige bij een bron van zuiver water, waarvan zij echter niet willen drinken uit een zekere geestelijke watervrees zoals bij dolle honden, die in plaats van hun snuit in het water te steken en te genezen, in de hardste stenen bijten om hun brandende dorst te stillen. Maar meestal willen zij dat zuivere water niet drinken uit een zekere trage lauwheid, en laten zich ter stilling van hun dorst daarom liever door bepaalde luie knechten stinkend slijk uit de dichtstbijzijnde poel aanreiken, waardoor zij dan allemaal op gruwelijke wijze omkomen.
Hoofdstuk 1: Een vermaning van de hemelse Vader aan Zijn kinderen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Wat verstaan zulke lezers dan onder eenvoud? Ik ben de mening toegedaan, dat een geschrift dat zo geschreven is, dat zelfs kinderen, als ze slechts enige vaardigheid in het lezen hebben en in staat zijn aan iets meer dan aan het abc en de tafel van één te denken het heel goed zouden kunnen begrijpen, toch met recht geen gebrek moet hebben aan een zekere eenvoud, ondanks de voor het beperkte menselijke inzicht heel noodzakelijke mysterieuze volheid en diepte waarmee het is geschreven. De eenvoud van een geschrift wordt echter nooit bepaald door beeldspraak en taal, maar enkel en alleen door het gemakkelijke begrip van een toch zo eenvoudig hart en door het moeiteloos de weg vinden in zo'n geschrift; maar al het overige - zoals: een oude onbeholpen taal en vele duizenden jaren oude gelijkenissen - is net zo min eenvoudig als het wereldse verstand van de wereldse wijzen. Maar wat over de vereiste rust, het beleid en de vereiste diepgang van de gehele wereldbeschouwing opgemerkt is, is allemaal in het voor ons liggende werk des te meer voorhanden naarmate het kritische wereldse verstand dat meent te missen; want dat wat rust geeft aan het hart, moet toch zelf rust in overvloed hebben. Aan het verstand kan het weliswaar geen rust geven, omdat dat niet in staat is om rust op te nemen en vandaar in een geschrift evenmin enige rust kan vinden als een rivier, zolang die nog niet de diepste diepte van de zee bereikt heeft. Als het verstand van de wereldse wijzen zich echter verdeemoedigt en van zijn vermeende hoogte tot in het zo eenvoudige levenskamertje in zijn hart zou kunnen afdalen, zou hij vanuit deze rust ook in het voor ons liggende boek de gemiste rust en een grote omzichtigheid, juist in deze rust, vinden. Maar zolang het verstand als een weerhaan op de torenspits van wereldse wijsheid voortdurend door allerlei winden van twijfel naar alle richtingen heen en weer gedraaid wordt, kan het waarschijnlijk nergens de rust vinden die het vanuit zichzelf niet heeft en ook niet de aangeleerde omzichtigheid die het op zijn winderige hoogte geniet.
Hoofdstuk 0: Voorwoord door de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] De oprechte lezers van dit werk kunnen met het volste recht zeggen: 'Wij eenvoudige en met een zwak verstand toegeruste mensen, die God liefhebben, hoewel we buiten de universiteit van God in ons hart nooit een andere hebben bezocht, noch te Parijs, noch te Jena of Göttingen, willen echter met al je hooggeroemde wereldse wijsheid niet ruilen; want ons nadrukkelijke schouwen in de diepte van de grote scheppingen van onze heilige Vader is ons liever dan jullie duizend jaar lange vorsen met geblinddoekte ogen. Hoe ver je verrekijkers en je wiskundige stelsels reiken, kunnen wij van jullie kalender aflezen en jullie wegen zijn ons niet vreemd; maar om te meten hoe ver het heldere zien van ons in God rustende hart reikt, zouden jullie verrekijkers en wiskundige stelsels zeker aanzienlijk te kort schieten en te weinig wiskundig zijn!'
Hoofdstuk 0: Voorwoord door de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Zeg echter tegen de minnaars en minnaressen: wie de weg van het vlees bewandelt, die wandelt met de dood en zijn begeerte zal spoedig in voedsel voor de wormen veranderd worden. Slechts wie in de geest wandelt, komt tot het licht, de oerbron van al het leven; zijn aandeel zal eeuwig bestaan en zich vermeerderen.
Hoofdstuk 1: Een vermaning van de hemelse Vader aan Zijn kinderen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Voor jou, die dit slechts hebt neergeschreven, geldt dit in de eerste plaats, daarna echter voor alle overigen. Amen. Dit zegt de Eerste en de Laatste. Amen.
Hoofdstuk 1: Een vermaning van de hemelse Vader aan Zijn kinderen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Zo sprak de Heer tot mij en in mij voor iedereen, en dat is waar, getrouw en gewis: Jij bent de Lot van Sodom; zie echter toe, dat jij niet verstikt in ontucht en het erfdeel van de hoer jouw deel wordt; want jij bent als geen één die voor je was en na je zal zijn. Jij bent als mens geheel in het vlees en zijn begeerte en bent als geest geheel vrij met open ogen en open oren. Je lichaam besmeur je met drek en over je geest worden stromen licht uitgegoten; je lichaam eet met de zwijnen, terwijl je geest door duizend engelen omgeven is. Je aardse hart heb je opgevuld met mest en drek en Ik heb voor Mijzelf in je geestelijke hart een woning ingericht. Jij amuseert je met hoeren, terwijl Ik met jou van broeder tot broeder spreek; jij stinkt als een moeras en je geest ademt de heerlijkste hemelse geuren; jij bent een monster en de stralen van je ogen overtreffen de glans der zonnen. Daarom, reinig je vlees en word één met Mij, opdat Ik één met jou zal worden!
Hoofdstuk 2: De geboden van de Heer aan de mensen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Zeg tegen Mijn vrienden en vriendinnen: zij moeten Mijn dienaren en knechten niet méér liefhebben dan Mij! Hun heil moeten zij niet zozeer in hun, dan wel geheel in Mijn handen leggen en zich helemaal aan Mij toevertrouwen. Want de dienaar moet gestreng handelen volgens de geboden, wil hij niet onwaardig worden bevonden; alleen de gever van de wet staat er boven en kan wie hij wil ook boven de wet stellen. Zolang zij echter het juk torsen, worden zij geoordeeld; maar wie tot Mij komt kan Ik van het oordeel vrijstellen.
Hoofdstuk 2: De geboden van de Heer aan de mensen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Indien iemand de werken van de ware boete uitgevoerd heeft, laat die bij Mij komen, opdat Ik hem opneem als een verloren zoon en hem in Mijn kracht behoud. Want de knecht kan raad geven, Ik kan echter handelen; de dienaar kan onderrichten, maar de verlossing is alleen aan Mij; de knecht kan bidden, slechts Ik alleen kan zegenen. Mijn dienaar moet juist oordelen; maar het recht van de genade heeft de Heer alleen. Daarom moeten zij naast de dienaren en knechten, de Heer niet vergeten!
Hoofdstuk 2: De geboden van de Heer aan de mensen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Dus let op: de liefde woont alleen in de Vader en heet de Zoon. Wie deze versmaadt zal in de handen vallen van de machtige Godheid en zal voor eeuwig van zijn vrijheid worden beroofd en de dood zal zijn deel zijn; want de Godheid woont ook in de hel, maar de Vader woont alleen in de hemel. God berecht alles naar Zijn macht; maar de genade en het eeuwige leven berusten slechts bij de Vader en heten de Zoon. De Godheid doodt alles; maar de Zoon ofwel de liefde in Mij heeft leven, geeft leven en maakt levend.
Hoofdstuk 3: De Heer als Vader van Zijn kinderen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379  ...