Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 367 van 1112

...  355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380  ...
[3] Als je God vanuit dat gezichtspunt beschouwt, vergis je je heel erg; want God is de Schepper van alle dingen en wezens, en geen ongekend trotse keizer die op een gouden troon zittend al zijn onderdanen alleen maar ziet als weerzinwekkende, verachtelijke wormen en ieder met de dood bedreigt die het zou wagen zich zonder vooraf gevraagde en ontvangen toestemming de troon van de keizer te naderen.
Hoofdstuk 141: Gods welwillende liefde voor de mensen. De plaats van de mens ten opzichte van God. De ware deemoed Het ware aanbidden van God. Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Maar God is van eeuwigheid een volkomen meester zowel in het grootste alsook in het kleinste, Hij is nooit een knoeier en stumper geweest en hoeft Zich dus niet voor Zijn werken te schamen. De mens is het volmaaktste van de talloos vele en oneindig verschillende schepselen, het hoogtepunt van de goddelijke liefde en wijsheid, en voorbestemd om zelf een God te worden. Waarom zou God Zich dan schamen voor Zijn meest voortreffelijke werk en het onwaardig vinden om dat te naderen?!
Hoofdstuk 141: Gods welwillende liefde voor de mensen. De plaats van de mens ten opzichte van God. De ware deemoed Het ware aanbidden van God. Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Als iemand zich ervan bewust is dat hij gezondigd heeft, moet hij tot een vergelijk komen met degene tegen wie hij gezondigd heeft, en in het vervolg niet weer zondigen, dan zullen zijn zonden hem ook vergeven worden; maar door op een bepaalde manier te bidden, zich te kastijden en te vasten worden aan niemand de zonden kwijtgescholden, zolang hij zelf niet ophoudt te zondigen.
Hoofdstuk 141: Gods welwillende liefde voor de mensen. De plaats van de mens ten opzichte van God. De ware deemoed Het ware aanbidden van God. Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Kijk, de mensen hebben al sinds oeroude tijden bepaalde instrumenten gemaakt, die tonen kunnen voortbrengen, -zoals bij ons de harp, de fluit (schalmei) , de bazuin en de cimbaal, bij de Grieken de lyra, de fluit en de eolusharp! Als deze en nog andere van zulke geluidsinstrumenten goed en zuiver gestemd zijn, geven zij ook bij het gebruik een zuivere melodie en bovendien een zeer welluidende harmonie; als deze instrumenten echter ontstemd zijn, dat wil zeggen, als de tonen zich onderling niet goed tot elkaar verhouden, dan kan men er geen melodie op voortbrengen en nog minder een zuivere harmonie bereiken.
Hoofdstuk 142: Vorm en geest van de schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Daarom wendde hij zich tot Mij en zei (Nikodemus): 'Heer en Meester, U kunt in mijn hart zien en weet hoe ontzettend graag ik erbij zou zijn en alles zou willen zien en horen! Als U nu de heuvel op gaat, die ook nog mijn eigendom is - dat wil zeggen, zolang ik leef , dan zou ik graag meegaan; maar nu moet ik vanwege die twee aangekondigde Farizeeën thuis blijven en lijd ik voor mijn ziel een groot verlies. Heer, wat kan ik daar nu aan doen? Aan de ene kant vind ik het wel goed dat U Zich onttrekt aan het zicht van die zwartjassen (Farizeeën) , maar dat ook mijn ogen U daardoor niet meer kunnen zien en mijn oren U niet meer kunnen horen tot heil van mijn ziel, dat bevalt mij helemaal niet!
Hoofdstuk 143: Op de heuvel bij Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Kijk, M 'n beste vriend, zulke ideeën over God, die puur van de uiterlijke wereld afkomstig zijn, moet je laten varen! Ze zijn ten eerste verkeerd, en ten tweede helpen zij je niet om steeds dichter bij God te komen, maar zulke verkeerde ideeën zouden je alleen maar steeds verder van God verwijderen, en mettertijd zelfs zo dat je van pure verkeerde eerbied Hem helemaal niet meer zou durven liefhebben, - zoals er nu in groten getale mensen en volkeren op aarde zijn, die, terwijl ze zelf toch zichtbare werken van de goddelijke liefde en wijsheid zijn, het volkomen verkeerde geloof en ook de even verkeerde mening hebben, dat God zo eindeloos boven Zijn schepselen verheven is, dat alleen maar een allerhoogste priester Hem op bepaalde tijden met bepaalde gebeden tijdens de schitterendste en luisterrijkste ceremoniën mag naderen. En na zo'n toenadering houdt de opperpriester zich voor zo oneindig verheven en geheiligd, dat niet eens een onderpriester, laat staan een ander, ongewijd mens -in zijn nabijheid mag komen, daar men van mening is dat niets onheiligs de hoogste heiligheid van God mag en kan naderen, omdat daardoor de hoogste heiligheid van God ontheiligd zou worden, -wat men voor de arme en blinde mensen als een zonde heeft aangemerkt, die zo groot is, dat die met de vuurdood bestraft moet worden. O wat een vrijwillige en meer dan domme blindheid van de mensen!
Hoofdstuk 141: Gods welwillende liefde voor de mensen. De plaats van de mens ten opzichte van God. De ware deemoed Het ware aanbidden van God. Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Zie nu eens! Ik alleen ben de Heer van eeuwigheid, - hoe ben Ik dan nu temidden van jullie? Kijk, Ik noem jullie kinderen, vrienden en broeders, en wat jullie voor Mij zijn, daartoe is ieder mens bestemd en daarbij is niemand meer of minder dan de ander! Want ieder mens is Mijn voleindigde werk, dat zich als zodanig ook moet leren kennen en naar waarde schatten, maar zich niet helemaal moet miskennen en minder achten dan wat voor gedrocht dan ook; want wie zichzelf, een duidelijk te herkennen werk van Mij, veracht, veracht noodzakelijkerwijs immers ook Mij, de Meester. En waarvoor zou dat goed zijn?
Hoofdstuk 141: Gods welwillende liefde voor de mensen. De plaats van de mens ten opzichte van God. De ware deemoed Het ware aanbidden van God. Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Vrienden, de deemoed in het hart van de mens is een van de noodzakelijkste deugden, waardoor men het eerst tot het innerlijke levenslicht kan komen! Maar die deugd bestaat eigenlijk alleen uit de ware liefde tot God en de naaste. Zij is het zachte geduld van het hart, waardoor de mens zijn voortreffelijkheid wel beseft, maar zich nooit heerszuchtig verheft boven zijn broeders die nog veel zwakker zijn, maar hen juist met des te meer liefde omvat en tracht, hen tot de eigen bewuste hogere volmaaktheid te verheffen door lering, raad en daad. Daaruit bestaat de enige; eigenlijke, waarachtige deemoed; die bestaat echter nooit uit het verachten van zichzelf.
Hoofdstuk 141: Gods welwillende liefde voor de mensen. De plaats van de mens ten opzichte van God. De ware deemoed Het ware aanbidden van God. Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Stel je nu de menselijke ziel eens voor! Als die in de goede en ware verhouding tot haar lichaam staat, bevindt zij zich ook in de juiste levensharmonie, en die harmonie geeft aan de ziel haar schoonheid, die natuurlijk pas volledig zichtbaar wordt, wanneer de ziel zich buiten het lichaam in Mijn rijk zal bevinden. Wie echter reeds in het lichaam op deze wereld zijn aandacht richt op goede en daarnaast ook op slechte mensen, zal al gauw gewaar worden dat een goed mens ook altijd uiterlijk een lieflijke en vriendelijke vorm laat zien, terwijl een slecht mens al van verre aan iemand die hem ontmoet iets afstotends, onvriendelijks en dus ook iets lelijks laat zien, dat hij niet gemakkelijk kan verbergen. De oorzaak daarvan ligt in de innerlijke zieleharmonie of bij slechte mensen - disharmonie.
Hoofdstuk 142: Vorm en geest van de schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] De heuvel was in totaal slechts ongeveer dertig manshoogten hoger dan het gehucht Emmaüs en had bovenop een grote, open plek, die rijkelijk met gras begroeid en in noordelijke richting enigszins bebost was. Vrijwel in het midden van de open ruimte bovenop de heuvel verhieven zich enkele rotsblokken boven de grasbodem, die één tot twee manslengten hoog en van alle kanten goed te beklimmen waren. Bovenop deze rotspartij had Nikodemus een naar de smaak van die tijd en die plaats heel sierlijke, ruime hut laten bouwen, van waaruit men net als op de Olijfberg een heel mooi vergezicht had.
Hoofdstuk 143: Op de heuvel bij Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Ik betrok weldra met sommigen van Mijn leerlingen de genoemde hut, die naar alle kanten vrij uitzicht gaf; alle anderen legerden zich om de rotspartij en letten goed op alles wat er eventueel zou of kon gebeuren, of wat Ik eventueel zou doen of zeggen.
Hoofdstuk 143: Op de heuvel bij Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Toen keken de beide Farizeeën naar de hut die bovenop de rotsformatie gebouwd was, en vroegen Nikodemus wie zich dan wel in de hut bevond.
Hoofdstuk 144: Farizeeën bezoeken Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Na dit antwoord vroegen de Farizeeën niet meer wie er zich in de hut bevond. Maar zij richtten zich nu tot de leider van de zeven mannen uit Opper-Egypte en vroegen hem of hij inderdaad dezelfde man was, over wie de beide Romeinen hun gisteren zulke wonderlijke en nauwelijks te geloven dingen verteld hadden.
Hoofdstuk 144: Farizeeën bezoeken Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Kijk, in Galilea, dat ook van de joden is en onder Jeruzalem staat, is een profeet opgestaan, die allerlei tekenen doet en een nieuwe leer verkondigt tegen de tempel en tegen ons! Hij verleidt het volk en zet het tegen ons op. Wij weten zelfs dat hij zich uitgeeft voor een zoon van God, zich laat prijzen als de beloofde Messias en ons, die zich aan de oude leer van Mozes houden, overal vijandig bejegent. Wij weten maar al te goed dat hij de zoon van een oude timmerman is, die net als zijn vrouw een gewoon natuurlijk mens was. Omdat de genoemde profeet ons echter overal achtervolgt, is het hopelijk ook juist dat wij hem achtervolgen en proberen hem op te sporen.
Hoofdstuk 144: Farizeeën bezoeken Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Wij zijn echter door enkele boodschappers, die wij hadden uitgezonden, nog in de afgelopen nacht te weten gekomen dat hij met al zijn volgelingen nog in de omgeving van Jeruzalem rondtrekt en het volk tegen ons opzet, wat ons bepaald niet onverschillig kan laten. Men verzekerde ons dat Nikodemus, onze ambtsgenoot, wel wist waar hij zich ophield, en dat is de reden waarom wij gekomen zijn om daarover met Nikodemus te spreken en met hem te overleggen hoe de zaak in elkaar zit en wat er van rechtswege aan gedaan kan worden. Kijk, dat is de belangrijke reden waarom wij gekomen zijn!'
Hoofdstuk 144: Farizeeën bezoeken Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380  ...