17481 resultaten - Pagina 368 van 1166
... 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 ...
[3] Zorg er daarom voor, dat jullie van degenen die het evangelie zullen aannemen alleen maar het noodzakelijkste voor je levensonderhoud accepteert! Want als luiaards zouden zien dat de prediking en een teken jullie veel geld opbrengen, zouden ze er zeker alles voor over hebben o m jullie te verdringen. Daarom zal men echte van valse profeten het snelst kunnen onderscheiden door hun gedrag. Want echte profeten zullen altijd even arm als Ik rondtrekken, en van hun gemeenten alleen maar aannemen wat zij nodig hebben om te leven; valse profeten zullen zich echter gedragen zoals de Farizeeën nu -en in veelopzichten nog veel erger -en zich voor alles wat zij zogenaamd in Mijn naam voor de gemeenten doen, heel duur laten betalen, en alle mensen zullen gestraft worden als zij hen niet voor heilige dienaren van God aanzien, en geloven dat God alleen maar hun gebeden verhoort en in hun offers groot welgevallen heeft. Maar terwijl er nu voor alle joden slechts deze ene tempel is, zullen de antichristenen talloze prachtige tempels bouwen en daarin voor de mensen hun toverkunsten en hun offers verrichten, en slechte toespraken houden, die henzelf ten goede komen. Bidden zullen zij in vreemde talen, om het volk te laten geloven dat hun taal het zuiverst en dus ook God het meest welgevallig is.Hoofdstuk 179: De antichrist - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] IK zei: 'Staat er niet geschreven: 'Zie., het volk eert Mij met de lippen, maar zijn hart is verre van Mij'? Hoe kan een gebed waarvoor iemand betaald heeft, hem nu helpen? Hij, de gelovige, durft niet tot God te bidden, en de betaalde priester bidt niet tot God en kan dat zelfs duidelijk niet, omdat hij zelf niet in een God gelooft. Want als hij in een God geloofde, zou hij zich voor zijn gebeden niet laten betalen, maar tegen de gebedsbetaler zeggen: 'leder mens - ook al zou hij zoveel zonden hebben als er gras op aarde en zand in de zee is - kan berouwvol en deemoedig tot God bidden, en God zal zijn gebed verhoren. De naastenliefde die God mij voorschrijft, legt mij al zonder meer de plicht op alle mensen in mijn gebeden te gedenken, ga jij dus maar zelf tot God bidden, want dat alleen kan en zal je helpen; want een betaald gebed is een gruwel voor God!'
Hoofdstuk 180: Over de juiste zegen en het juiste gebed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Jeruzalem, als hoofdstad van dit land moest dan toch wel het eerst alles over deze zaak weten! Daarom komen we ook juist hierheen. Maar ook hier is álles stil! Onze prettige gids die we vandaag alleen aangenomen hebben om ons de stad te laten zien, heeft ons weliswaar nog het meest verteld, maar voor zo'n buitengewone zaak kunnen we dat beslist niet voldoende vinden. Daarom heb ik me nu voor deze aangelegenheid tot u gericht om te vragen of u ons meer daarover kunt vertellen. Zeg me eens! Bestaat er in Judea zo'n man, en wat doet hij? Wat vindt u van hem?'
Hoofdstuk 183: De Romein vraagt de waard en Lazarus naar de wonderman Jezus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] LAZARUS zei: 'Dat zou erg lichtzinnig van u zijn! Want als ik en mijn waard hebzuchtig zouden zijn, zou het niet zo moeilijk zijn iemand over te halen om tegen goede betaling zich aan u voor te doen als de grote man; en als u hem zoudt vragen of hij. de grote wonderman was, zou hij u dan ook een heel goed en waar klinkend antwoord kunnen geven, -want ook daarvoor zouden wij al van tevoren kunnen zorgen. Kijk, dat zou van u dus niet slim zijn en van ons slecht! U zult hem wel uit u zelf herkennen, zonder dat wij om uw klinkende beloning te verdienen u zouden moeten zeggen: Kijk, die of die is het!'
Hoofdstuk 184: Lazarus vertelt de Romeinen over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Toen stond Ik op van Mijn stoel, ging naar de al helemaal verstijfd op de grond liggende jonge vrouw, strekte Mijn handen over haar uit en bedreigde de zeven kwade geesten in haar .
Hoofdstuk 185: De genezing van de bezeten jonge vrouw Maria Magdalena - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] En DE JONGE VROUW stond op en was vrolijk, fris en gezond alsof haar nooit iets gemankeerd had. Maar toen zij Mij naast zich zag en men haar verteld had dat Ik haar geholpen had, keek zij Mij strak aan en zei: 'Ach, dat is toch die geweldige man voor wie mijn hart al sinds een jaar steeds sneller klopte! En juist hij, die ik oneindig liefhad en nog liefheb sinds ik hem slechts eenmaal in het voorbijgaan gezien heb, kwam me nu te hulp! O vriend, u had mij maar beter kunnen laten sterven in plaats van u nu tot groot verdriet van mijn hart te moeten weerzien, zonder ooit hoop te hebben ook door u bemind te worden! Want u bent een zuiver mens en ik ben een verdorven hoer!'
Hoofdstuk 185: De genezing van de bezeten jonge vrouw Maria Magdalena - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] We zijn nu al enige.dagen hier in deze stad en hebben ons vannacht met de slechtste herberg moeten behelpen, en de goede goden hebben ons vandaag iets beters toegedacht. Dat wij gisteren alleen al door het zoeken van onderdak geen tijd hadden voor datgene waarvoor wij eigenlijk uit Rome hier naartoe gereisd zijn, is niet moeilijk te begrijpen; maar nu hebben we dan een echt onderdak, en daarom is het naar mijn mening nu ook al wel tijd om aan datgene te gaan denken waarvoor wij de lange en gevaarlijke reis ondernomen hebben. Want de reis van Rome hierheen is echt geen kleinigheid! Onze lieve gids, die ons de weg naar deze goede herberg gewezen heeft, zal morgen misschien ook in dit opzicht inlichtingen kunnen geven, -of misschien ook wel onze waard; maar hem moeten wij eerst nog wat beter leren kennen, omdat dat bij de joden wat moeilijk schijnt te liggen, die hebben het - onder ons gezegd - altijd achter de ellebogen.
Hoofdstuk 181: De aankomst van de Romeinse vreemdelingen in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] LAZARUS zei toen: 'Daar hoeven de Romeinen bij Hem beslist nooit of te nimmer bang voor te zijn; want ten eerste is Hij een groot vriend van de Romeinen, en ten tweede moet de voorspelling van de oude profeten zo opgevat worden dat Hij in de verste verte niet van plan is om als Messias, die nu naar waarheid volgens de oude profetieën gekomen is, een aards rijk op deze aarde te vestigen, maar om een geestelijk rijk van liefde en ware wijsheid van God te vestigen voor alle mensen van de aarde die Zijn leer over God, over Zijn hemelrijk en het eeuwige leven van de ziel na de lichamelijke dood aannemen en volgens Zijn bekendgemaakte wil zullen leven en werken. Kijk, dat is Zijn zuivere en ware bedoeling; maar van een verdrijving van de Romeinen uit dit land is bij Hem al heel zeker nooit sprake!
Hoofdstuk 184: Lazarus vertelt de Romeinen over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Daarop viel zij aan Mijn voeten neer, omklemde deze knielend en maakte ze nat met tranen van liefde en berouw.
Hoofdstuk 185: De genezing van de bezeten jonge vrouw Maria Magdalena - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Toen kwamen een paar leerlingen naar voren, wilden haar van Mijn voeten wegtrekken, en zeiden tegen haar dat zoiets hier niet te pas kwam.
Hoofdstuk 185: De genezing van de bezeten jonge vrouw Maria Magdalena - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Maar IK zei tegen de leerlingen: 'Wat gaat jullie dat aan?! Ben Ik dan niet Heer over Mijzelf en nu ook over haar? Als het Mij teveel wordt, zal Ik wel tegen haar zeggen wat wel of niet te pas komt! Ik zeg jullie: Deze jonge vrouw heeft veel gezondigd, -maar zij houdt ook meer van Mij dan jullie allemaal bij elkaar; daarom zal haar ook veel vergeven worden. En verder zeg Ik jullie nog, dat overal waar Mijn evangelie gepredikt wordt ook over dit voorval en deze jonge vrouw gesproken zal worden.'
Hoofdstuk 185: De genezing van de bezeten jonge vrouw Maria Magdalena - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Maar nu begon DE ROMEIN Mij ook wat nauwkeuriger te bekijken, en hij zei tegen Mij: 'Vriend, vergeef mij dat mijn hart mij dwingt u nu ook met een belangrijke vraag lastig te vallen! Mijn eerdere navorsingen naar die bijzondere man uit dit land zullen u niet ontgaan zijn. U heeft nu deze jonge vrouw zo wonderbaarlijk genezen als ik nog nooit eerder heb meegemaakt. U genas haar alleen door de kracht van Uw wil. Zou het kunnen zijn dat u uiteindelijk die bijzondere man, die ware godmens bent, waarover men helemaal in Rome spreekt?! En mocht u het misschien niet zijn, dan zult u zeker van hem afweten. Als dat zo is, breng ons dan bij hem, en wat ik aan schatten bij mij heb is van u!'
Hoofdstuk 186: De Romeinen en de jonge vrouw eren de heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] DE ROMEIN, die helemaal in de wolken was over Mijn mededeling, zei: '0 vriend, als U het bent, dan heb ik met al mijn reisgenoten mijn heil gevonden; want ik wil Uw onderricht ze]f meemaken en Uw grote macht en heerlijkheid zien. Maar wij zullen U morgen pas verder lastigvallen; deze nacht willen we als oude, goede vrienden doorbrengen.
Hoofdstuk 186: De Romeinen en de jonge vrouw eren de heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Toen zei DE JONGE VROUW: 'Als ik wist dat ik Hem eer kon bewijzen door de wijn te drinken, zou ik alle zakken van heel Palestina leeg willen drinken en dan voor Hem sterven; maar ik weet, dat ik door het drinken van wijn Zijn eer niet in het minst vergroot. Omdat Hij door alle machten van de hemel en van de natuur van deze aarde ten hoogste geëerd wordt, is naast die hoogste eer mijn eer zoveel als niets, en daarom drink ik nu de wijn ook niet; maar ik drink de wijn uit liefde voor Hem en ook voor u, goede mannen uit Rome! En laat daarom deze beker vol wijn zoveel betekenen als: Mijn hart is voor Hem alleen, en mijn achtingvoor u allen!'
Hoofdstuk 186: De Romeinen en de jonge vrouw eren de heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Daarna knielde zij neer, pakte de zoom van Mijn gewaad en kuste deze vele malen, maakte hem nat met haar tranen en kon die toen helemaal niet meer loslaten.
Hoofdstuk 186: De Romeinen en de jonge vrouw eren de heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)