Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5587 resultaten - Pagina 368 van 373

...  348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373
[23] Of meent ge, dat ik te aards gezind schrijf? Al gebruik ik een aardse tong, zo is toch het verstand, dat de tong doet spreken, Hemels. Over deze dingen zou ik, na mijn uiterlijke geboorte en alleen uit de kracht daarvan, niet kunnen spreken. Ik weet wel, dat deze zaak, betreffende de drie geboorten, niet door het hart van elkeen zal kunnen worden verstaan, vooral niet waar dat hart te aards gezind is en gegrendeld door de uiterlijke geboorte. Ik kan het echter niet anders doorgeven, want het is de waarheid en wanneer ik nu zuiver uit en naar de geest schrijf, zo ver­staat het aardse hart dit niet, omdat het te weinig op de geest is afgestemd.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[18] Welaan dan Lucifer, gij die de liefde had, hoe hebt ge u gedragen? Is uwe liefde ook zulk een oerbron? Wij zullen haar thans bezien en aan­schouwen, welke een lieflijke Engel gij geworden zijt. Merk nu op: Wanneer Lucifer zich niet te hoog had verheven en zich niet aangestoken had, zo zou zijn oerbron der liefde dezelfde zijn als de oerbron der liefde in God, want in hem was geen andere Salniter dan in God. Toen hij zich echter verhief teneinde met zijn geest over de Godheid te heersen, zo was het hart des lichts, welke de kern der liefde in het zoete water is, een grimmige bron des vuurs, waardoor in het ge­hele lichaam een sidderen en branden ontstond. Toen nu de ziele­geest geboren werd temidden van dit vuur, zo drong hij uit het lichaam vol boosaardigheid de natuur of de Salniter Gods binnen en verstoorde de liefde in de Salniter. Hij drong vol woede en vol venijn door alles heen en meende, dat hij alleen God was. En hij wilde over alles heersen. Hierdoor nu is de eeuwige vijandschap en de afkeer tussen God en Lucifer ontstaan; want de kracht Gods werkt zacht, lieflijk en vriendelijk, en de geesten van Lucifer zijn scherp, vol vuur en zeer snel.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Merk nu op: Op een dergelijke wijze nu bestond ook de bittere kwaliteit in Lucifer; en er was geen oorzaak aanwezig, dat Lucifer zich zou ver­heffen; ook geen drift, geen stuw. Hij volgde de trotse hoogmoed der zure, wrange kwaliteit alsof dit de Vader was en meende ook, dat hij over de ganse Godheid moest heersen en terwijl hij zich zondig verhief, ontstak hij zichzelven. Toen hij nu de geest hielp in het lichaam geboren worden, zo werd deze geest in deze gestalte een grimmige, stekende, woedende, verscheurende geest,. met de eigenschappen van het helse vuur; een grimmig en vijandig wezen. Toen nu deze geest in de anima­lische geest uit het hart van Lucifer en van zijne legioenen trachtte in de Godheid zijn wil te doen doordringen, zo was dit niet anders dan een verscheuren, verbreken, steken, moorden en gif-branden. Daarom zegt ook Christus in joh. 8 : 44: De duivel is een mensenmoor­der van den beginne en is in de waarheid niet staande gebleven. Lucifer meende evenwel, dat hij op deze wijze méér dan God was, en dat er niemand zo vol verschrikking zou kunnen heersen en regeren als hij. Alles zou voor hem moeten buigen en met zijn geest wilde hij over de ganse Godheid vol geweld heersen als een koning die macht heeft. Omdat hij de schoonste was, wilde hij ook de machtigste zijn. Hij zag en wist echter wel van het zachte en deemoedige in God Zijn Vader; hij wist óók wel, dat deze zachtmoedigheid van eeuwigheid af geweest was en dat hijzelf ook in goddelijke zachtmoedigheid zou moeten voort­brengen, zoals een geliefde en gehoorzame zoon. Dewijl hij echter nu zo schoon en heerlik geschapen was, als de koning der natuur, zo meende hij daarom tevens, daar hij in God en uit God geformeerd was, dat er niemand was, die over hem zou kunnen zegevieren of die hem zou kunnen veranderen. Hij wilde zelf de Heer zijn en met zijn scherpte in alles heersen en ook wilde hij, dat zijn lichaam de gestaltenis zou zijn, die men zou moeten vereren. Hij wilde zichzelf een nieuw koninkrijk oprichten, want alles zou hem moeten toebehoren. Hij wilde God zijn in plaats van God zelf. Hij werd in zijn hovaardigheid met duisternis en blindheid ge­slagen en maakte zichzelf tot een duivel. Deze moet hij ook zijn en eeuwig blijven. Hij erkende in God slechts de majesteit en niet het Woord. Hij verblindde zichzelf door de wrange duisternis, want hij wilde zich ver­heffen en in het vuur heersen, over het licht en over de zachtmoedigheid. Toen nu deze boze duivelse geesten in de Salniter Gods op roof uit­gingen, zo was daar niets dan een branden, steken, moorden, roven en een afschuw van alles, want het hart van God verlangde liefde en zacht­moedigheid, Lucifer wilde deze liefde en zachtmoedigheid met geweld in woede en boosheid doen verkeren. Daar was niets dan vijandschap en afkeer; hij ontstak met geweld de Salniter Gods, die van eeuwigheid af gerust had in Zijn zachtmoedigheid. Hier is van toepassing, wat geschreven staat in 2 Mozes 20 : 5 en 5 Mozes 5 : 9. God noemt zich een toornig en naijverig God, jegens hen, die Hem haten, d.w.z. jegens hen, die Zijn toorn en gramschap nog meer doen ontbranden met hun duivelse geesten, met vloeken, lasteren en velerlei grimmigheid, die in het harte woont; met hovaardij, gierigheid, nijd en toorn, dit alles, wat in u is, werpt ge op God, d.w.z. dit alles dicht ge toe aan de voortbrengselen der natuur. Daarom moet zij door het vuur op de proef gesteld worden en de geest ook, daar de boosheid in het vuur moet blijven. Wanneer ge uwe ogen opent en het wezen Gods aan­schouwt, zo steekt ge als met doornen in het wezen Gods, en ge ont­steekt de toorn Gods. Als de toon in uwe oren klinkt, en gij hem opvangt uit het wezen Gods, zo is het, alsof ge donderslagen hoorde. Bedenk, wat ge verricht met uw neus en uw mond, wanneer ge spreekt en de rede uit uw mond vloeit, als een zoon van alle zeven geesten, bedenk dan, of 't hiermee niet gesteld is als met Lucifer, die in de Salniter Gods woedde. Hierin is geen onderscheid. Daartegenover staat, dat God óók spreekt: Ik ben een barmhartig God en doe barmhartigheid jegens duizen­den dergenen, die mij liefhebben en mijn geboden onderhouden. 2 Mozes 2O : 6 en 5 Mozes 5 : 1O.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[25] Deze geest nu is vaak niet nodig bij de vorming van het lichaam, maar om onderscheid aan te geven; verschillen te doen uitkomen en beweging te veroorzaken, en in 't bijzonder om vreugde te verschaffen. Wanneer de zielegeest in het hart temidden der zeven Oergeesten geboren is, zodat de wil der zeven Oergeesten als 't ware belichaamd is, zo voert de toon hem wederom buiten het lichaam. Deze is als een wagen, waarop de geest zich heeft nedergezet en waarmede hij henen vaart. Hij volvoert dan datgene, wat in de raad der zeven geesten besloten is. Want de toon vaart door de zielegeest in de natuur Gods of in de Salniter van de zevende oergeest der goddelijke kracht, dewelke oorspronkelijk zijn moeder is. Deze tezamen veroorzaken de bepaalde vormen, ook weer het verschil.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] De vierde geest Gods is de hitte; zij wordt geboren tussen de bittere en de wrange eigenschap en in het zoete water opgevangen; daarbij wordt zij schijnend en lichtend en zij is de ware bronwel des levens. Want in het zoete water wordt zij geheel zacht; daardoor ontstaat de liefde; het is een lieflijk verwarmen en geen brandend vuur. Waar water is, is geen vuur, maar wel een lieflijk verwarmen en een zacht koesteren; wanneer echter het water verdroogt, komt het vuur te voorschijn, hetwelk brandt. Zo dacht ook Heer Lucifer. Zou hij zijn vuur ontsteken, zo zou hij vol ijver, met geweld heersen over de Goddelijke kracht. Hij dacht dat het vuur eeuwig zou branden en licht verspreiden. Hij had niet het plan, het licht uit te doven, maar wilde, dat het in het vuur zou blijven branden. Hij wilde het water doen opdrogen, en zodoende zou het licht in het brandende vuur blijven zweven. Hij wist echter niet, dat, wanneer hij het opgedroogde water zou ontsteken, dat de kern, de olie of het hart van het water ook versteend zou worden en er uit het licht duisternis en uit het water een onwelriekende geur zou te voorschijn komen. Want de olie, of het vet in het water wordt door de zachtmoedigheid en de weldadig­heid geboren en in datzelfde vette bestanddeel juist, wordt het licht schijnende; zo echter dat vet verbrand is, zo ontstaat er in het water een stank en het wordt bovendien geheel donker. Alzo ging het ook met de hovaardigheid van Lucifer. Een korte wijl zegevierde hij in zijn lichtglans; toen echter zijn licht uitdoofde, werd hij een zwarte duivel. Hij meende echter, dat hij eeuwig in het heldere licht van de goddelijke kracht kon heersen, als een verschrikkelijke God en hij worstelde met zijn vuurgeest, met de Salniter Gods, met de bedoeling het gehele gebied van zijn koninkrijk te ontsteken. Inderdaad heeft hij ook wat bereikt, want hij heeft de goddelijke krachten brandend gemaakt, hetgeen bewezen wordt door de zon en de sterren. Zo wordt ook dikwijls het Salnitervuur ontstoken in de elementen, zodat het er uitziet, alsof de ruimte, de diepte brandt, hetgeen ik ter plaatse bespreken wil. Hij trad terug uit de zachtmoedigheid en wilde slechts het vuur doen ontbranden; viel daardoor in de duisternis. De lezer moet het niet zo verstaan, dat de duivel Gods Licht ontstoken heeft, maar hij ontstak de natuurgestalten, waaruit het licht te voorschijn treedt. Want hij heeft het licht niet in zich opgenomen, evenmin als -het vuur het licht in zich opneemt. Hij is in het vuur gegaan en werd in de duisternis uitgedreven en hij heeft, buiten zijn wezen, zijn verschijnings­vorm, noch licht, noch vuur. Lucifer mag niet zeggen, dat God de helse eigenschappen heeft voortgebracht, opdat hij tot boosheid zou vervallen, neen, hij heeft dat zelf gedaan; bovendien heeft hij de godheid beledigd en hij heeft van de krachten Gods helse krachten gemaakt, waarin hij voor eeuwig woning gemaakt heeft. Want toen hij en al zijn Engelen de oergeest van het vuur in zich deden ontbranden, zo brandde het vet in het zoete water en er ontstond een branden, steken, verscheuren en woeden. Daardoor ontstond een angel des doods, want door de hitte werd de bittere kwaliteit zo brandend, stekend en boos, als ware het gehele lichaam louter vuur geworden; temidden van de wrange, zure kwaliteit werd er een strijd gevoerd, alsof men met vurige pijlen het lichaam doorstak. Daarentegen streed het koude vuur van de wrange eigenschap tegen de hitte en tegen het bittere gif, alsof er een oproer plaats vond, en er was in het lichaam van Lucifer niets dan moorden, roven, branden en steken; het was als een verschrikkelijk hels vuur. Deze vuur- en duivelsgeest verhief zich nu ook in het centrum van het hart en wilde door middel van de wil-geest, geboren uit de zeven Oergeesten en het beeld Gods vertegenwoordigend, in de ganse goddelijke kracht heersen en de gehele goddelijke Salniter ontsteken. Hij wilde een nieuwe en geweldige God zijn.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[27] Merk nu op: Wanneer de toon opstijgt te midden van de goddelijke natuur, zo stijgt hij zacht en lieflijk op, tegelijkertijd uit alle zeven Oergeesten en hij brengt het woord of de vormen voort. D.w.z.: wanneer een bepaalde oergeest de wil heeft, iets teweeg te brengen, dan door­dringt hij zacht en lieflijk door de zes andere geesten tot hij tot in het hart is doorgedrongen; daarin wordt de wil gevormd en beproefd. Dan spreken de zes andere Oergeesten deze wil uit, door de toon, door de klank vanuit Gods Hart, d.i. den Zoon van God. En dit woord blijft dan als een positieve manifestatie daar staan. De toon gaat zacht en lieflijk uit van het woord en brengt de wil van het woord voort, d.w.z. door de toon komt de daad tot stand, die de wil voorschrijft. Dit nu is de Heilige Geest, die alles, wat in het hart, in de raad der zeven geesten besloten ligt, vormt en uitbeeldt
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[29] Wanneer zij slechts onder Gods wil gebleven waren, zo zou alles het hunne geweest zijn en hun wil zou ten allen tijde vervuld zijn geworden. Het zou zijn geweest als een vreugdevol bestaan naar de lust hunner harten. Want God en Zijn schepselen zouden één hart en één wil ge­weest zijn. Toen Lucifer zich echter verhief en zijn Oergeesten ontstak, zo voer de ziele-geest in de toon of de klank uit alle lichamen der Luciferische Engelen en hij voer in de Salniter Gods, als een vurige slang of draak en vormde allerlei giftige en vurige verschijningen, zoals daar zijn de wilde en verscheurende dieren. Dit is de oorzaak van het ontstaan der wilde dieren in deze wereld, want het heirleger van Lucifer heeft de Salniter der aarde en der sterren ontstoken, daarna gedeeltelijk gedood en verdorven. Want toen God, na de val van Lucifer, de schepping dezer wereld bewerkstelligde, zo werd alles uit de zelfde Salniter geschapen, waarin Lucifer zijn verblijfplaats had. Zo moesten hierna ook de schepselen dezer wereld uit dezelfde Salniter geschapen worden. Zij vormden zich nu, naar de aard der eigenschappen, boos en goed.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] De zevende verschijningsvorm of gestalte in de goddelijke kracht is de natuur of het uitvaren uit de andere zes Oergeesten. Want de wrange hoedanigheid trekt de Salniter van de zes andere geesten tot zich, zoals een magneet de Salniter van het ijzer tot zich trekt en wanneer dit is geschied, zo kunnen de zes andere geesten Gods hun werkingen uit­oefenen. Deze zevende geest heeft de kleur en is van de soort als alle geesten, want hij is als 't ware de belichaming van de andere geesten. Zo ook worden uit deze geest alle vormen en gestalten geformeerd. Ook de Engelen zijn daaruit geschapen. Deze geest wordt voortdurend door de zes anderen voortgebracht; hij bestaat eeuwigdurend en zal nooit te niet gaan. Daartegenover brengt hij ook weer de zes andere geesten voort, want deze zijn door de zevende oergeest als door een moeder omsloten en zij betrekken hun voedsel, hun kracht en hun sterkte steeds weer uit het lichaam hunner moeder. Want de zevende geest is het lichaam en de anderen zijn het leven en in het midden bevindt zich het hart des lichts, hetwelk zij allen tezamen als een levenslicht steeds weer voortbrengen; dat licht nu is de Zoon en de vruchtbare beweeglijkheid of doordringing, dat door alle geesten komt tot uiting in het hart bij het uit­breken van het Licht.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[9] Het lichaam van een Engel en het leven op de geboorte in dat lichaam ontstaat door de zes andere Oergeesten. De geest of het hart, waarin het licht opgaat en uit het licht de ziele-geest, die ook buiten of zonder het lichaam met de Godheid arbeidt, is het Hart Gods, waaruit de Heilige Geest ontspringt. En zoals in de zevende goddelijke natuurgeest, welke ontstaat uit de zes anderen, niet de ganse kennis en het volkomen inzicht der zes anderen ten volle geopenbaard wordt (want de 7e geest kan zijn oorsprong, de zes anderen niet peilen), zo kan een Engel óók niet de ganse goddelijke volkomenheid doorgronden. De geest, niet het lichaam kan het verstaan, dewijl deze arbeidt met het Hart en den Geest van God. De zevende oergeest is als het ware het huis of het eigendom der zes anderen. Zij bouwen dat huis naar hun welgevallen. Hij is als een lusthof, waarin de eigenaar van het huis naar zijn welgevallen allerlei vruchten, gewassen zaait en er vreugde aan heeft. Zo bouwen de zes geesten steeds deze lusthof en zij zaaien er hunne vruchten in en genieten van die vruchten tot versterking van hun lichaam en tot hun vreugde; dit is de tuin, waar de Engelen wonen en waarin zij wandelen. De wonderlijke verhoudingen evenwel, die aan de dag treden in de gewassen in deze tuin ontstaan door de werkingen en het liefdesspel der andere geesten. Wie de eerste van hen is in het spel der liefde, vormt de gewassen naar zijn inzicht en wijze, terwijl de anderen daarbij behulpzaam zijn. Nu eens is de een primair, dan weer een ander, soms de derde enz. Daarom ook bloeien er zo menigerlei gewassen, het­welk voor het verstand der Engelen totaal onbegrijpelijk is. De ziele­geest der Engelen echter begrijpt het volkomen. Dit is ook voor mij ten enen male verborgen, maar voor mijn ziele-geest niet. Zo lang deze met God verbonden is, begrijpt hij het. Wanneer hij echter in de zonden valt, zo wordt de deur voor hem gesloten. Dit doet de duivel, maar door grote geestesarbeid kan zij wederom geopend worden.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] Ik weet wel, dat de duivel in zijn toorn met deze openbaring in het hart van vele mensen de spot zal drijven, want hij schaamt zich er over, dat nochtans deze openbaring er is, ook mijn ziel heeft hij menige druk ver­oorzaakt, maar ik laat Hem besturen, die het zo gewild heeft. Hem kan ik niet weerstaan en al zou mijn aardse lichaam alzo te niet gaan, zo zal toch God in mij triomferen. Dit begeer ik ook en niets anders. Ik weet, dat uit mijn nieuwe lichaam, hetgeen op de dag der opstanding uit dit mijn tegenwoordig verdorven lichaam geboren zal worden, deze geest zal opvaren en dat dat nieuwe lichaam aan God en de heilige Engelen gelijk zal zijn. Want het triomferende licht en mijn geest toont het mij genoegzaam; ook heb ik de diepte der goddelijke dingen door­vorst en deze naar de mate mijner gaven en mijner stuwkracht be­schreven; zij het dan vol zwakheid en onmacht; dewijl de in mij wonende zonden en de zonden, die ik geërfd heb menigmaal de deur hebben ge­grendeld. De duivel heeft als een slechte vrouw voor de deur gedanst en zich vrolijk gemaakt en zich verheugd over mijn angsten en mijn gevangen­schap. Evenwel zal hem dit weinig voordeel voor zijn koninkrijk aan­brengen. Daarom heb ik niet anders te verwachten dan zijn grimmige toorn, maar mijn vast vertrouwen in de held in de strijd, welke mij dikwijls van knellende banden heeft bevrijd, doet mij strijden tot op de dag van mijn verscheiden.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[17] Zo kan nu ook een bepaalde geest in zijn eigen lichaam niet het Goddelijk Hart begrijpen en doorvorsen, want hij begrijpt slechts datgene in het Hart Gods, dat congeniaal is aan zijn eigen hart, maar de zeven geesten tezamen begrijpen het ganse Goddelijk Hart. Zo is het ook met de mensen. En bij de geboorte aller geesten, dewijl de ene steeds weer de andere voortbrengt, verstaat een elk der geesten alle anderen, maar slechts dan, wanneer zij opvaren in het Licht des Levens. Het hart echter is iets eigenaardigs, wanneer het tot aanzijn is gekomen. Een bijzondere persoonlijkheid en niet gescheiden van de geesten. Elk der geesten ook blijft aan zijn plaats gebonden en kan niet in een andere geest overgaan. Allen tezamen zijn zij de enige en ene Godheid. Dewijl nu het lichaam van Lucifer uit de natuur geschapen werd, zo was het geheel en al onrechtmatig, dat hij zich verhief buiten de macht, die hem toebedeeld was. Dit was tegen de goddelijke ordinantie. Ja, gij hebt u te hoog verheven, en ge wilde wellicht deze kunst de mensen óók leren, zodat zij ook zulke godheden zouden worden, als gij geworden zijt. Gij blinde en hovaardige tovenaars, dit is uw kunst, dat gij de elementen van uw lichaam, door uwe bezweringen en door verschillende eigenschappen verandert en ge meent hiertoe het recht te hebben, maar bewijs, dat het niet in gaat tegen God. Hoe zoudt ge menen, dat ge uzelf in een andere gestalte zoudt kunnen veranderen. Gij wilt de duivel nadoen en zijt niettemin verblind, ál hebt gij deze kunst nog zo goed geleerd. Gij weet de weg niet te vinden, want het hart doet de Oergeesten ver­anderen.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] Ge moet niet denken, dat de duivel de godheid overwonnen had; neen, maar hij heeft de toorn Gods opgewekt, welke in eeuwigheid in het ver­borgene had gerust, en hij heeft uit de Salniter Gods een moordhol gemaakt, want, wanneer men het stro met het vuur in aanraking brengt, zo brandt het. Ook zo dringt het vuur van Gods toorn in de natuur niet door tot de binnenste hartekern, welke de Zone Gods is; nog minder reikt het tot aan de verborgen heiligheid des geestes, maar het dringt door in de zes Oergeesten ter plaatse, waar de zevende oergeest geboren wordt. Want op deze plaats is Heer Lucifer tot een schepsel geworden en zijne heerschappij ging niet verder; ware hij echter in de liefde ge­bleven, zo zou zijn ziele-geest gereikt hebben tot in het middelpunt van het Hart van God, want de liefde doordringt de gehele Godheid. Toen echter zijne liefde werd uitgedoofd, zo kon de ziele-geest niet meer reiken tot in Gods Hart en zijn voornemen werd verijdeld. Hij woedde en zwoegde in de natuur, welke is de zevende oergeest Gods. Dewijl echter de kracht van alle zeven geesten in de natuur tot uitdrukking kwam, zo werden zij ook alle zeven door de toorn aangedaan, maar slechts naar het uiterlijke. Want het hart kon de duivel niet aanraken; zo ook kon hij het innerlijkste wezen der Oergeesten niet aanraken. De heerlijkheid der zeven Oergeesten was bij het allereerste aanraken al te niet gedaan en aanstonds door de ziele-geest in bezit genomen. Op dit ogenblik heeft koning Lucifer de hel en het eeuwige verderf voor zich gereed gemaakt. Toen nu de natuur zodanig werd aangedaan en door het vuur werd aangestoken, zo veranderde het huis der vreugden in een huis der droefenis. Toen dit geschiedde, zo doofde ook het licht in de natuur uit en alles werd duister en droevig; het water werd zéér koud en dik en werd als in kluisters gevangen gehouden. Dat is de oorsprong van het element “water” op aarde. Want voor de wereld tot aanzijn was gekomen, was het water zéér dun, ijl, zoals de lucht. Toen werd daarin het “leven” geboren, hetwelk thans zo ten dode gedoemd en verdorven is. De volzalige liefde, die opging in het licht des levens, verkeerde in bitter en boos vergif, in een moordhol en een angel des doods.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] Hoewel God een eeuwige, almachtige regeerder is, die niemand weerstaan kan, zo heeft de natuur toch een wondervoile heerschappij ontvangen, welke voor de tijden des toorns niet geweest is. Want de zes Oergeesten hebben de zevende natuurgeest in deze wereld vol liefde doen geboren worden, evenals het thans in de Hemel geschiedt en geen vonk van toorn was er aanwezig. Alles is zeer licht geweest en geen ander licht was er nodig, want de oerbron van het Goddelijk Hart heeft alles verlicht en was in alles en deze was onuitblusbaar en heeft zonder ophouden geschenen; de natuur was lieflijk en schoon. Zodra echter de strijd in de natuur met de trotse duivelen een aanvang nam, zo heeft in de zevende natuurgeest, in het gebied van Lucifer, welk gebied de plaats van deze wereld is, alleen een andere gestalte en een andere werking bekomen. De uiterlijke mens begrijpt deze dingen niet; slechts door het licht, dat in het hart gebroken wordt, is het te verstaan.
Hoofdstuk 17: Over de droevige en ellendige toestand der verdorven natuur en de oorsprong der vier elementen, in de plaats van de Heilige Godsregering. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Dit kunt ge het beste verstaan, wanneer ge ziet naar uw eigen lichaam, dit nu is door de val van Adam te vergelijken met deze wereld. Ten eerste is daar het dierlijke vlees, hetwelk door de lust zo geworden is; het is verderf geworden. Toen Adam uit de verdorven Salniter der aarde, d.w.z. uit het zaad, hetwelk de Schepper verkreeg uit de verdorven aarde, geschapen werd, zo had hij in de aanvang geen sterfelijk vlees, want, dan was hij sterfelijk geweest naar het lichaam, neen, hij had een krachtlichaam als de Engelen; waarin zijn geest eeuwig zou kunnen bestaan, en eeuwig van de vruchten der Engelen zou kunnen eten, welke vruchten dan ook, in het paradijs vóór zijn val, vóór de Heer de aarde vervloekte, voor hem groeiden. Dewijl echter het zaad, waaruit Adam geschapen was, aangedaan was met de verdorven duivelse begeerten, zo verlangde Adam naar zijne moeder, d.w.z. hij at van de vrucht der verdorven aarde. Dewijl echter Adams geest verlangde naar deze vrucht, welke als de verdorven aarde was, zo deed ook de natuur voor hem opkomen een oom, die ook was als de verdorven aarde. Want Adam was het hart in de natuur; daarom hielp zijn zielegeest ook deze boom vormen, waar­van hij gaarne eten wilde. Toen echter de duivel zag, dat de lust in Adam aanwezig was, zo verdreef de Salniter, waaruit Adam gemaakt was, nog méér. Toen brak de tijd aan, dat het nodig was, dat de Schepper voor Adam een vrouw schiep, welke hierna de zonde veroorzaakte en van de verboden vrucht at. Anders, wanneer Adam zou hebben gegeten van de boom, vóór uit hem de vrouw geschapen was, zo zou alles nog vreselijker geworden zijn.
Hoofdstuk 17: Over de droevige en ellendige toestand der verdorven natuur en de oorsprong der vier elementen, in de plaats van de Heilige Godsregering. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[8] Nu is echter die Godheid ook in de uiterlijke geboorte, want anders zou de mens geen hoop meer hebben en dan zou deze wereld niet in de kracht en de liefde van God staan. Maar de Godheid is verborgen in de uiterlijke geboorte; Hij heeft de wan in Zijn hand en zal het kaf en de ontstoken Salniter wegwerpen en de innerlijke geboorte zal daaraan worden ont­trokken en aan Heer Lucifer en zijn aanhang tot een eeuwige woonplaats worden gegeven. Terzelfder tijd moet Lucifer in de uiterlijke geboorte, die de natuur is, in het vuur des toorns gevangen gehouden worden. Hier heeft hij grote macht en kan alle schepselen in het hart aangrijpen. Daarom moet de ziel des mensen voortdurend met de duivel vechten en kampen, want steeds houdt hij de mens de paradijsappel voor. Dit is de oorzaak der boosheid, waarmede de ziel wordt geïnfecteerd. Hiermede hoopt Lucifer hen in zijn gevangenschap te doen delen. Wan­neer dit hem echter niet gelukt, zo geeft hij hen menige harde stoot en de mens moet voortdurend in ellende leven in deze wereld. Want hij be­dekt het edele zaadkorreltje, zodat de mens zichzelven niet kent; zo meent dan de wereld, dat hij door God zo geplaagd en geslagen wordt en zó blijft het rijk des duivels steeds verborgen. Want echter, ge hebt mij ook menige stoot gegeven, ik heb u leren kennen; ik wilde de deur een weinig openen, opdat anderen ook zien wie ge zijt.
Hoofdstuk 17: Over de droevige en ellendige toestand der verdorven natuur en de oorsprong der vier elementen, in de plaats van de Heilige Godsregering. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373