Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 369 van 1088

...  357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382  ...
[18] Toen ik me zo gelukkig in de hut bevond en me ook voldoende had gesterkt, nam mijn vriend me weer mee naar buiten, waar we een boot ontdekten op het heldere wateroppervlak van het meer; er zat een mens in die, met zijn hand aan het roer, op ons afkoerste. Ik vroeg mijn vriend wie die schipper wel mocht zijn. En hij zei: 'Hij komt af en toe bij ons over dit meer, waarvan wij niet weten hoe lang het is, en geeft ons altijd heel vriendelijk te kennen wat ons verder te doen staat. Daarna moeten we dan weer aan het werk. Wedoen dan weer het werk dat ons is aangeraden, werken met volle inzet en met vreugde en lust, en onze inzet wordt telkens gezegend door de God der joden. Toen wij naar deze omgeving kwamen zoals jij nu, zag het er nog woest en verlaten uit; alleen door onze vlijt en ijver is het in deze bloeiende staat gekomen. Ook jij zult nu voortaan zo met ons willen werken en daarbij ook de zegen ontvangen die wij hebben ontvangen!"
Hoofdstuk 218: De geesten vertellen over de wereld aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] In het huis was ook meteen het benodigde gereedschap te vinden voor het werk dat ons was aangeraden. We pakten het, opgewekt en blij, gingen naar de genoemde plaats en begonnen te werken. Maar toch werd ik angstig en bang, toen ik zag hoe groot de poel was; want er was daar zo'n enorme hoeveelheid verschrikkelijk uitziend ongedierte, dat ik tegen mijn vriend zei: 'Luister, eer wij die poel hebben drooggelegd, zijn er minstens honderd volle jaren op aarde voorbijgegaan!'
Hoofdstuk 219: Het leven van Julius Caesar aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): '(Julius Caesar): 'Dat verheugde mij zeer en ik begaf me met mijn vriend naar de oever van het meer. De schipper ging dadelijk aan land en zei: 'Daarginds aan de oever van het meer, rechts, landinwaarts, is nog een vreselijke poel, waarin zich nog allerlei verschrikkelijk ongedierte bevindt, dat af en toe de lucht van deze omgeving verontreinigt. Deze poel moeten jullie droogleggen! Gooi er net zo lang goede aarde in tot de poel, die niet erg diep is, opgevuld is, dan zullen jullie je omgeving daardoor flink verbeteren en er een vruchtbaar stuk land bij hebben!' Mijn vriend en ook ik bedankten hem met blijdschap voor deze raad. Hij voer snel weer weg en wij gingen onmiddellijk aan de werkelijk zware arbeid.
Hoofdstuk 219: Het leven van Julius Caesar aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'Op dat moment ontnam Ik de raadsheer het innerlijk gezichtsvermogen en hij zag geen geest meer. Maar toen vroeg hij Me vol angst waar de geesten nu naar toe waren gegaan omdat hij er geen een meer kon zien, horen of spreken.
Hoofdstuk 220: Over geloven en zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ik zei: 'Niemand van jullie is zo ongelovig als de raadsheer. Voor hem was een tastbaar bewijs noodzakelijk. Hij gelooft nu omdat hij de onterechte reden van zijn twijfel heeft gezien. Maar het is geen verdienste van hem dat hij nu voortaan niet moeizaam in zichzelf hoeft te zoeken naar het bewijs, dat de ziel verder leeft na het afvallen van het lichaam.
Hoofdstuk 220: Over geloven en zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Na deze woorden bleven allen en gingen we naar de eetzaal. Daar was een speciale tafel waar voor Mij, Jozef en Jacobus en ook voor de Griek Anastocles zeer goed bereide joodse spijzen stonden en een voortreffelijke wijn.
Hoofdstuk 220: Over geloven en zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Streef er daarom naar dat jullie ziel één wordt met jullie geest, - die zal jullie dan vanzelf in alle wijsheid binnenleiden; maar zonder de geest zullen jullie steeds schommelen tussen licht en duisternis en tussen leven en dood en tussen vrijheid en gericht!
Hoofdstuk 221: Adam en Eva, de eerste mensen van de aarde De pre-adamieten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'We aten en dronken nu weer verder, maar natuurlijk met mate. Cyrenius sprak daarbij met ons over allerlei praktische dingen, en over dingen die betrekking hadden op de bouwkunde en de andere gasten luisterden naar ons en gaven Mij en Jozef in alles gelijk.
Hoofdstuk 222: De schijnbare waarde van uiterlijke cultuurontwikkeling - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Blijf daarom bij hetgeen jullie hebben! Hecht er geen belang aan en kijk vooral hoe je meer en meer op de weg van de geest kunt wandelen, dan zullen jullie daarmee de grootste en beste uitvinding gedaan hebben voor de grote scheepvaart, vanuit dit aardse naar het andere rijk, aan gene zijde, het geestelijke!
Hoofdstuk 222: De schijnbare waarde van uiterlijke cultuurontwikkeling - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Wanneer jullie dat nu goed hebben begrepen, vragen jullie Mij niet meer hoe je nutteloze, aardse dingen veel kunt verbeteren; want Ik ben alleen maar naar deze wereld gekomen om jullie de wegen te wijzen naar het eeuwige leven en deze goed te banen, opdat jullie er veilig en gemakkelijk op vooruit kunnen komen!"
Hoofdstuk 222: De schijnbare waarde van uiterlijke cultuurontwikkeling - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'Toen allen deze woorden van Mij vernomen hadden, zeiden ze onder elkaar: 'Hij heeft volkomen gelijk en er is niets tegen in te brengen; maar wij zijn al vanaf onze geboorte te diep ondergedompeld in de wereld en zullen ons er nu niet zo gemakkelijk meer geheel van los kunnen maken. Volgens Zijn goed beargumenteerde uitspraak moet iedereen zich, door daar zelf geheel vrijwillig aan te werken, uit zijn materiële toestand verheffen naar de vrije geestelijke toestand; en daarbij kan men geen speciale hoop koesteren op wonderbaarlijke hulp van de ware God, omdat de wil van de mens daardoor al een soort dwang zou ondervinden terwijl die eeuwig vrij moet blijven. Om daar puur zelfstandig aan te werken hebben mensen zoals wij kennelijk te weinig kracht, moed, wil en echt volhardend geduld, en daarom zal het voor ieder van ons moeilijk worden om zonder moe te worden en regelmatig te vallen, vooruit te komen op de wegen die Hij ons getoond heeft.
Hoofdstuk 223: De weg tot geestelijke voleinding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Die vraag werd aan Mij gesteld en Ik gaf daarop het volgende antwoord: 'Geestelijke werken en geestelijke wegen worden niet in uren en ellen gemeten, maar puur naar de kracht van de wil, het geloof en de liefde tot God en de naaste.
Hoofdstuk 223: De weg tot geestelijke voleinding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Jullie zijn hoge staatslieden en moeten jullie beroep uitoefenen; en dat is voor God geen hindernis, die jullie ervan af zou kunnen houden, de door Mij getoonde wegen juist te bewandelen, maar dat verschaft jullie nu juist de middelen, waarmee jullie des te gemakkelijker en eerder tot ware geestelijke voleinding kunnen komen.
Hoofdstuk 223: De weg tot geestelijke voleinding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Het zou inderdaad heel goed zijn om de puur geestelijke toestand te bereiken en het zou ook eindeloos meer waard zijn dan alle schatten van de hele aarde; maar de weg erheen schijnt zeer lang en hobbelig te zijn. Daarom zou het misschien tenslotte niet overbodig zijn om Hem nog te vragen hoe lang het duurt om de volle, puur geestelijke toestand te bereiken wanneer men gewetensvol, trouwen vlijtig de wegen van het leven bewandelt, die Hij heeft aangeraden. Want men werkt zeker veel gemakkelijker wanneer men alvorens aan het werk te gaan, weet op hoeveel tijd men moet rekenen voor het geheel voltooid is, wanneer men zich naar behoren inzet; want het is en blijft moeilijk om aan een werk te beginnen, als men van te voren niet kan overzien hoeveel werk noodzakelijk is om het te voltooien, en zodoende ook niet kan weten wanneer het doel bereikt wordt. Laten we de zojuist genoemde vraag aan Hem voorleggen!'
Hoofdstuk 223: De weg tot geestelijke voleinding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] En als jullie denken dat God degene die met volle inzet ernstig voortwandelt op de weg naar Gods rijk en naar het leven van de geest, helemaal niet helpt, wanneer hij af en toe moe en zwak wordt, dan vergissen jullie je flink. Ik zeg jullie: Wie eenmaal in volle ernst deze weg heeft betreden, wordt ook zonder het te weten door God geholpen om vooruit te komen en het doel uiteindelijk ook zeker te bereiken.
Hoofdstuk 223: De weg tot geestelijke voleinding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382  ...