Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 369 van 1490

...  357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382  ...
[5] IK zei: 'O, maak je daarover maar geen zorgen! Het zijn potige Grieken uit de omgeving van Tiberias; die zullen niets te kort komen! Ze hebben ook nog voldoende mondvoorraad bij zich, zoals gerookte vis, gerookt varkensvlees en dubbelgebakken tarwebrood. Ook een paar zakken wijn hebben zij in het achterruim van het schip, en omdat de tempeldienaren hun doorweekte, ongezuurde brood niet zo goed kunnen eten, kopen zij voor veel geld hun kost bij de schippers, en zodoende lijden deze, behalve de angst voor een mogelijke schipbreuk, op andere wijze helemaal geen nood. Laten wij ons daarom ook helemaal niet meer om hen bekommeren; tegen de avond zullen zij met veel moeite en inspanning de oever bereiken! Zo zij het!'
Hoofdstuk 77: Op een berg bij Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Toen onze waard bij de overste kwam, was deze blij, omdat hij erg graag wilde weten hoe het met Mij stond. Na een wederzijdse vriendelijke begroeting vroeg de overste meteen wat er van waar was dat men zei dat de beruchte profeet zich bij hem, namelijk de waard, ophield en daar met zijn kwalijke zaken bezig was.
Hoofdstuk 78: Een gesprek tussen de waard en de overste over de Heer De Heer in het noorden van Galilea (Ev.Joh. hfdst.7) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Op deze ochtend kwam ook Judas Iskariot bij ons terug, en wilde gaan vertellen wat hij allemaal in Mijn naam gedaan en gesproken had.
Hoofdstuk 79: Het afscheid van de herbergier te Kapérnaum. Het innerlijk woord als godsgeheim in het hart van een mens. (Ev. Joh. 7,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[18] Als je ergens een zieke zult vinden, leg die dan in Mijn naam de handen op, dan zal hij beter worden! Als je echter iemand op deze wijze genezen hebt, laat je dan niet voor de genezing betalen, maar zeg tegen de genezene:'Dank God, de Almachtige, in Zijn Zoon Jezus! Ga heen en zondig niet meer! Houd de geboden en doe het goede!' Daardoor zul je voor Mij veel gelovigen opwekken. ,
Hoofdstuk 79: Het afscheid van de herbergier te Kapérnaum. Het innerlijk woord als godsgeheim in het hart van een mens. (Ev. Joh. 7,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Het jonge echtpaar had al een kind, een jongen; maar het kind, dat nauwelijks een paar weken oud was, leed aan erge stuipen tengevolge van een schrik die de jonge moeder nog in het kraambed kreeg door een brand in het huis van de buren, die echter snel weer geblust werd. De jonge ouders alsook hun nog levende ouders, probeerden van alles om het kind van deze kwaal te genezen; maar alles was tevergeefs.
Hoofdstuk 80: Het bezoek bij de waard in Kana. De genezing van het zieke kind. Een evangelie voor zogende moeders. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] De ouders bedankten Mij uitermate voor deze weldaad en verdwenen om een avondmaaltijd voor ons klaar te maken.
Hoofdstuk 80: Het bezoek bij de waard in Kana. De genezing van het zieke kind. Een evangelie voor zogende moeders. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] DE WAARD zei: 'Dat is als waard en herbergier mijn plicht; want ik mag de deuren van mijn huis voor niemand sluiten, wie hij ook is en waar hij ook vandaan komt. Ik heb niet eens het recht een dief en rover er uit te gooien en hem te vragen wat hij van plan is, omdat een echte herberg ook door hem gerespecteerd wordt. Bovendien is mijn herberg een vrijplaats, waarin zeven volle dagen lang zelfs geen misdadiger gegrepen en voor het gerecht gebracht mag worden volgens de wetten van Rome. Waarom zou ik dan, gezien deze omstandigheden, de beroemdste man die de wereld ooit had, geen onderdak geven, omdat hij ten eerste nooit iemand iets schuldig is gebleven en ten tweede de allervriendelijkste en beste mens is die ik ooit ergens ontmoet heb?!
Hoofdstuk 78: Een gesprek tussen de waard en de overste over de Heer De Heer in het noorden van Galilea (Ev.Joh. hfdst.7) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] DE WAARD zei: 'Waarlijk, daarvoor was het toch niet nodig om mij hier bij u te laten roepen! Want ik ben toch zelf een man van de wereld en kan heel goed beoordelen of iets vals of echt is! Wij allen kennen deze wonderbaarlijke man bijna vanaf zijn geboorte en we kennen zijn ouders, mensen die altijd streng volgens de wet leefden en handelden en derhalve ware voorbeelden van gehoorzaamheid aan God en al Zijn instellingen waren. Maar hoe zou dan met zulke ouders deze ene, en wel volgens het getuigenis van Jozef de vrome timmerman, diens gelovigste, meest welopgevoede en gehoorzaamste zoon met Beëlzebub in verbinding staan en zijn werkelijk goddelijke wonderwerken met diens totaalonbeduidende hulp verrichten?!
Hoofdstuk 78: Een gesprek tussen de waard en de overste over de Heer De Heer in het noorden van Galilea (Ev.Joh. hfdst.7) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] Maar IK zei tegen hem: 'Je bent nu ook een leerling van Mij geworden, want je hebt goed herkend wie Ik ben. Blijf jij maar thuis, daar zul je Mij meer van nut zijn dan wanneer je mee zou gaan! Er zullen vandaag nog veel gasten in je herberg komen en je zult gelegenheid krijgen om Mij te vertegenwoordigen, en dat zal zich nu in deze tijd heel vaak herhalen. Binnen een paar weken zal Ik echter weer bij je komen en nogmaals enige dagen bij je doorbrengen; dan zul je wel weer gelegenheid krijgen om nog meer over Mijn leer te horen. Maar als je van nu af aan in Mijn naam zult spreken, hoefje niet te bedenken watje zult zeggen, maar Ik zal je de woorden in je mond leggen!'
Hoofdstuk 79: Het afscheid van de herbergier te Kapérnaum. Het innerlijk woord als godsgeheim in het hart van een mens. (Ev. Joh. 7,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Binnen een uur was alles al klaar, en men bracht ons in een grote, helemaal nieuw gebouwde eetzaal, waar wij het zeer goed toebereide maal nuttigden. Na de maaltijd vroeg Ik de jonge huisheer wanneer en hoe en door wie deze zeer mooie, zeer ruime eetzaal gebouwd was.
Hoofdstuk 80: Het bezoek bij de waard in Kana. De genezing van het zieke kind. Een evangelie voor zogende moeders. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Kort en goed, volgens de mening van iedere ter zake kundige zou het bouwen van zo 'n zaal ongeveer ruim een halfjaar kosten, en dan nog met meer bouwlieden die daarbij erg hard zouden moeten werken, -en deze zaal werd door slechts vier bouwlieden in zes dagen in de huidige staat opgeleverd, en dat moet toch ook wel beslist een wonder zijn!
Hoofdstuk 80: Het bezoek bij de waard in Kana. De genezing van het zieke kind. Een evangelie voor zogende moeders. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Opdat de lezer zich gemakkelijker kan oriënteren over de plaats waar deze amuletheidenen zich bevonden, moet hij op de landkaart kijken en dan zal hij in Klein-Azië een streek vinden, die Capadocië (Cai pa dou ceio ? = Wat willen deze hier?) heet. Daar aan de zuidgrens lag een stad met de naam Melite (Mei liete! = heb of tel de jaren!) Deze naam kreeg de stad van een jonge koning, die weliswaar wijs en dapper was, -maar die, toen de oude koning stierf, meteen de troon wilde bestijgen. In de raad van oudsten van het volk bleek echter dat de zoon nog niet de vereiste leeftijd had, en men zei tegen hem: 'Mei liete!' = 'Heb de jaren!' Toen werd de zoon kwaad, trok met enige dappere strijders naar het oosten, veroverde de bovengenoemde streek Capadocië bij de reeds eerder veroverde streek Cilicia (Ci lei cia = Als zij maar wil), en bouwde daar een stad en gaf haar de triomferende naam Mei liete nei (Grieks: Melitene = Heb de jaren niet), waarmee hij de raad der oudsten zeggen wilde: 'Kijk maar eens of ik niet oud genoeg ben!'
Hoofdstuk 81: De Heer in het noorden van Galilea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Dus westelijk van deze oude stad lag een belangrijk gebergte aan de grens van Syrië, en daar woonden onze amulet-Grieken. Wat Ik bij en met hen deed is in het kort al weergegeven en dat is wel voldoende.
Hoofdstuk 81: De Heer in het noorden van Galilea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Van deze gemoedelijke mensen trokken wij zuidwest waarts en kwamen in een stadje genaamd Chotinodora (Choti no dora = op de hoek verbouwt of ploegt men niet) .In dit stadje woonden veel joden uit Bethlehem die daar met van alles handel dreven maar ook als geldwisselaars erg actief waren. T evens waren daar Grieken uit Armenië die tot in Indië houthandel dreven via de rivier de Eufraat omdat dit stadje, evenals een even groot buurplaatsje Samosata genaamd, aan de voornoemde stroom lag.
Hoofdstuk 81: De Heer in het noorden van Galilea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] 'Wel, allemaal handelaars! Daar zullen wij voor onze zaak weinig bereiken!', dachten de leerlingen bij zichzelf, en EEN VAN DE OUDSTE NIEUWE LEERLINGEN zei tegen Mij, toen wij aan de oever van de rivier naar de bedrijvigheid van de mensen keken: 'Heer, deze plaatsen horen toch niet meer bij Galilea en toch bent U er naartoe gereisd, hoewel U alleen maar in Galilea rond wilde trekken! Hoe kwam dat, en hoe moeten wij dat begrijpen?'
Hoofdstuk 81: De Heer in het noorden van Galilea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382  ...