Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 370 van 1166

...  358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383  ...
[10] Maar DE ENGEL zei tegen hem: 'Ja, mijn vriend, juist op deze lichtwereld heeft jouw ziel vierduizend jaar lang lichamelijk gewoond! Kijk, daar staat je prachtige huis nog; en de mensen die daar in en uit gaan waren lichamelijk je naaste bloedverwanten.
Hoofdstuk 192: Een bezoek aan het universum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Ik keek met de leerlingen naar het mooie natuurtafereel, en JOHANNES zei tegen Mij: 'Heer, ik weet echt niet waarom zo'n mooie ochtend op mij altijd zo'n prettige en op mijn hart zo'n verheven, versterkende indruk maakt, terwijl de middagzon mij helemaal onverschillig laat en de avondzon mij meer ernstig en droefgeestig stemt!'
Hoofdstuk 193: De geestelijke overeenkomst van de dagtijden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] DE ROMEIN zei: 'Ja, vriend, wie of wat u ook bent! Als ik nu droomde, zou ik de stad die daar beneden ligt, zeker niet zien, en het lawaai van het volk hierboven niet horen, en dan zou ik naast mij ook niet al mijn metgezellen en deze herberg op zo'n natuurlijke wijze zien! Ik heb namelijk al heel vaak heldere dromen gehad en daarin ook reeds op aarde bestaande streken gezien; maar nooit zagen zij er precies zo uit als zij er in het echt uitzien. Alleen als ik over een van mijn vrienden droomde, zag die er steeds zo uit - tenminste wat gezicht en spreken betreft -, alsof hij in de natuurlijke wereld was, sprak en werkte. Maar hier is dat niet het geval; want ik zie hier al het natuurlijke zoals het is, en daarbij zie ik ook jullie onnatuurlijke wezens, en dus houd ik jullie voor echte en niet voor gedroomde werkelijkheden. - Wat wil je nu echter met de steen doen?'
Hoofdstuk 189: De Romeinen zien de engelenwereld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Daarom zeg Ik ook tegen jullie allen: Verzamel je in deze wereld nooit zulke schatten die door roest aangetast en gemakkelijk door motten verteerd kunnen worden! Maak je geen zorgen voor de komende dag over wat je eten en waarmee je je kleden zult! Het is voldoende dat iedere dag zelf zijn eigen zorgen met zich meebrengt. De Vader in de hemel weet precies watje nodig hebt. Kijk naar de mussen op het dak en de bloemen op de velden! Zij zaaien en zij oogsten niets en worden toch door de Vader in de hemel in alles rijkelijk verzorgd. Hebben de mussen niet een verenpak en voedsel, en zijn de bloemen op het veld niet prachtiger gekleed dan Salomo in al zijn pracht ooit was? Maar zijn jullie niet veel beter dan de mussen, waarvan men er een dozijn voor een penning koopt, en beter dan gras op het veld dat vandaag nog bloeit, morgen echter afgemaaid, vervolgens gedroogd en, omdat het te slecht is om aan de dieren te voeren, in de oven wordt gegooid en verbrand?! Nu Ik jullie dit echter verteld heb, gedraag je daar dan ook naar en handel daarnaar, dan zullen jullie als Mijn uitverkoren leerlingen in jullie ambt een goed bestaan hebben!
Hoofdstuk 193: De geestelijke overeenkomst van de dagtijden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Mozes heeft toch gezegd, toen hij voor de priesterstam Levi het geven van de tiende instelde: 'Wie het altaar dient, moet ook van het altaar leven!' En Ik zeg jullie nu hetzelfde, ook al is het met andere woorden. Daarom heb Ik dat nu ook alleen tegen jullie en voor jullie gezegd, en daar wil Ik geen gebod mee gegeven hebben waardoor niemand meer een akker gaat bebouwen en nooit een wijnstok in de wijngaard zal verzorgen en planten, maar het geldt alleen voor jullie als uitverkoren werkers in Mijn geestelijke wijngaard; want tegen de anderen zeg Ik: Wie niet werkt zal ook niet eten! Wie echter Mijn rijk zoekt en zijn gerechtigheid, die zal, zoals jullie, al het andere als een vrije gift erbij gegeven worden.'
Hoofdstuk 193: De geestelijke overeenkomst van de dagtijden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] IK zei: 'Verbaas je daar niet te veel over, want deze mensen hebben gisteren beneden in de stad al wat teveel van het goede genoten en daarna hier ook nog wel zevenmaal meer dan wij allen. Daarom hebben zij ook meer gedroomd dan gewaakt, want iemand die dronken is, droomt met open ogen. Daarom komt alles wat zij gisternacht beleefd hebben hen des te meer als een heldere droom voor. Maar het mooiste van de zaak is dat zij elkaar nu hun droom vertellen, en iedereen precies dezelfde droom vertelt. Dat begrijpen zij niet en zij geven de wijn de schuld, die misschien door een magiër betoverd was. De jonge vrouw missen zij nog niet eens.
Hoofdstuk 194: De Heer karakteriseert de dertig Romeinen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Daarom heb Ik ook juist tijdens hun roes zo'n buitengewoon teken voor hen gedaan. Want als zij volledig nuchter waren geweest, zouden zij Mij beslist voor een van hun goden hebben aangezien en als zodanig hebben uitgeroepen; maar zo is het goed, en het is voor de vrijheid van een menselijk hart altijd beter dat het een onthullend teken in de droom krijgt, dan in volledig nuchtere, wakende toestand. En dat was dan ook gisteren bij deze Romeinen het geval. Jullie zullen dadelijk zien wat er uit deze zaak voort zal komen.'
Hoofdstuk 194: De Heer karakteriseert de dertig Romeinen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] IK zei: 'O, zeker; maar zet het in een andere kamer, zodat we niet in het zicht van de Romeinen zitten! Er zullen er al gauw een aantal naar buiten komen en van alles vragen. Mijn leerlingen hebben al orders wat zij moeten doen; Ik zal geen moeite met hen hebben. Zet jij intussen onze ochtendmaaltijd in een andere kamer, dan zullen wij meteen komen om te eten, waarna we naar de tempel zullen afdalen!'
Hoofdstuk 194: De Heer karakteriseert de dertig Romeinen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] DE ROMEIN zei: 'Ja, dat gaat nu wat moeilijk; maar als ik het zelf voor het zeggen had, zag hij er volgens mijn vage herinnering bijna zo uit als u, beste vriend! Ik vraag u echter daar niet boos over te worden!'
Hoofdstuk 195: De dertig Romeinen zoeken de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Maar de Vader in de hemel wil dat jullie allen het eeuwige leven ten deel zal vallen, en daarom heeft Hij Mij in deze wereld naar jullie toegezonden. Daarom zeg Ik jullie nog eens: Wie in Mij gelooft, zal het eeuwige leven hebben; wie echter niet gelooft dat Ik door de Vader naar jullie toegezonden werd, zal het leven verliezen dat hij nu gemakkelijk had kunnen aannemen. De Vader in de hemel heeft Mij echter lief en ook allen die in Mij geloven, en Ik Zelf zal hun in de waarheid van Mijn woorden het eeuwige leven geven!'
Hoofdstuk 196: De Heer onderricht in de tempel. Het oordeel van het luisterende volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Het spreekt wel vanzelf, dat zij dat alleen maar deden om Mij, naar zij dachten, deels door de strenge wet van Mozes, en deels door Mijn toespraak over de grote barmhartigheid van God de Vader , en ook door Mijn goedheid voor de zondaars die hun welbekend was, onvermijdelijk in verlegenheid te brengen, waardoor zij Mij dan zouden kunnen beschuldigen en vervolgens tegen het volk, zoals reeds gezegd, met groot, indrukwekkend misbaar zouden kunnen zeggen: 'Kijk nu eens naar die grote bedrieger en volksverleider, die we nu terecht grijpen en aan het gerecht overleveren!'
Hoofdstuk 197: De echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Na enkele ogenblikken was er niemand van de Farizeeën en tempeljoden en de Levieten en knechten en gerechtsdienaars meer binnenin de tempel. Alleen Ik en de zondares waren daar nog, en natuurlijk stonden in een grote cirkel om ons heen het volk en Mijn leerlingen. (Joh.8,9) Het volk verbaasde zich en was heel blij dat Ik de Farizeeën met zo weinig woorden op de vlucht had gejaagd.
Hoofdstuk 197: De echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Toen het daarna weer rustig werd in de tempel, zeiden ENIGEN UIT HET VOLK: 'Heer en Meester, laat U door de Farizeeën niet van de wijs brengen en leer ons meer over Uw zending en het rijk van God; want als U spreekt zijn wij allen helemaal oog en oor, en alleen voor U kloppen onze harten sneller!'
Hoofdstuk 198: De Heer maakt Zich bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Daarop zei IK: 'Ook al zou Ik iets over Mijzelf zeggen, dan zou Mijn bewering toch waar zijn; want Ik weet vanwaar Ik gekomen ben, en Ik weet ook waarheen Ik zal gaan. Alleen jullie Farizeeën weten vanwege jullie hoogmoed niet, waar Ik vandaan gekomen ben en waarheen Ik zal gaan. (Joh.8,14). Jullie oordelen en veroordelen alles zoals je lichaam je dat ingeeft, omdat jullie geen geest kennen. Maar zo oordeel Ik niemand, (Joh. 8, 15) en als Ik oordeel, dan is Mijn oordeel juist; want Ik ben hier niet alleen, zoals jullie denken, maar Ik en de Vader die Mij gezonden heeft, zijn hier (Joh. 8,16) en staat er niet in jullie wet geschreven dat het getuigenis van twee mensen geldig is? (Joh.8, 17) Ik ben ten eerste degene die van Mijzelf getuig, en ten tweede is er de Vader, die Mij naar deze wereld gezonden heeft, die van Mij getuigt. Hoeveel meer getuigen willen jullie nog?' (Joh.8, 18)
Hoofdstuk 198: De Heer maakt Zich bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Toen stond IK op en ging naar de pilaar waar zich de zogenaamde offerkist van God bevond, die vanwege de offers voor de tempel die naam had, en Ik riep hard in de kist: 'Jullie blinden kennen noch Mij noch Mijn Vader! Want als je Mij zou kennen, zou je ook Mijn Vader kennen!' (Joh.8,19)
Hoofdstuk 198: De Heer maakt Zich bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383  ...