Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 370 van 1490

...  358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383  ...
[1] Toen stonden er enkele van de oude leerlingen op, gingen naar de stad en vonden al gauw een bakkerswinkel en kochten voor tien penningen brood en voor vier penningen gebraden vis. Toen zij met deze inkopen de stad uitgingen ontmoetten zij een tollenaar, die hen aanhield en vroeg wie er zoveel brood en vis nodig had.
Hoofdstuk 82: De leerlingen en de strenge tollenaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] IK zei: 'Ik ken uw wetten en rechten beter dan u, die als pure tollenaar helemaal geen recht hebt ons te vragen wie wij zijn en waar wij vandaan komen! Kijk, wij bevinden ons nog op meer dan zevenhonderd passen van de poort van de stad, en de plaats die wij nu bezetten is volgens uw gemeentewetten van ouds her reeds bestemd voor vreemdelingen, en dus zijn wij volgens uw eigen wetten hier op deze plaats vrij, en dus ook aan niemand enige uitleg en antwoord verschuldigd! Maar zelf kunt u nu beter vlug naar huis teruggaan anders sterft uw oudste zoon die al zeven jaar ziek is, nog voor u thuis bent!'
Hoofdstuk 82: De leerlingen en de strenge tollenaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Toen zei DE TOLLENAAR: 'Maar Heer en Meester! In mijn huis zult u allen beslist beter bediend worden dan met deze paar broden en vissen; wat u voor deze broden betaald heeft, wil ik u duizendvoudig vergoeden!'
Hoofdstuk 82: De leerlingen en de strenge tollenaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Daarna ging DE TOLLENAAR naar zijn zoon, die reeds stervende was; maar hij zei toch tegen hem: 'Mijn zoon, deze drie dokters zullen je niet helpen, maar er zal straks een andere dokter komen die je zal helpen; want op hem vestig ik al mijn vertrouwen en mijn volle geloof.'
Hoofdstuk 83: De Heer wekt de gestorven zoon van de tollenaar op - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Daar voor u ligt het! De jonge man kreeg wat koorts, - een lepel gebrand zout met zeven lepels wijn zouden hem voor altijd genezen hebben! U kende dit geneesmiddel wel, maar u dacht en zei: 'O, dat is de zoon van een rijk man, die kan die lichte koorts jarenlang houden, dat levert ons dan veel geld op! Als de zoon oud genoeg wordt, zal de koorts hem vanzelf wel verlaten. ' Ik zeg u echter, slechte dokters: De koorts zou . de zoon ook al lang geleden verlaten hebben, maar u hield hem in stand om er aan te verdienen, en u maakte er een slopende koorts van die u nu niet meer genezen kon, en zodoende werd u vanwege uw gemene hebzucht ware moordenaars van deze jonge man!
Hoofdstuk 83: De Heer wekt de gestorven zoon van de tollenaar op - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] U noemde Mij een grootspreker en u hebt Mij nooit eerder gezien en gekend; Ik ken u echter allang en zeg als uw 'grootspreker' nu over u de volle waarheid en daardoor heb Ik u uw eigen bekentenis bespaard! Van het feit dat Ik nu over u de waarheid gesproken heb, zal het weer volkomen tot leven wekken van deze gestorven mens het duidelijkste getuigenis geven!'
Hoofdstuk 83: De Heer wekt de gestorven zoon van de tollenaar op - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Daarbij liep Ik naar de dode toe en zei: 'Jorabe, sta op uitje slaap en getuig over de grote onbetrouwbaarheid van deze drie, die Mij uitmaakten voor een grootspreker! ,
Hoofdstuk 83: De Heer wekt de gestorven zoon van de tollenaar op - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] DE ZOON zei: 'Precies hetzelfde als deze onbekende, wonderbare genezer over hen gegeven heeft! Zij hebben helemaal geen belangstelling voor de genezing van een zieke, maar zij willen alleen dat hij zo veel mogelijk van hun drankjes slikt en dat zij daarvoor dan flink wat geld krijgen. Dat zij echter niemand ooit werkelijk geholpen hebben, weet de hele stad en omgeving. Zoals zij mij geholpen hebben, hebben zij er al heel veel geholpen, -namelijk van deze wereld naar de andere! Ik geloof dat ik wel genoeg gezegd heb.
Hoofdstuk 84: Het wegzenden van de drie dokters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Maar opmerkelijk is nog wel: Zij zijn joden, volgens hun zeggen uit Jeruzalem, en geven hoog op over hun Jehova, en vertellen dat zij alleen diegene met zekerheid kunnen helpen die in hun god gelooft en een groot offer in goud, zilver en edelstenen brengt. Dat offer moet men aan hen geven opdat zij het dan naar Jeruzalem kunnen zenden, waar een zekere hogepriester in een zeer heilige kamer van de tempel tot Jehova zal bidden voor de zieke, waarop het de zieke dan beslist beter zal gaan. Wat moeten wij Grieken daar echter van zeggen, terwijl wij toch al veel te veel goden hebben? Moeten we er nog een god bijnemen, opdat ook die ons niet helpt, zoals alle andere ons ook nog nooit ergens mee geholpen hebben, maar wel hun sluwe priesters, die in hun plaats met gewichtige, de goden toegewijde gezichten de rijkste offers ontvingen en deze heimelijk verkwistten aan allerlei kwalijke zaken en handelingen?!
Hoofdstuk 84: Het wegzenden van de drie dokters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Maar DE TOLLENAAR stond daar nu op en hij zei: 'Waarlijk, ik heb dit geld niet in het minst nodig; maar ik zal het de vele armen van deze plaats geven, dat zal beter zijn dan dat ik het jullie voor niets en niemendal zou laten houden! Schiet op en breng me nog binnen een uur het geld, want anders geef ik jullie, ellendige booswichten, over aan het gerecht!'
Hoofdstuk 84: Het wegzenden van de drie dokters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Maar ik leg hier nu een openlijke bekentenis af en verklaar: Deze wonderbare vreemdeling is nu en voor alle toekomstige tijden de enig ware god voor mij! Hij is de Jehova van de joden en de Zeus van de Grieken, Romeinen en Egyptenaren. In hem moeten alle goden verenigd zijn. Wij hebben al vaak allerlei sprookjes horen vertellen, hoe deze of gene god in de oude tijden alleen door zijn almachtige wil iets heeft geschapen; maar wij Grieken, die ook mensen zijn, hebben nog nooit het geluk gehad zoiets met eigen ogen te zien. Hier staat echter een mens die dat kan, en hij is voor mij een ware God, wat ik nu vast geloof, en dit geloof zal ik ook gedurende mijn hele leven steeds behouden. -Wat zeggen jullie daarvan?'
Hoofdstuk 84: Het wegzenden van de drie dokters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Nadat DE TOLLENAAR het geld aangenomen en opgeborgen had, zei hij tegen degene die het gebracht had: 'Luister, omdat jij volgens het getuigenis van deze waarachtig goddelijke meester nog de eerlijkste bent, kun je nu hier blijven; maar de beide anderen moeten zich ogenblikkelijk van hier verwijderen! Als je echter met hen mee wilt gaan, zul je daarin ook niet in het minst gehinderd worden.'
Hoofdstuk 84: Het wegzenden van de drie dokters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] De beide anderen waren echter al weg en verlieten deze plaats met vlugge pas; want zij beseften dat zij niet konden blijven als Ik Mij hier zou vestigen.
Hoofdstuk 84: Het wegzenden van de drie dokters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Na deze regeling werden wij uitgenodigd voor de maaltijd en kwamen in een eetzaal die zijn weerga in Jeruzalem niet had. In het midden van de zaal stond een grote cederhouten tafel, beladen met allerlei spijzen en edele wijnen. Wij namen daaraan plaats en aten en dronken, want de eerder gekochte broden waren niet goed en ook niet groot, evenals ook de paar armzalig klaargemaakte vissen, -daarom aten wij er ook maar heel weinig van.
Hoofdstuk 85: De kunst om te leven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] U bent nu waarschijnlijk de enige die deze knoop waarachtig ontward heeft, en daarom zou ik u, als ware levensmeester, willen vragen, mij en eigenlijk ons allen de grote kunst te tonen hoe men helemaal zeker achter het geheim van het leven komt en dit herkent en tenslotte zelf levensmeester wordt. U heeft het kennelijk zover gebracht, en moet daartoe dan ook de middelen en wegen goed kennen. Omdat u ze moet kennen, zou het wel een grote genade van u voor ons zijn, als u ze ons nader zou willen beschrijven.
Hoofdstuk 85: De kunst om te leven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383  ...