15542 resultaten - Pagina 370 van 1037
... 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 ...
[15] Hierop kwamen ze naar Mij toe en vroegen Mij of Ik hun toestond om direct te blijven.Hoofdstuk 125: Het verzoek van de leerlingen van Johannes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Toen hij de paarden buiten aan de knechten had overgegeven, kwam hij direct in de grote kamer naar ons toe en zei (de hoofdman) tegen Mij: 'O grote Heer en Meester! Pas toen jullie de herberg verlaten hadden, ben ik als uit een droom ontwaakt en wilde mij toen geheel en al aan U aanbevelen, maar toen waren jullie al verdwenen. Daarop werd ik gegrepen door een alles overheersend verlangen om U nog eenmaal te zien, te spreken en te horen. Ik liet mij dan ook onmiddellijk uit Bethlehem de beste rijpaarden brengen en reed met deze vrienden van mij in snelle draf hierheen en hoorde buiten van de mensen van dit huis, dat U hier een kleine rustpauze genomen hebt. Toen sprong mijn hart op van vreugde. Samen met mijn metgezellen sprong ik in allerijl van het paard en haastte mij naar binnen, en nu ben ik hier om U te begroeten, en om U van gans er harte te bedanken voor de eindeloos grote genade die ik van U tot heil van mijn heidense ziel ontvangen heb. Neem daarom, o Heer en Meester, deze dank ook genadig van mij aan!'
Hoofdstuk 126: De hoofdman van Bethlehem komt naar de Heer toe - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Ik zei: 'Vriend, meer van zulke heidenen zoals jij, en het zal weldra licht en helder worden onder de mensen op deze aarde! Maar helaas zijn er maar weinig van zulke mensen en heidenen, en daarom staat de mens ondanks Mijn komst naar deze aarde in het algemeen een lange geestelijke nacht te wachten, waarin nog vele gevechten pro en contra gevoerd zullen worden, maar daarbij zal de ware overwinning van de eeuwige waarheid over de nacht van al het valse en boze onbeslist blijven.'
Hoofdstuk 126: De hoofdman van Bethlehem komt naar de Heer toe - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Maar als Ik hun nu leer de volle waarheid te kennen en er zelfstandig naar te handelen, wordt de volste vrijheid van hun zielen daardoor niet in het minst belemmerd, en wat ze zich volgens Mijn leer weldra zullen verworven en bevochten hebben, zal dan hun werk en ook hun volledig eigendom zijn.
Hoofdstuk 126: De hoofdman van Bethlehem komt naar de Heer toe - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Om deze redenen, die Ik je nu uiteengezet heb, is het voor Mij wel gemakkelijk om het zieke lichaam van een mens te genezen, maar niet tegelijk ook een zieke en duistere ziel. Ik genees de zielen ook wel, maar alleen door Mijn leer, wanneer ze die gelovig aannemen en daar vervolgens hun willen en handelen naar richten. Maar wie dat wil, heeft zich met een dergelijke vaste wil Mijn geest al eigen gemaakt en daardoor een toereikende levenskracht in zichzelf, die hij met het volste recht de zijne kan noemen, ook al ziet hij in dat het toch alleen Mijn kracht in hem is die handelt en heerst.
Hoofdstuk 126: De hoofdman van Bethlehem komt naar de Heer toe - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Het ontbreekt de mensen niet aan ernst om op heel veel plekken van deze aarde de waarheid te zoeken, waarvan Ik mij zelf overtuigd heb en menigeen heeft daar ook al een spoor van gevonden -maar waarin lag nu de bevestiging voor het verstand van de mensen, dat het door een ijverige zoeker en vorser gevonden spoor van levenswaarheid wel helemaal juist was ? Men leerde dat spoor kennen, betuigde er ook bijval aan, maar men kwam ook andere ijverige vorsers naar de levenswaarheid tegen en men raakte er al gauw van overtuigd dat zij op heel andere sporen gestoten waren, die met dat van de eerste absoluut geen overeenkomst vertoonden, maar toch heel veel in zich hadden.
Hoofdstuk 127: De bedenkingen van de hoofdman over de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Dus hebben wij daarvoor dan ook voortdurend bijzondere hulp van U nodig, o Heer en Meester, anders is al onze arbeid en inspanning tevergeefs, en is het naar mijn mening beter om de mensheid ook voor de hele verdere toekomst in haar duistere waan ten onder te laten gaan, zoals ze ook duizenden jaren vóór ons te gronde is gegaan en in een volledig niets is overgegaan. Want wat kan een almachtige en eeuwige God aan zo'n wereld vol mensen gelegen zijn, en wat voor belang zouden de te gronde gegane en eeuwig niet meer bestaande mensen hebben bij een God?
Hoofdstuk 127: De bedenkingen van de hoofdman over de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Wanneer het eeuwige verder leven van een mensenziel er. nu enkel en alleen van afhangt of men Uw leer kent en er vervolgens naar leeft en handelt, dan zullen er wel weinigen zijn die zo gelukkig zijn om eeuwig te leven! Maar als het anders ligt met het voortleven van de zielen na de altijd enigszins wrede dood van het lichaam, neem ik al mijn menselijke opmerkingen terug en wil ik mij graag op andere gedachten laten brengen.
Hoofdstuk 127: De bedenkingen van de hoofdman over de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Maar hun vele kinderen, die geleidelijk op de aarde verschillende woonplaatsen uitzochten en zodoende zelfstandig werden, wilden zich de voogdij van God en nog minder die van hun ouders en overige verwanten niet meer laten welgevallen. Zij streefden ernaar om in de wereld rijk en beroemd te worden, en toen ze dat werden, werden ze ook traag en hoogmoedig en bekommerden zich weinig meer om God en Zijn wil, die zij nog heel goed kenden. Ze deden wat ze wilden. En al heeft God hen ook vermaand door allerlei tuchtigingen, die Hij hun altijd door middel van allerlei tekenen en ook door wijze boodschappers, bekendgemaakt had, dan lachten ze, bespotten God en Zijn vermaningen en mishandelden de boodschappers die naar hen toe gezonden waren.
Hoofdstuk 128: De verhouding tussen God en de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Achter de hoogste bergen van Azië in het verre oosten bestaat een groot keizerrijk, dat Sihna of China heet. Bestaat het soms niet, omdat jij het nog nooit gezien hebt? En nog verder naar het oosten, helemaal omspoeld door de grote wereldzee, bestaat nog een groot keizerrijk met de naam Jhipon (Japan). Bestaat dat misschien ook niet, omdat jij daar tot nu toe nog nooit iets van gehoord hebt? Ja vriend, op deze aarde bestaan nog heel grote rijken en werelddelen buiten de jou bekende drie werelddelen, ook al ken jij die niet; maar Ik ken ze en kanje zeggen dat ze bestaan en in de toekomst ook door de mensen ontdekt zullen worden.
Hoofdstuk 129: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Overalleven al mensen en zij zijn niet verstoken van openbaring van boven en van de kant van geesten die daar ooit ook in het vlees geleefd hebben. Dat zulke zielen van mensen zich echter niet onmiddellijk bij de overgang naar het rijk der geesten in een volmaakt levenslicht kunnen bevinden is toch zeker gemakkelijk te verklaren uit het feit dat ook hier de mensen van wie de zielen erg wereldlievend zijn geworden maar moeilijk en moeizaam op de juiste weg van het levenslicht te brengen zijn. Het lichaam van de mens kan niet iets geloven of willen; het dient de ziel slechts een korte tijd tot instrument voor de werkzaamheid naar buiten toe en zodoende ook voor haar ontwikkeling. Het denken, liefhebben, willen en handelen volgens de waarheden die men heeft leren kennen is een zaak van de ziel.
Hoofdstuk 129: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Welnu, in zo'n toestand is het dan pas het moment om zo'n ziel een wijze geest te laten ontmoeten, die er als gelijkwaardig uitziet en die vervolgens met haar over een en ander kan spreken; daardoor wordt het dan in zo'n verdwaalde zielook al lichter en begint ze nu als het ware helemaal uit zichzelf in te zien dat ze zich in grote dwalingen bevindt, en begint ze steeds meer en meer naar het ware licht te verlangen.
Hoofdstuk 129: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] De hoofdman, die vol verbazing en door diep ontzag gegrepen naar deze les van Mij geluisterd had, zei: 'Heer en Meester, zoals U nu gesproken hebt, heeft nog geen wijze ooit tegen een mens gesproken! U hebt mij nu pas volkomen getoond wie U bent. Ik dank U voor de grote genade die U mij nu bewezen hebt, maar vraag U ook van ganser harte om vergeving voor het feit dat ik zo brutaal en dom tegen U heb durven spreken.'
Hoofdstuk 129: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nu stonden allen op, ook de leerlingen van Johannes, en volgden Mij enthousiast naar Bethanië dat niet ver weg lag. Ook de hoofdman volgde nu te voet met zijn metgezellen, terwijl hij zijn paarden achterliet bij de waard in het dal.
Hoofdstuk 130: De Heer keert met de Zijnen terug naar Bethanië (28.3 - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] De hoofdman, zijn metgezellen en de waard uit de buurt van Bethlehem viel onze Rafaël echter op, die nu ook aan tafel naast Mij at en deze keer met opzet nog meer dan anders, om de aandacht van de vreemdelingen te trekken. Dezen keken dan ook met steeds grotere oplettendheid naar hem en verwonderden zich in stilte steeds meer over het feit dat een overigens zo bevallige jongeman zo veel kon eten.
Hoofdstuk 130: De Heer keert met de Zijnen terug naar Bethanië (28.3 - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)