17481 resultaten - Pagina 371 van 1166
... 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 ...
[12] Ik gaf het volk toen verder onderricht en liet Mij ongenadig over de Farizeeën uit, en hoe meer Ik hun schanddaden aan het volk onthulde en hun op Mijn vingers voorrekende voor welke zaken zij allemaal nog meer verdoemd zouden worden, hoe meer het volk juichte en hoe woedender de Farizeeën werden. Maar zij grepen Mij niet, omdat Mijn tijd nog niet gekomen was. (Joh. 8,20)Hoofdstuk 198: De Heer maakt Zich bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[19] IK zei: 'O nee, maar de zaak ligt zo: Jullie zijn van déze wereld en dat geldt ook voor jullie ziel; Ik ben echter niet van deze wereld!'
Hoofdstuk 198: De Heer maakt Zich bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[21] IK zei: 'Ja, het klopt dat jullie geen andere kennen! En daarom zei Ik dat tegen jullie, omdat jullie door je ongeloof zullen sterven in je zonden. Want als jullie niet geloven dat Ik de beloofde en nu tot jullie gekomen Messias ben, zullen jullie sterven in je zonden en nooit daar heengaan waar Ik zal zijn met Mijn uitverkorenen. (Joh. 8,24) En als dat niet zo zou zijn, heus dan zou Ik als puur mens zoals jullie, nooit de moed gehad hebben om jullie dat te zeggen!'
Hoofdstuk 198: De Heer maakt Zich bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[25] IK zei: 'Rustig aan, dat 'ten tweede' zullen jullie zelf wel uit Mijn woorden kunnen opmaken; want Ik moet jullie nog veel vertellen en duidelijk maken! Luister! Hij Die Mij gezonden heeft, bezit de hoogste graad van waarheid, en alleen wat Ik steeds van Hem gehoord heb maak Ik nu aan de wereld bekend, en dat zijn jullie allen.'(Joh.8,26)
Hoofdstuk 198: De Heer maakt Zich bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Toen zei IK tegen de joden die in Mij begonnen te geloven: ' Als jullie zullen blijven bij wat Ik zeg, worden jullie daardoor ook Mijn ware leerlingen. (Joh.8,31) Jullie zullen de daarin liggende waarheid herkennen, en die waarheid zal jullie vrijmaken, zoals Ik dat al eerder heb aangegeven.' (Joh.8,32)
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] IK zei: 'O, Ik weet wel dat jullie nakomelingen van Abraham zijn, - Ik ben het lichamelijk ook! Maar hoewel jullie zeggen dat jullie als zaad van Abraham nooit iemands knecht geweest zijn, waren jullie vaderen in Egypte en later in Babylon het wel, en nu zijn jullie knechten van Rome, - als jullie het dan over uiterlijke verhoudingen willen hebben. Maar Ik heb het over de innerlijke levensverhoudingen, en volgens die waren jullie altijd knechten van jullie hartstochten, en lieten jullie je daardoor als bezetenen beheersen. En dat dat zo is, bewijst de omstandigheid dat jullie Mij trachten te doden, net zoals ook de Farizeeën dat uit alle macht proberen. En dat doen jullie, omdat hetgeen Ik zeg niet tot jullie doordringt en jullie het niet begrijpen, en Mij haten omdat Ik de volle waarheid tegen jullie spreek. (Joh.8,37) Ik spreek tot jullie alleen maar dat wat Ik steeds van Mijn Vader zie en hoor, en jullie vinden dat niet belangrijk, maar hebben het voortdurend alleen maar over wat jullie ook van jullie vaders gezien en gehoord hebben, terwijl dat volkomen onbelangrijk is. ' (Joh .8 , 38)
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] IK zei tegen hen: 'O, als God jullie Vader zou zijn, zouden jullie Mij liefhebben zoals zij Mij liefhebben die Mij herkend hebben; want Ik ben wat Mijn geest betreft van God uitgegaan en kom uit God. Want waarlijk, Ik ben niet, zoals bijvoorbeeld een mens, uit Mijzelf gekomen, maar God heeft Mij gezonden, dat wil zeggen dit lichaam waardoor Hij Zichzelf nu aan jullie openbaart, en welk lichaam jullie nu proberen te doden. (Joh .8 , 42) Waarom kunnen jullie dan Mijn stem niet horen, als jullie Gods kinderen zijn?' (Joh. 8, 43)
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] IK zei: 'O ja, jullie horen Mij beslist wel met je lichamelijke oren, maar Ik vraag jullie alleen maar, waarom de betekenis van Mijn woorden jullie niet bevalt. Waarom bevalt die dan wel aan heel veel anderen, zelfs aan de Romeinen daar, die zich om de offerkist van God opgesteld hebben?'
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[23] IK zei: 'Jawel, Ik ben nu ook maar een mens, - maar een mens die kan zeggen: 'Wie van jullie kan Mij van een zonde betichten?'! Als Ik echter als een voor God en alle mensen zondeloos mens de waarheid zeg, waarom geloven jullie Mij dan niet? (Joh.8,46) Wie uit God is, hoort ook graag Gods woord. En jullie willen nu echter juist Mijn woord, dat Gods woord is, niet horen omdat jullie niet uit God zijn!' (Joh.8,47)
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[25] IK zei: 'Ik ben geen Samaritaan en heb nog minder een duivel, zoals duizenden dat over Mij getuigen kunnen, maar Ik eer altijd waarachtig God, Mijn Vader. Waarom maken jullie Mij te schande? (Joh. 8, 49) waarom maken zoveel anderen Mij dan niet te schande, die Mij en de Vader wel herkend hebben?'
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Maar deze blinde nakomelingen van degenen die reeds in de woestijn aan de voet van de Sinaï, terwijl Jehova op de berg onder bliksem en donder de heilige wetten aan Mozes gaf, het gouden kalf aanbeden en Jehova niet geëerd hebben -ofschoon Hij vlak voor hun neus luid Zijn wetten verkondigde -, zijn nu voor het aangezicht van God nog dezelfde aanbidders van hun gouden kalveren, en bij al hun mateloze domheid toch nog brutaal genoeg zich zelfs aan U o Heer te vergrijpen. O Heer, laat ze gaan, en leer ons U beter en dieper kennen - en ook onze erge zonden die wij zo vaak tegenover U begaan hebben! ,
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] IK zei tegen het volk: 'Houd je rustig, want Ik moet immers ook deze mensen zeggen wie Ik ben, opdat zij zich eens niet verontschuldigen kunnen dat het hun niet gezegd en hun er niet op gewezen zou zijn! Ik heb al tegen hen gezegd dat Ik Mijn eer niet zoek, en bij deze mensen al helemaal niet, en dat er Eén is die hen zoekt en richt. (Joh. 8,50) Maar deze blinde en verkeerde soort zal dat nooit inzien en begrijpen, tot de bijl aan hun wortels gelegd zal worden. Daarom zeg Ik echter nog eenmaal tegen hen: Waarlijk, waarlijk, als iemand Mijn woord zal houden, zal hij de dood eeuwiglijk niet zien! ' {Joh. 8,51)
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Toen zeiden de JODEN die nu al helemaal blind van woede waren: 'Nu beseffen we pas goed dat je de duivel in je hebt! Als jouw woord gelijk is aan Gods woord, dan was het toch ook Gods woord waaraan Abraham, Izaak en Jacob en alle profeten zich gehouden hebben, en toch zijn zij allemaal gestorven! Is dan jouw woord goddelijker dan dat van de Vader en de profeten, zodat je kunt zeggen: 'Wie Mijn woord zal houden, zal de dood in eeuwigheid niet smaken!' (Joh.8,52) Ben je dan meer dan onze vader Abraham, die gestorven is, en de profeten, die allen gestorven zijn? Wie denk je wel dat je bent?' (Joh.8,53)
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] IK zei: ' Als Ik Mijzelf zou eren, zou Mijn eer geen waarde hebben; maar het is Mijn Vader die Mij eert, waarvan jullie zeggen dat Hij jullie God is. (Joh. 8,54) Jullie kennen Hem echter niet, maar Ik ken Hem. En als Ik zou zeggen: 'Ik ken hem niet!', zou Ik een leugenaar zijn, net als jullie die zeggen dat Hij jullie Vader is! Ik ken Hem echter werkelijk en houd dus Zijn woord! (Joh. 8,55)
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Ik zeg jullie echter nog iets, om je te laten zien dat jullie vader Abraham Mij niet onbekend is. Kijk, Abraham was blij dat hij Mijn tijd op deze aarde zou zien! Jullie zeggen wel dat Abraham gestorven is; maar Ik zeg jullie, dat hij evenwel Mijn tijd hier vanaf Mijn eerste dag voortdurend gezien heeft, en daar veel vreugde aan beleeft (Joh. 8,56); hij ziet Mijn tijd nog steeds en is blij!'
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)