15542 resultaten - Pagina 372 van 1037
... 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 ...
[8] Maar kijk nu eens naar bijvoorbeeld een korenhalm, hoe die zich zover ontwikkelt, dat op het hoogste punt van zijn groei de aar zich als vrucht begint te tonen en te ontwikkelen! Kijk, datzelfde gebeurt bij de mens, wanneer de ziel volledig in haar geest begint over te gaan.Hoofdstuk 136: De hogere graden van helder bewustzijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Maar daarna moet hij ook onverwijld volgens Gods wil beginnen te handelen. Dit handelen is dan de leven brengende regen, waardoor de goddelijke geest ertoe bewogen wordt in de ziel van het levensgraan over te gaan. Nu moet men dan in de eerste plaats in zichzelf keren door de ware deemoed, door geduld, zachtmoedigheid, door de ware liefde tot de naaste en door de echte barmhartigheid. Als een mens van harte en met alle ijver deze opgaven aanvaard gaat hij daardoor ook binnen in de diepten van zijn eigen leven en graaft hij de geestelijke voedende levenswortels in de aarde van de goddelijke kracht, die zulke wortels gretig opzuigen om vervolgens de levenshalm naar het goddelijke licht te gaan opstuwen, te ontwikkelen en te voltooien. In deze toestand gaat de ziel dan ook steeds meer over in de steeds levender wordende liefde tot God, en wel naarmate haar geest ook steeds werkzamer in de ziel overgaat.
Hoofdstuk 137: Raphaël maakt zich als geest bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Toen schrok de hoofdman en zei: 'Luister eens, jij bent een zeldzaam schepsel! Ik begin mij nu werkelijk heel onbehaaglijk te voelen! Ik zie je nog net zoals eerst en je hebt geen lichaam meer, maar je bent nu een vorm uit pure lucht en staat als een fantoom voor me. Ach, dat is sterk - dat is ongehoord! Men heeft al wel eens gehoord dat er in een bepaalde tijd magiërs geweest zijn die zichzelf onzichtbaar konden maken, maar daarbij toch hun lichamelijke stevigheid behielden; want in hun onzichtbaarheid zouden ze toch zware dingen van de ene plaats naar de andere hebben kunnen verplaatsen. Maar jij bent nu nog steeds zichtbaar als een volkomen mens en toch ben je dat in zekere zin niet, en nu is het wel heel erg de vraag of jij nu als een zuivere luchtvorm die zuil nog zou kunnen optillen!'
Hoofdstuk 137: Raphaël maakt zich als geest bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[17] Rafaël had dat nog maar nauwelijks gezegd, of daar zweefde de zuil al vrij in de lucht, en de hoofdman werd nu nog angstiger. Hij wist niet meer wat hij moest zeggen, keek vol verbazing nu eens naar de in de lucht zwevende zuil en dan weer naar Rafaël.
Hoofdstuk 137: Raphaël maakt zich als geest bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[26] jij kunt nu nog een lichamelijke of ook een reeds lang zuivere, machtige geest zonder lichaam zijn, dat is voor mij verder van weinig belang. Maar voor mij is van belang, dat ik door een juiste levenswandel ook eenmaal datgene word wat jij nu bent en wat jij aan de zijde van de Heer en Meester zeker ook gemakkelijker hebt kunnen worden dan ik het zal kunnen; maar ik wil ook niet naar jouw hoogte opklimmen en zal met veel minder al helemaal tevreden zijn. Want stellig is het van God uit niet ieder mens gegeven om zich tot jouw hoogte op te kunnen werken; maar iedereen dient God te danken voor wat Hij hem gegeven heeft.
Hoofdstuk 137: Raphaël maakt zich als geest bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[28] Nu zei Rafaël: 'En ik ben ook met jou nu heel tevreden en wil jou en je metgezellen mijn diensten aanbieden, als iemand nog iets verlangt. Als iemand nog iets heeft, laat hij dan naar voren komen en het in aller bijzijn vertellen!'
Hoofdstuk 137: Raphaël maakt zich als geest bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Mijn woord en Mijn leer, die jullie de weg naar het eeuwige leven toont, is echter de wil van Degene die in Mij is en die Mij gezonden heeft. Want de Vader, als de eeuwige liefde, is in Mij, en Ik, als haar licht, ben in haar .
Hoofdstuk 138: Over het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Kijk maar eens naar de vlam van de lamp die hier op tafel brandt! Kun jij het licht van de vlam scheiden of de vlam van het licht? De vlam nu is datgene wat Ik 'Vader' en 'Liefde' noem, en het Licht is haar Zoon, die door de vlam uitgezonden wordt om de duisternis van de nacht te verlichten. Zijn de vlam en haar licht dan niet één wezen? En is de vlam dan niet evenzeer in het licht als het licht in de vlam is? En wanneer dat nu zo en onmogelijk anders is, dan openbaart de wil van de Vader zich toch in het van Hem uitgaande licht.
Hoofdstuk 138: Over het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Alleen, wie dit licht verlaat en opnieuw in de eigen wereldse nacht begint te wandelen, kan het eeuwige vrije leven van de ziel niet ontvangen, zolang hij niet overgaat naar het licht des levens. En nu zul jij, hoofdman, Mij waarschijnlijk wel begrepen hebben?'
Hoofdstuk 138: Over het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Daarop zei Rafaël: 'O jij zwakke mens, met je angst voor de storm! Wat kom je toch in opstand tegen Gods liefde, wijsheid en orde! Denk jij soms dat God zo'n hevige wind laat waaien uit een soort misnoegen ten aanzien van de mensen? O, wat ben je nog zwak! Ken jij de natuurgeesten, die schadelijk zijn voor het natuurlijke leven van mensen en dieren en die dikwijls, en in het bijzonder in de herfst, in meerdere mate vanuit het inwendige van de aarde naar buiten moeten komen, omwille van de vruchtbaarheid van het aardoppervlak?
Hoofdstuk 139: De storm en het doel ervan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Maar daarom kan God toch niets veranderen aan Zijn goed geordende schepping! Zou het vuur bijvoorbeeld niet zo gloeiend heet en brandend en vernietigend moeten zijn als het is? Waarvoor zou het dan nog nuttig zijn? Of zou het water niet vloeibaar moeten zijn, zodat mensen en dieren niet lichamelijk de dood zouden vinden als ze erin vallen? Of moeten bergen niet hoog en steil zijn, zodat er niemand van hun toppen naar beneden zou kunnen vallen en daardoor ook de dood vinden? Zouden er geen verscheurende dieren moeten bestaan, geen slangen en geen giftige planten, omdat die allemaal gevaar opleveren voor het leven van de mens?
Hoofdstuk 140: Over het doel van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nu kwam één van de leerlingen van Johannes naar Rafaël toe en zei: 'Luister, wonderbaarlijke jongeman, ik heb nu nog als enige verzoek aanjou, dat jij je watje eigenlijke wezen betreft wat nader aan ons bekend zou willen maken dan je tot nu toe gedaan hebt! Want dat jij een zeer mysterieus wezen bent, daarover is er in mij geen enkele twijfel meer; want wat jij nu allemaal al in korte tijd verricht hebt, kan een natuurlijk mens niet verrichten, en jouw wijsheid reikt ook oneindig veel verder dan alle tot nu toe aanwezige menselijke kennis. Daarom zou ik toch nader willen weten wie jij eigenlijk bent! Een geheel natuurlijk mens ben je absoluut niet, maar je kunt de geest van Elia of ook van een andere grote profeet zijn; want er staat geschreven dat in de tijd, dat de Messias tot de mensen zal komen, ook Elia aan Zijn zijde zal rondgaan als een trouwe getuige voor de blinde mensen. En ook staat er geschreven: 'In die tijd zullen jullie Gods engelen zien opstijgen en afdalen tussen hemel en aarde, en zij zullen Hem dienen die gekomen is in de naam des Heren, en ook de mensen, die van goede wil zijn.'
Hoofdstuk 138: Over het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Dat viel de hoofdman op en hij vroeg Mij onmiddellijk: 'Heer en Meester, wat zei U nu, dat alleen hij het eeuwige leven van de ziel zal verkrijgen die de wil doet van degene die U gezonden heeft? Wie is dat, die U gezonden heeft, en wat is zijn wil? Verklaar U hierover nader, anders zou ik naar aanleiding van deze uitspraak van U in regelrechte twijfel moeten raken! Want de ene keer is het zo -zoals ik begrepen heb uit de verklaring van de psalmen in het huis van onze waard -dat U Zelf en alleen U de Heer bent, en dat diegene het eeuwige leven van de ziel zal verkrijgen, die Uw leer aanneemt en ernaar leeft en handelt, en nu zegt U Zelf, dat alleen hij het eeuwige leven van de ziel zal verkrijgen, die de wil doet van degene die U gezonden heeft! -Kijk! -dat is nu heel dubbelzinnig, en een mens als ik, die het beslist volkomen serieus om het eeuwige leven van zijn ziel te doen is, raakt dan echt in de war en weet niet tot wie hij zich moet wenden, die hem de wil van degene die U gezonden heeft, getrouwen waarachtig zou kunnen meedelen! Daarom vraag ik U of U Zich ten aanzien van deze uitspraak nu duidelijker en beslister zou willen uitdrukken!'
Hoofdstuk 138: Over het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Kijk, juist in deze nacht dringen er grote aantallen vanuit het inwendige van de aarde naar boven naar de oppervlakte, om te zorgen dat het komende jaar vruchtbaar zal worden! Wanneer nu deze nog in hoge mate ongelouterde natuurgeesten zich in de vorm van een grijze en naar rotting riekende damp kalm over het oppervlak van de aarde zouden uitstrekken, dan zou in een dergelijke damp nog niet een paar uur menselijk leven kunnen bestaan. Welk ander middel kun jij mij aangeven, om de genoemde opstijgende nog onvolkomen natuurgeesten onschadelijk te maken voor de lichamelijke gezondheid van de mensen, dan juist de wind, en wel een hevige, die in opgewassen is tegen die hardnekkige en in zekere zin kleverige aard van dergelijke geesten?
Hoofdstuk 139: De storm en het doel ervan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Toen Ik daar zo sliep, keken allen die aan tafel zaten en nog wakker waren naar Mij, en de hoofdman zei: 'Van de Heer kan men wel zeggen: si totus illabatur orbis, impavidum ferient ruinae!* (Latijn voor: ' Als de hele wereld zou instorten, zouden de brokstukken ervan op de onbevreesden vallen',) ja, ja, wanneer men de Heer en Schepper en Instandhouder van alle schepselen is, kan men voor dergelijke verschijnselen wel geen angst hebben; maar zwakke en machteloze mensen als wij, kunnen bij zo'n onweer toch niet alle angst van zich afzetten, hoewel we er vast van overtuigd zijn dat zo heel dicht bij de Heer beslist niemand iets kan gebeuren. Maar het is en blijft merkwaardig dat er juist vannacht, na een heel mooie zonsondergang, zo'n onweer losbarstte! Ik beklaag al degenen die nu ergens onderweg zijn, en in het bijzonder degenen die zich nu op een schip op de grote zee bevinden. O, daar zal het er nu verschrikkelijk uitzien!'
Hoofdstuk 141: Een onweersbui - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)