Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 373 van 1112

...  361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386  ...
[3] Ik prees hen en raadde hun aan dat geloof getrouw in hun hart te bewaren, en zich in de grote wereldstad Rome, waar zij zich weldra zouden bevinden, vooral niet door de grote wereldse pracht, de hoogmoed, de afgoden en de verleidingen te laten bekoren, maar in alles nauwgezet de lessen en waarschuwingen van de Romein op te volgen die hen allen, als een ware vader zijn kinderen, reeds binnen een paar dagen mee naar Rome zou nemen. Als zij zich in alles kuis en behoorlijk zouden gedragen, zou Ik Zelf buitengewoon veel genoegen aan hen beleven en hun allerlei gaven geven.
Hoofdstuk 169: De vermanende woorden van de Heer aan de noordse jeugd Over de engelen. Hemel en hel Het wezen van het innerlijke geestesoog - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Omdat jullie echter ook gevraagd hebben waar Mijn hemelen zich bevinden, zeg Ik jullie: Mijn hemelen bevinden zich overal waar vrome, zuivere en goede mensen en geesten zijn. Deze hele zichtbare ruimte, die nergens eindigt, is de hemel zonder eind of begin, maar alleen voor goede mensen en geesten. Waar echter boze mensen en geesten huizen, daar is die ruimte geen hemel, maar een hel, die het gericht is en de eeuwige dood, die zich in deze wereld vertoont als materie, welke op zichzelf ook een gericht is en dus dood is.
Hoofdstuk 169: De vermanende woorden van de Heer aan de noordse jeugd Over de engelen. Hemel en hel Het wezen van het innerlijke geestesoog - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Wie derhalve alleen aast op de schatten van de wereld, die zuiver materie, gericht, hel en dood is, gaat daardoor ook met zijn ziel in de dood. Alle boze geesten houden zich dan ook merendeels op in de materie van deze aarde; de goede en reine geesten bewonen steeds de zuivere lichtruimten van de vrije etherruimte.
Hoofdstuk 169: De vermanende woorden van de Heer aan de noordse jeugd Over de engelen. Hemel en hel Het wezen van het innerlijke geestesoog - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[21] Daarop dankten allen Mij weer, en Ik ging terug naar het vroegere gezelschap dat zich voor de heuvel bevond.
Hoofdstuk 169: De vermanende woorden van de Heer aan de noordse jeugd Over de engelen. Hemel en hel Het wezen van het innerlijke geestesoog - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[23] Ik zei: 'M'n beste vriend, Ik heb al voor alles gezorgd en hun Mijn opdrachten gegeven en daarmee heb Ik jou van je zorg ontheven! Want hoewel goede mensen voor hun naasten ook heel goed zorgen, zorg Ik lang van te voren; en als Ik geen voorzorgen zou nemen, ging de hele wereld al gauw uit zijn voegen. - Maar laten we daar niet verder over praten, want er zal zich dadelijk iets anders voordoen!'
Hoofdstuk 169: De vermanende woorden van de Heer aan de noordse jeugd Over de engelen. Hemel en hel Het wezen van het innerlijke geestesoog - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Ik had dat nog maar net gezegd, of daar kwam Helias, die ook nog bij ons was, snel naar Mij toe en zei vol angst en vrees: ' Maar Heer, Heer, om 's hemels wil, wat is dat nu? Ik keek naar de uit de richting van de morgen komende karavaan, hoe die zich met haar kamelen en lastpaarden in onze richting beweegt, - maar nu komt er een andere, heel vreselijk uitziende karavaan achteraan! In plaats van kamelen en lastpaarden zie je verschrikkelijk uitziende vurige draken, en in plaats van mensen zie je echte duivelsgestalten die met gloeiende slangen omwonden en op hun borst met een doodskop getooid zijn! O Heer, Heer, wat heeft dat nu opeens te betekenen?'
Hoofdstuk 170: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Toen Ik dat gezegd had, zagen allen ook reeds ontelbare engelen om zich heen, die heel vriendelijk met hen spraken en hen tot het goede aanspoorden. Tegelijkertijd zagen zij echter ook, alsof zij door de materie van de aarde heenkeken, een aantallelijke, ongelukkige wezens die er alleen maar op uit waren zich steeds dieper in de materie te verschansen en te. begraven. Ook zagen zij in de etherruimten prachtige landschappen en hier en daar zelfs schitterende en wonderbaarlijk mooie gebouwen, waarover zij erg verbaasd waren. In die streken werden zij ook door engelen in de geest rondgeleid, die hun veel lieten zien en ook uitlegden.
Hoofdstuk 169: De vermanende woorden van de Heer aan de noordse jeugd Over de engelen. Hemel en hel Het wezen van het innerlijke geestesoog - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Ik zei: 'Zie en begrijp! Dat de voorste karavaan uit louter wereldse en op winst beluste kooplieden bestaat, dat zullen jullie hopelijk wel reeds lang beseffen; want een koopman uit Damascus is geen haar beter dan een dief en een straatrover. Deze kooplieden zijn heel hoffelijk en beleefd tegen de koper, opdat deze maar zo veel mogelijk voor veel geld van hen koopt. Zijn de waren eenmaal verkocht dan zouden zij, als zij niet bang waren voor de wereldse wetten, de koper het liefst vermoorden, hem de verkochte waar afnemen en hem bovendien beroven van zijn overige geld en bezittingen. Maar ondanks zulk innerlijk overleggen en streven zijn zij voor de wereld geziene en hooggewaardeerde mensen, en hun medemensen kunnen zich nooit diep genoeg voor hen buigen.
Hoofdstuk 170: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] De gloeiende draken geven de brandende begeerte aan, om alle schatten van deze aarde te willen bezitten. De op draken rijdende duivels zijn de kooplieden in hun wereldse gezindheid. De slangen om hun lichaam geven hun koopmanslist, slimheid en sluwheid weer. De doodskoppen duiden op de grote moordlust van zulke ware wereldse duivels. Want als het hun mogelijk zou zijn, dan zouden zij direct alle rijke mensen vermoorden om zich op de gemakkelijkste wijze in het volledige bezit van alle goederen en schatten van deze aarde te kunnen stellen. Omdat dat hier bij deze kooplieden het geval is en Ik wel weet dat jullie zelf vaak nog hoog opzien tegen zulke mensen, moest Ik hen voor de ogen van jullie ziel wel onthullen!
Hoofdstuk 170: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ik zei: 'Dat je ze niet in je herberg opneemt, daaraan doe je goed; maar de karavaan ook uit de hele plaats te weren zou onverstandig zijn! Want ten eerste staat de karavaan onder bescherming van de Romeinse wetten die voor alle handelslieden gelden en die hun vrije doortocht toestaan, en ten tweede zijn er ook in deze plaats veel mensen die vanwege hun innerlijke geaardheid geen haar beter zijn dan deze handelslieden en dus helemaal geen gevaar lopen slechter te worden dan zij allang zijn; en ten slot te als derde punt kunnen er zelfs bij deze Damascenen enige pogingen gedaan worden of hun gezindheid zich misschien voor een deel toch nog zou kunnen en willen veranderen. Want bij veel mensen, hoe slecht ze ook zijn, is op deze wereld altijd nog eerder en gemakkelijker verbetering mogelijk, dan later aan gene zijde voor de naakte ziel.
Hoofdstuk 170: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Ik zei: 'Kijk, daar wat achteraan staan de zeven mensen nog, die Ik in de oude hut van de rijke Barabe van de hongerdood heb gered! Zij stuurden hun naakte kinderen naar de burgers van deze plaats, opdat er toch maar iemand zich over hen zou ontfermen; maar daar vonden de kinderen alleen maar stenen harten. Als dat nu zo is, hoe kan het je dan verbazen dat Ik de burgers van dit dorp geen beter getuigenis kan geven! Als Ik je eens met je innerlijke oog de vooraanstaande mensen van Jeruzalem zou laten zien, - wat zou je dan wel zeggen?
Hoofdstuk 170: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] De zeven mannen uit Opper Egypte vertegenwoordigden de onderste graad van de zuivere wijsheidshemel, en alleen daarin mochten de helse geesten uit Jeruzalem het eerst komen. Toen begon hun een licht op te gaan, en zij werden gewaar dat zij volledig in het kwaad van de.hel waren. Toen zij zich daarvan steeds meer bewust werden, daalde het licht van de tweede graad van de hemel in de persoon van Rafaël tot hen af en zij begonnen behoefte te krijgen het kwade af te leggen en zich naar het licht te keren. Toen zij in het felle waarheids en liefdelicht van de tweede hemel zichzelf voor het eerst helemaal goed bekeken, drong pas echt berouw in hen door, en ontstond in hen een streven naar Mij, de hoogste graad van de hemelen. En toen Ik dan Zelf tot hen kwam, werden zij ook meteen helemaal bekeerd, en zo zijn zij nu kandidaten voor de eerste graad van de hemel.
Hoofdstuk 170: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Als wij hen echter, toen zij als ware duivels tot ons kwamen, meteen met onze macht verdreven zouden hebben, zouden zij nu zeker niet op het gelukkige standpunt staan waarop zij nu staan! En zie, zo staat het ook met de handelaren uit Damascus, die zich nu in deze plaats bevinden, maar er geen vermoeden van hebben dat zij Gods rijk zo nabij gekomen zijn! Wij zullen echter, als we bij hen zijn, al gauw een gelegenheid vinden hun daar iets van te laten merken, en dan zal wel blijken wat er verder nog gedaan kan worden.
Hoofdstuk 170: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Ik zei: 'Maar beste vriend, heb je daarnet niet gehoord wat Ik tegen Lazarus gezegd heb? Hoe kun je daar dan nog een keer naar vragen?! De jongeren zijn al goed verzorgd en bevinden zich reeds in de herberg, en wel onder de getrouwe hoede van Rafaël; dat zij daar mets te kort zullen komen daarvan kun je volledig verzekerd zijn! Maar nu breken we op en gaan we naar beneden naar het dorp! Op de heuvel mag niemand Mij nu meer iets vragen! Zo zij het!
Hoofdstuk 170: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Maar Jesaja spreekt als volgt verder: 'Vele volkeren zullen (dat wil zeggen in de toekomst) zich op weg begeven en zeggen: Kom, laat ons de berg des Heren opgaan naar het huis van de God van Jacob, opdat Hij ons Zijn wegen zal leren, waarna wij dan op Zijn bergpaden gaan; want van Sion zal de wet uitgaan en van Jeruzalem Zijn woord! ('Jes.2,3)
Hoofdstuk 171: De Heer legt het tweede hoofdstuk van Jesaja uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386  ...