10915 resultaten - Pagina 373 van 728
... 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 ...
[15] En zie, toen Adam dat uit het diepst van zijn hart in Mijn aanwezigheid had gezegd, vielen allen weer op hun knieën en aanbaden Mij in hun voor mensen onuitsprekelijke liefde; Ik kwam echter dichter bij hen en liet ze, nadat zij hun liefde voldoende geuit hadden, opstaan en hun ogen en oren openen en Mijn woord duidelijk horen.Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[23] Luister en begrijp goed: blijf in de liefde; want die zal jullie redder zijn! Bemin Mij boven alles, - dan zal je leven voor eeuwig zijn; bemin elkander echter ook, opdat het gericht je kwijtgescholden wordt! Mijn genade en Mijn eerste liefde zij met jullie tot aan het einde van alle tijden! Amen." - En hun ogen werden gesloten.
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] En zie, toen Adam de grote bereidwilligheid en de grote liefde van zijn kinderen zag, sloeg hij nog voor hij een hap had genomen zijn ogen op naar de hemel en zei: "O, grote, goede, boven alles heilige Vader, hoe groot toch moet Uw liefde voor ons zwakke, ongehoorzame mensen zijn als reeds de kleinste vonk van Uw oneindige liefde mij, oude en zwakke eerste mens op aarde, zo mild en heerlijk uit mijn nakomelingen en Uw kinderen tegemoet straalt! O Vader, zie vanaf Uw heilige hoogte met genade neer op Uw zwakke, gevallen zoon, wiens val al zijn nakomelingen meegesleept heeft en zegen in Uw mildheid ook de lieve gave van mijn nakomelingen en Uw lieve kinderen, zodat deze mij en mijn trouwe vrouw sterken mogen in ons voortdurend berouw over onze ongehoorzaamheid tegenover U, o Gij meest heilige, goede, liefdevolle Vader! Zegen echter ook deze lieve kinderen van U en laat het in Uw genade gebeuren, dat Uw heilige naam te allen tijde geprezen, geloofd en verheerlijkt zal mogen worden! Amen."
Hoofdstuk 45: Adam zegent zijn kinderen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Zie toch mijn Eva, hoe goed onze God onze Vader is! Met wat voor schatten Hij ons verrijkt!" - Eva zei echter: "O Adam, over zoveel genade en liefde kan ik van overgrote vreugde niets anders doen dan wenen! Wij zijn het niet in het minst waard; want naast deze zeer grote vreugde ondervind ik ook de grote last die alleen tengevolge van mijn schuld op de diepten van de aarde drukt. O Kaïn, Kaïn, waarom moest je de aarde tot vloek worden?! O Adam, deze gedachte beneemt mij altijd de spraak van mijn tong, en nog wordt mijn vreugde door de doornen omwikkeld die in het paradijs mijn eerste tranen opgenomen hebben! O Adam, laat mij wenen en bidden!"
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] Toen Adam een dergelijk vroom verzoek had gehoord, liet hij zich naar de legerstede van Henoch leiden en zegende die driemaal. En toen hij het werk van het zegenen had beëindigd en weer op zijn plaats terugkwam, zei hij: " Henoch, het is geschied volgens de wens van je trouw aan God! Maar zie, als jij een dergelijke zegen nodig hebt, dan hebben wij die immers allemaal nodig en het zou voor mij beslist ook niet overbodig zijn; wie zal er echter mijn rustplaats zegenen?"
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Want jij kunt niet naar buiten gedreven zijn door hetgeen mij verhinderde te slapen! Want wat voor me staat is mijn vreugde en genade, - jij echter bent in de vreugde en de genade; zie, dus moet je door een hogere wil geleid worden! O Henoch, mijn dierbare zoon, verzwijg me niet het heiligdom dat in jouw hart gelegd werd; want wat je in je hart draagt en waarnaar je je richt, is en kan niet gering zijn! O verberg het niet voor mij, jouw vader!"
Hoofdstuk 51: Jareds vreugde over zijn zoon Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] Het zij echter verre van mij, dat ik de zon daarover zou willen berispen, maar ik zeg dat zij een eerste lerares moet zijn en ons zeggen: 'O jullie zwakke mensen, waarom kijk je mij, flauw schijnende licht brengster voor de aarde, zo verbaasd aan? Hetgeen op mijn oppervlak je ogen verblindt, hoe gering is dat ten opzichte van hetgeen je in je borst bergt! Was mij zo veel gegeven als aan de geringste onder jullie, waarlijk, mijn licht zou met onverzwakte kracht tot dichtbij de verre pool van de oneindigheid doordringen; maar daar, waar mijn stralen niet meer aanwezig zijn, breidt je geestesoog zijn stralen nog met volle kracht uit en ontvangt daarvoor wederom nieuwere en nog krachtigere uit de eeuwige morgen van de liefde in God!'
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Jij spreekt echter zonder schroom vanuit de macht van jouw grote liefde tot God en je deelt uit het grote vat uit en zodoende heb je geen verantwoordelijkheid; want door jouw liefde wordt iedere schuld verantwoord en zodoende ook de mijne. En ik kan je niets anders zeggen dan dat je zeker een man naar Gods hart bent; want als jij spreekt, dan beeft mijn hart als dat van een kind in de duistere stormnacht en als jij bidt, dan weent mijn hele lichaam.
Hoofdstuk 53: Adams verwondering over de wijsheid van Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] O Henoch, je hebt mij nu zodanig veel gezegd, dat ik het in dit leven op aarde wel nauwelijks helemaal zal begrijpen en je maakte mij blij en bedroefd, - blij, omdat jouw engelengeest nog nooit zo helder als nu uit je heeft gestraald, - bedroefd echter, omdat jouw licht, sterker dan dat van de zon, mij bijzonder duidelijk mijn onnoembaar grote onvolmaaktheid voor God en Zijn eeuwige heilige ordening getoond heeft!
Hoofdstuk 53: Adams verwondering over de wijsheid van Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] Indien wij echter steeds met luide, krachtige stem Hem onze lof en onze dank zouden willen toeroepen, zou dat dan niet klinken alsof wij onszelf voor het aangezicht van God loofden en dankten, zodat wij met Zijn eigendom in ons voor Hem stonden te pralen om tenslotte ons er zelf van te overtuigen dat wij in staat waren vanuit onszelf iets voor Hem te doen?!
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[24] Zie, wij zijn de loten en het zaad is Gods zegen. Als wij dan inzien dat wij niet de vrucht en het zaad, maar slechts loten en bomen zijn en dat wij graag met de vrucht en het zaad gezegend willen worden is immers de verheven stem in ons de gegeven vrucht en het zaad van God, die zelf niet zullen loven, prijzen en danken omdat zij het zijn waarvoor gedankt moet worden; maar wij zijn gelijk de boom en de loten, en moeten daarom loven, prijzen en danken in hetgeen wij zijn, echter niet in hetgeen wij ontvangen, en dan altijd voor datgene wat wij ontvangen opdat wij volledig vrij mogen worden voor God en daardoor beantwoorden aan Zijn heilig doel. Amen."
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] O vaderen, broeders en kinderen, dat het zo is, heb ik heel dikwijls in mijn droomgezichten gezien; maar dat het niet zo zal blijven, dat leert de eigen liefde tot leven aan iedereen: wij kunnen het niet aan elkaar geven, omdat wij het niet hebben; maar wij kunnen het nemen van diegene die het heeft. Henoch heeft het van boven ontvangen; als hij het ons echter wil en ook mag geven, dan is het immers aan ons om het te nemen.
Hoofdstuk 55: Kenans belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Hoewel het licht, zij het minder sterk, ook op verschillende andere punten doordrong en deze tamelijk lange tunnel prachtig mooi verlichtte, was echter het reeds vermelde middelpunt met de sproeiende bron toch het wonderlijk bekoorlijke en heerlijkste deel van deze doorgang, hetgeen alles wat jullie tot nu toe bekend is hemelsbreed overtrof.
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[26] Wij hebben echter nooit iets slechts bij je ontdekt, maar alles wat wij bij je gevonden hebben en wat wij van je ontvangen hebben was goed, is goed en zal goed blijven; daarom geven wij je allen tezamen altijd en met de meeste bereidwilligheid onze liefde en hoogachting als een waarachtig kinderlijk dankoffer. Wees daarom, lieve vader, getroost en heb geen verdriet over de alwijze leiding van de almachtige, zeer liefdevolle en heilige Vader!
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[27] Want je leerde ons immers zelf, dat alles wat de Heer doet, welgedaan is; als Hij dat nu echter voor ons gedaan heeft, hoe wilde, zou en kon het dan anders dan welgedaan zijn?! En daarom is het immers onnodig je er zorgen over te maken als de wegen van de Heer door een lieflijk wijs, machtig beschikken anders lopen dan wij in onze oneindige beperktheid ten opzichte van God wel zouden willen!
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)