Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 374 van 1166

...  362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387  ...
[15] 'Wee de schriftgeleerden die onjuiste wetten maken, en deze gebruiken om een onrechtvaardig gericht uit te schrijven teneinde het belang van de armen te verkrachten en het goede recht van de armzaligen onder Mijn volk geweld aan te doen, zodat daardoor de weduwen hun prooi en de wezen hun buit moeten worden! Wat denk je te doen op de dag van het grote gericht en op de dag van de grote beproeving die van ver weg over jullie heen zal komen? Naar wie wil je dan vluchten om hulp te krijgen? En waar zullen jullie je eer laten om te voorkomen dat deze onder de gevangenen gebogen zal worden en onder de verslagenen zal vallen? In dat alles houdt de toorn des Heren niet op en Zijn hand is over jullie uitgestrekt.
Hoofdstuk 211: Een weddenschap tussen Agricola en een Farizeeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] 'In dezelfde tijd (die er nu is) zul jij (Israël) zeggen: Ik dank U o Heer dat U toornig op mij bent geweest, en dat Uw toorn is omgeslagen en U mij troost. Zie, God is mijn heil, ik ben zeker en vrees niemand; want God de Heer is mijn sterkte, mijn psalm en mijn heil. Ik zal met vreugde water (wijsheid en leven) scheppen uit de bron van heil (de liefde van de Heer), en jullie volken zullen in diezelfde tijd zeggen: Dank de Heer, predik Zijn naam (woord des levens), maak Zijn werken bekend onder de andere volken, verkondig dat Zijn naam (het woord van God) zo groot is! Zing de Heer een lofzang, want Hij heeft Zich heerlijk betoond! Laat dat bekend worden in alle landen! Juich en prijs jezelf, inwoonster van Sion (de achtergebleven kennis van de joden), want de Heilige van Israël is bij je!'
Hoofdstuk 212: Agricola verklaart voorspellingen uit Jesaja - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[18] DE FARIZEEËR zei: 'Ik ben niet de hoogste in rang in de tempel, en ik heb gezworen mij te houden aan dat wat het hoofd van de tempel mij opdraagt; want daar hangt mijn bestaan vanaf en mijn veiligheid. Als mijn beroep door de een of andere God niet goed gevonden zou zijn, dan had Hij met Zijn wijsheid en almacht heel gemakkelijk kunnen verhinderen dat ik werd wat ik nu ben; omdat Hij het echter niet verhinderd heeft, ben ik dat wat ik ben, en spreek en doe ik wat de tempel mij opdraagt. Doe ik daardoor onrecht, dan is God Zelf als Hij mocht bestaan -daaraan schuld, omdat Hij mij dat heeft laten worden. En omdat ik dat nu eenmaal ben en mijn wereldse verzorging daardoor gevonden heb, blijf ik ook dat wat ik zonder mijn schuld en zonder dat ik er wat aan kon doen, geworden ben.
Hoofdstuk 212: Agricola verklaart voorspellingen uit Jesaja - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[20] Daarna zal hoogstwaarschijnlijk de leer van deze zeer wonderbare mens een tijdlang voortwoekeren; maar uiteindelijk zal ook die het zelfde lot te wachten staan. Want alles wat de sterfelijke mens opricht, vergaat net als hijzelf; alleen dat wat een eeuwig onbekende God geschapen heeft, blijft ook eeuwig hetzelfde, zoals bijvoorbeeld zon, maan, sterren en deze aarde. En nu heb je dus van mijzelf gehoord dat ik persoonlijk nergens in geloof, maar de oude dingen en zaken ter wille van het arme volk overeind houd, omdat anders onder het volk de grootste ongeciviliseerde toestanden zouden uitbreken waardoor alles te gronde zou gaan, omdat nu zelfs ondanks al onze waakzaamheid al zoveel gebeurt wat de mensheid beslist niet tot eer strekt.
Hoofdstuk 212: Agricola verklaart voorspellingen uit Jesaja - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[22] DE ROMEIN zei: 'ja, dat heb ik heel goed uitje woorden begrepen; ik heb er alleen maar niets aan, en ik zie bij jou als priester steeds maar dat onaangename, dat jij van de mensen onvoorwaardelijk geloof eist voor zaken die je zelf als baarlijke onzin afdoet. Maar ik zegje dat deze verheven Heer en Meester van onsje precies en glashelder zou kunnen vertellen hoe de vork in de steel zit bij de zondvloed van Noach; maar omdat jij niet aan een god gelooft en nog minder aan de zuiver goddelijke zending van deze godmens, blijf je gewoon in de nacht van het gericht van je ziel! Dus met de beantwoording van mijn vijfde vraag is het ook vrijwel niets! Dus gaan we over naar de zesde vraag! Misschien heb je daar meer geluk mee!'
Hoofdstuk 213: De onwetendheid van de Farizeeër over de zon en de zondvloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Kijk, ik, een heiden vanaf mijn geboorte, zal je nu zeggen wat de gedenkwaardige tempel bij ja-bu-sim-bil voor een betekenis heeft, die mij ook merendeels heel andere begrippen van de ware godheid heeft bijgebracht dan welke ik vroeger had.
Hoofdstuk 214: Over het boek job en over de tempel te Jabusimbil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Mijn vriend, wie zoekt die vindt, en ik heb van mijn jeugd af aan gezocht en veel gevonden! Maar het allerhoogste wat in deze wereld ooit ergens te vinden was, vond ik hier, maar niet in de blindheid van jullie tempel, maar daar! Daar zit Hij in mensengestalte heel vriendelijk bij ons, waarvan in de oude tempel in de derde hal geschreven staat: Ja-bu-sim-bil! Het maakt echter helemaal niets uit of jij en nog veel meer van je soortgenoten het geloven of niet; want ondanks dat is het toch zoals ik en vele duizenden het nu geloven en altijd zullen geloven.
Hoofdstuk 214: Over het boek job en over de tempel te Jabusimbil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Zeven jaar geleden ben ik in dienst van de staat naar Hispania gezonden. Saguntus heette de plaats waar ik moest wezen. Ik verbleef met mijn bedienden in een van de grootste herbergen van die plaats, waar ik zeer goed verzorgd werd. Op de derde dag 's morgens vroeg, kwam, terwijl ik helemaal wakker was, mijn reeds twintig jaar geleden overleden vader precies zoals hij er eertijds uitgezien had bij mij en riep mij zo hard bij mijn naam dat ook al mijn bedienden dat hoorden, -terwijl zij hem ook allemaal zagen.
Hoofdstuk 215: Het orakel van Delphi. Over het verder leven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Het onheilspellende uur kwam en tevens een heftige aardschok, waardoor meteen ongeveer twintig huizen, waaronder ook onze eerder bewoonde herberg, tot op de fundamenten in elkaar geschud werden. Daarop volgden een paar trillingen, waardoor echter geen verdere schade aangericht werd. Na drie uur treurig wachten kwam toen ook de jongen naar ons toe en bracht ons in een wat verderop gelegen, maar volledig onbeschadigde herberg die ons opnam en waarin wij een veilig onderkomen vonden. Voor de volledige waarheid van deze gebeurtenis staan al mijn huidige metgezellen in, want zij waren toen ook bij mij.
Hoofdstuk 215: Het orakel van Delphi. Over het verder leven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] DE ROMEIN zei: ' Als de geest van mijn vader wist wat er gebeuren zou, en waar ik mij bevond, dan moet zijn leven en bestaan beslist volmaakter en verlichter en dus óók beter zijn dan dit blinde lichamelijke proefleven. Als wij heidenen dat echter weten en nog steeds zoeken om altijd iets meer daarover te weten te komen, waarom doen jullie dat dan niet, en waarom vervolgen jullie Degene, die jullie daarover het hoogste en zuiverste licht zou kunnen geven? Waarom proberen jullie Hem in je blindheid zelfs te doden, - zoals jullie vanmorgen in de tempel maar al te opvallend hebben laten blijken?'
Hoofdstuk 215: Het orakel van Delphi. Over het verder leven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] DE ROMEIN zei: 'Dat weten we al! Denk nu maar niet aan het goud, maar aan een verstandige vraag! Want die zul je harder nodig hebben dan het afgesproken goud, datje nog lang niet gewonnen hebt. Stel nu je eerste vraag, opdat ik de strekking daarvan leer kennen!'
Hoofdstuk 216: De zeven boeken van Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Daarop glimlachte DE ROMEIN - wat de ernstige Romeinen zelden deden en hij zei tegen de Farizeeër: 'Heus, je had me geen betere vraag kunnen stellen, want uit mijn betrouwbare antwoord zal heel duidelijk vastgesteld kunnen worden, dat jullie je al sinds lange tijd absoluut niets aan God en Mozes gelegen hebben laten liggen! Jullie waren, naar m'n beste weten, al sinds de tijd van Samuël meer vijanden dan vrienden van God en het volk, en daarom hebben jullie ook zonder enige angst voor God en voor het volk twee van de belangrijkste boeken en het profetische aanhangsel, waarin jullie gewetenloze handelwijze en jullie einde haarfijn beschreven staat, vanaf Samuëls tijd tot op dit uur aan het volk onthouden. Maar in de tijd dat jullie door ons Romeinen veroverd werden, moesten al jullie boeken van alpha tot omega bij ons Romeinen ingeleverd worden om ons een duidelijk inzicht te geven en om overgeschreven te worden, en zo kwamen wij Romeinen ook achter al jullie geheimen en dus weten wij heel goed dat Mozes zeven boeken en nog een profetisch aanhangsel geschreven heeft.
Hoofdstuk 216: De zeven boeken van Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Daarin wordt ook de grote Messias beschreven, hoe hij in deze wereld zal komen, hoe Hij zal leven, wat Hij zal doen, welke leer Hij zal verkondigen en hoe Hij door de priesters gehaat en vervolgd zal worden. Dan komt de ondergang der Joden, de kerk van de Messias, haarlangdurige vervolging door de anti-Messias, dan komt het einde daarvan en vervolgens de grote heerlijkheid van de zuivere kerk van God op aarde. Helemaal aan het eind van dit aanhangsel staat weer een dringende en krachtige waarschuwing dat dit aanhangsel ook altijd door het volk moet kunnen worden ingezien. -Hebben jullie dat ooit gedaan?
Hoofdstuk 216: De zeven boeken van Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Ja, reeds ten tijde van de profeten hebben jullie van dit alles nooit iets tegen het volk gezegd, en daarom heeft ook de profeet Jesaja, door de profetie van Mozes op te nemen, in het tiende hoofdstuk datgene opnieuw vermeld waarover ik jullie in mijn eerste vraag uitleg vroeg. En zo hebben alle -vooral de vier grote profeten, datgene aan het volk terug moeten geven wat Mozes in zijn aanhangsel schreef, wat jullie het volk echter om de jullie maar al te bekende redenen altijd onthouden hebben, en jullie waren in de laatste tijd te lui om daarin te studeren en moet je nu laten welgevallen dat de Essenen jullie zelfs het aardse voordeel dat je daarvan had, hebben afgenomen; want die zijn tenminste op de hoogte van wat aan het firmament te zien is, zij berekenen de verschijnselen en gebruiken die voor hun aardse voordeel. Kijk, ook dat is een rechtvaardige straf van boven! En ik ben er nu helemaal van overtuigd dat ik je eerste vraag geheel naar waarheid en streng wetenschappelijk heb beantwoord.'
Hoofdstuk 216: De zeven boeken van Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] DE ROMEIN zei: 'Alleen dwazen en mensen die nooit nadenken of hun verstand gebruiken, kunnen zo 'n vraag stellen waarvan het numeriek precieze antwoord hun zelf eeuwig vreemd en volkomen onbekend zal blijven en ook moet blijven, ten eerste, omdat het tellen daarvan om heel begrijpelijke redenen voor iedere sterveling volmaakt onmogelijk is; en ten tweede -gesteld dat bijvoorbeeld het tellen van het gras op aarde mogelijk zou zijn - omdat er thans toch geen enkel aan ons bekend getal is dat het totaal van het gras op de hele aarde zou kunnen weergeven; en tenslotte ten derde -gesteld dat ik jullie door een vrijwel eindeloze reeks van ons bekende grootste getallen en cijfers het totaal van het zand in de zee en het gras op aarde zou meedelen - blijft er nog de vraag: Wie zal kunnen zeggen of ik dat oneindig grote getal te hoog of te laag heb aangegeven? En als iemand dat zegt, dan ben ik als hoge en door de keizer met veel staatsmacht voorziene Romein volkomen gemachtigd van mijn tegenstander op leven en dood het volledig rekenkundig bewezen tegenbewijs te eisen, dat mij geen mens, maar slechts God alleen zou kunnen geven; want die man zou onder toezicht van veel getuigen eerst het zand en het gras moeten tellen, wat toch helemaal onmogelijk zou zijn zowel volgens de elementaire verhoudingen als vanwege de menselijke leeftijd, en dus kunnen jullie mij in duizend en nogmaals duizend jaar absoluut geen geldig tegenbewijs leveren.
Hoofdstuk 217: Over het Hooglied van Salomo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387  ...