10915 resultaten - Pagina 374 van 728
... 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 ...
[34] En nadat deze wenk aan Henoch was gegeven, stonden, zoals het bij dergelijke gelegenheden reeds van oudsher gebruik was, Enos, Kenan en Mahalaleël meteen op en gaven de kinderen te verstaan, dat zij de volgende sabbat voor zonsopgang op de bekende plaats voor Adam's woonstede moesten verschijnen en hun gaven meebrengen, maar dat zij zich nu een korte tijd moesten verwijderen, want zo luidde de wens van de vader vanwege een korte rust voor zijn hart; als er echter een teken gegeven werd, dan mochten allen zich weer om hem verzamelen en de vader tot aan de kinderen van de middag begeleiden, om zich dan van daaruit weer naar hun geboorteplaats te begeven.Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] Hierna brachten zij de zwartharige man naar hem toe en Adam raakte hem aan en zegende hem driemaal en vroeg hem zijn naam. Deze zei echter: "O grote, verheven eersteling van God, van de grote Koning van de aarde, wijze vader van alle vaderen der aarde, vergeef mij arme vluchteling uit de diepte, ik die aan de hand van een stralende gestalte aan Lamechs dodelijke handen ontrukt, hierheen werd gevoerd! Zie, ik heb geen naam, want ik was maar een werkende slaaf en die hebben geen naam in de diepte, maar worden aldaar net als de dieren geroepen met zinledig, ongearticuleerd geschreeuw. Zij mogen de taal alleen begrijpen, maar niet spreken; wie daar ooit een zinnige klank over zijn lippen zou brengen, zou dat vanwege zijn praat lust op slag met de meest onmenselijke dood moeten bekopen!
Hoofdstuk 58: Asmahaël, de vreemdeling - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[22] Ofschoon ik daarmee niet wil en kan zeggen dat wij daardoor volstrekt niet in staat zouden zijn steeds vaster en vaster in de liefde tot de Heer te worden. - Maar het is nu eenmaal zeker dat aan ons alleen de genade gegeven wordt, in plaats van de liefde; maar door de genade krijgen wij alleen de gave om de liefde te verwerven en haar dan pas in ons op te nemen; maar door het slechts te wensen zal zij ons nooit ten deel vallen, al is dit verlangen nog zo vurig. Kort en goed, als het de Heer behaagt iemand zo overvloedig liefde te schenken als aan Henoch, dan is dat een zaak van erbarmen van de Heer en Hij zal niemand om raad vragen als Hij iemand daarmee wil vervullen. Maar luister allemaal: dat is beslist geen regel en wij kunnen wensen wat we ook maar willen, maar daarbij is de Heer de enige Heer en doet en handelt volgens Zijn onnaspeurbare wijsheid, wij echter zijn slechts getuige van hetgeen Hij voor onze ogen en ten behoeve van ons doet.
Hoofdstuk 59: Over de deemoed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[23] En jij, mijn beste Henoch, begrijp mijn woorden goed en spreek dienovereenkomstig! Want jouw grote bescheidenheid is mij welbekend en je deemoed heeft je zo dierbaar voor mij gemaakt; daarom hoef je voortaan niet meer al te bescheiden te worden en ons steeds je grote deemoed te tonen als het om een dienst gaat die je aan God en aan ons, je vaderen, verschuldigd bent. Want dat je dat allemaal bent, zie, dat weten wij allen reeds lang, de Heer weet het echter nog oneindig veel beter dan wij, vandaar dat Hij je dan ook de liefde duurzaam verleende; en jij hoeft ons daaromtrent geen nieuwe bewijzen meer te leveren, maar dat wij je tot leraar en spreker beriepen, is immers alleen gebeurd op grond van die deugden. En daarom kun je voor ons spreken zonder enige vrees, zoals je reeds zo vaak voor ons allen gedaan hebt,
Hoofdstuk 59: Over de deemoed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Mocht het zijn, dat jullie beiden met recht gesproken hebben, maar dat de een vanuit de hoogte sprak, hard en onbegrijpelijk en de ander echter gevoelig en begrijpelijk, dan draagt er wat mij betreft niemand schuld; maar het is wel zo: men geve de kinderen geen kost, waartegen hun tanden niet opgewassen zijn! En zo is, Henoch, deze keer jouw kost te hard; daarom is het aan jou om de aangereikte kost weker te maken, zodat wij deze tot ons voordeel zullen kunnen verteren! Amen."
Hoofdstuk 60: Henochs terechte geslotenheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] Maar, lieve hooggeachte vaderen, zeg of vraag jezelf af wat er gedaan zou moeten worden in het geval dat aartsvader Adam, om niet zelf te moeten spreken, mij omtrent de een of andere vraag van de kinderen een kort, hard en zeer beslist antwoord voor hen zou hebben gegeven. De kinderen echter, zouden het antwoord niet hebben begrepen en ik, als de overbrenger, had het ook zelf niet grondig begrepen, maar slechts zoveel als de aartsvader mij uitgelegd zou hebben, weliswaar onder voorwaarde van het gebod, voorlopig over de verklaring niet te reppen, opdat de harten van de kinderen wat betreft het denken niet al te traag zouden blijven, maar steeds meer gewekt zouden worden. Maar indien dan de kinderen vanwege het ietwat duistere antwoord mij zouden aanvallen en mij zouden verplichten begrijpelijker en duidelijker te spreken, - 0 vaderen, oordeel zelf: wiens wens staat hier hoger, die van de aartsvader - of die van de op een ongelegen. tijdstip weetgierige kinderen.
Hoofdstuk 60: Henochs terechte geslotenheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] En ook als ik het volledig zou hebben ontvangen, maar de wil van de Heer zou mij bepaalde beperkingen opgelegd hebben om je voorlopig maar zoveel te zeggen als ik zojuist ook precies gedaan heb, omdat in Zijn wijsheid de Heer Zelf opzettelijk een dergelijke handelwijze van mij verlangd heeft, - en omdat ik de Heer in alle vrees en liefde gehoorzaam, o lieve vaderen, zeg en oordeel zelf of ik niet goed handel als ik de wil van de Heer voor hoger houd dan alle nutteloze verlangens van de mensen, die met elkaar ten opzichte van Hem niets zijn en zonder Hem ook niets kunnen, met Hem echter alles!
Hoofdstuk 60: Henochs terechte geslotenheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Als jullie mij echter uit de Heer vragen, geloof dan ook dat ik uit de Heer spreek; maar twijfelt iemand in zijn hart, dan zijn immers vraag en antwoord zonder meer nutteloos omdat hij geen geloof heeft en zijn eigen hart wantrouwt.
Hoofdstuk 60: Henochs terechte geslotenheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] Hoe kan echter iemand door zijn broeder vast in de liefde worden, als zijn hart aan de Heer twijfelt?! Vertrouw daarom het woord van de Heer, opdat jullie vast in de liefde mogen worden!
Hoofdstuk 60: Henochs terechte geslotenheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Wanneer we echter zien dat gelijk geaarde wezens elkaar aantrekken en elkaar vinden, en ongelijk geaarde elkaar afstoten en elkaar schuwen, dan leren wij daaruit dat in hen niet eenzelfde warmte en eenzelfde licht heerst dat hen in beweging zet en aantrekt. Maar dan hebben wij te maken met gestolen licht en met gestolen warmte waardoor al het onkruid. en ongedierte in beweging gezet en aangetrokken wordt; toch kan een hoger, vrij leven dit alles waarnemen!
Hoofdstuk 64: Henoch spreekt over het wezen van het woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Mijn kinderen geleidden mij mijn woning in; daar bad ik tot de goede, heilige Vader, dat Hij mij het licht van mijn ogen, dat ik door mijn grote dwaasheid verloren had, genadiglijk weer terug zou geven. Daarop sliep ik in en de nacht schonk rijkelijk dauw over mijn oogleden en verkoelende luchten waaiden over mijn verhitte ogen en koelden de zonnebrand in mijn gezichtsvermogen. De nacht verstreek en - aan de goede, heilige Vader dank en eer! - voor mij stond weer een rustige, heldere, reine en frisse morgen. Mijn gezichtsvermogen werd gesterkt, echter niet meer tot een nieuwe dwaasheid, maar tot het aanschouwen van de vlakten der aarde vol bloemen en tot het waarnemen van het zich in talloze vormen en de heldere figuren vrij ontwikkelende leven nadat dat eerst ontbonden was.
Hoofdstuk 62: De patriarchen brengen begrip op voor Henochs woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] Wie dat echter niet doet, is een rover en een dief en zal zich tot onkruid, ongedierte en tot een afschuwelijk mismaakte levensvorm ontwikkelen net als diegenen in de diepte.
Hoofdstuk 64: Henoch spreekt over het wezen van het woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Adam zei echter tegen Henoch: "Luister Henoch! Ga daar naartoe en breng de grimmige wachter hierheen, zodat de angstige Asmahaël vertrouwd kan raken met Gods kracht in de mens, waardoor deze tot heer over de natuur gesteld werd en alle schepselen hem moeten gehoorzamen! Amen."
Hoofdstuk 66: Asmahaël en de tijger - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Omdat Adam echter meteen hun vrees opmerkte, zei hij tegen Henoch: "Zie, de kinderen vrezen de geweldige drager van Asmahaël, ga ernaartoe en sterk hen in de naam van de Heer, opdat hun vrees van hen afgenomen wordt en zij ons zullen kunnen naderen om mijn zegen te ontvangen. Amen."
Hoofdstuk 67: Het bezoek van de vaderen aan de kinderen van de middag - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] Ga nu echter onverschrokken naar aartsvader Adam toe, opdat die jullie zal geven waaraan je nu boven alles behoefte hebt; vat dus moed in naam van de Heer en volg mij zonder angst! Amen."
Hoofdstuk 67: Het bezoek van de vaderen aan de kinderen van de middag - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)