Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 378 van 1490

...  366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391  ...
[9] Waarom, zeg Ik dan tegen jullie: 'Handel volgens Mijn leer, dan zal het eeuwige leven zich vanzelf zo duidelijk mogelijk in jullie openbaren!'? En als dat zo is, hoe kunnen jullie dan nog zo blind zijn en zeggen dat die buitengewoon stoïcijnse vrouwen van deze priesters eigenlijk gelijk hadden om zo te spreken? O jullie erg blinde dwazen! Als Ik het wilde en het enig nut voor jullie zou hebben, zou Ik onmiddellijk jullie geestelijke ogen kunnen openen, en dan zouden jullie zien datje aan alle kanten door een leger van geesten omringd wordt! Maar wat zouden jullie dan zeggen? Ik zegje: Precies hetzelfde als de stoïcijnse vrouwen! Jullie zouden dan, althans innerlijk, zo oordelen:'Ja, zolang wij leven, voelen en zien, is het gemakkelijk ons iets op de mouw te spelden; maar ga maar eens naar de begraafplaatsen en maak dat de doden eens wijs, -die zullen daar toch niets meer van horen, zien en voelen!' En Ik zeg jullie: Jullie hebben volkomen gelijk; want die zijn ook zeker niet meer voorbestemd om te leven, hoewel ook in hen nog onder het gericht vallende levensdeeltjes van de ziel aanwezig zijn, die na hun volledige ontwikkeling ook eens voor een ander individu tot een vrij leven gewekt worden.
Hoofdstuk 107: Het verkeer met gene zijde. Bewijzen voor het voortleven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] De priesters en hun vrouwen groetten ons en maakten voor Mij een diepe buiging, en Jored wees hun meteen plaatsen aan aan onze tafel en zette hun brood en wijn voor. Toen zij uit beleefdheid wat brood en wijn genomen hadden, begonnen de vrouwen al gauw luid met elkaar te praten, met name de bijzonder intelligente, wijsgerige vrouw van de Minervapriester. Recht tegenover deze vrouw zat de joods Griekse schriftgeleerde, die ongeduldig wachtte om met de vrouw een gesprek te beginnen; want zij sprak nu over heel andere, onbelangrijke zaken.
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Pas na ongeveer een uur ging het gesprek over op een belangrijker onderwerp, namelijk het orakel van Delphi en het van ouds her bestaande wereldorakel te Dodona. Pas bij deze gelegenheid zag onze schriftgeleerde een mogelijkheid om met de vrouw een gesprek te beginnen, waarover hij zich opwond omdat hij zolang op dit moment had moeten wachten.
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Maar des te intenser brak nu de bui los. De vrouw beweerde namelijk, dat deze instituten nog steeds voor het gewone volk een grote weldaad waren, omdat juist daardoor de mensen nog het meest bij het domme geloof aan een voortleven van de zielen na de dood gebleven waren. Want daar kregen de domme, zwakzinnige mensen nog steeds een heel goede, en door het oude geloof geautoriseerde, gelegenheid om voor een klein offer met hun gestorven vrienden te spreken, en dat was en bleef steeds juist, omdat men de mensen tot op heden nog niets beters had aan kunnen bieden.
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Zeg eens waar Ik dan de grond vandaan heb gehaald waarmee Ik het meer heb opgevuld, of het materiaal waarmee Ik gisteravond de aardse bezittingen van de arme vissers heb verbeterd, en waar is de materie van de drie goden gebleven? Bij het meer en bij de vissers is Mijn gedachte door Mijn wil vastgelegd, en bij de beelden is Mijn vastgelegde wil losgelaten en Mijn oergedachte vrij en weer geestelijk gemaakt. En dat is ook de verklaring voor de tekenen die Ik hier voor jullie gedaan heb. Voor het feit dat Ik echter ook Heer van de geesten en al het leven ben, is deze zoon Jorab, die eergisteravond door Mij uit de totale dood weer tot leven werd gewekt, een duchtige getuige. Kan Ik jullie dan nog meer bewijzen geven voor het verder leven van de ziel na de scheiding van het lichaam?'
Hoofdstuk 107: Het verkeer met gene zijde. Bewijzen voor het voortleven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Aan de stoïcijnse waarheid, die door alle ervaringen werd bevestigd, en die voor hen de enig erkende was, had het onopgevoede volk weinig, en daarom was het ook goed dat deze waarheid slechts aan de priesters was toevertrouwd, zodat die wijs zouden zijn en daardoor beter allerlei vrome bedriegerijen' voor het volk konden bedenken waardoor het volk tijdens zijn korte levensduur volkomen gelukkig gemaakt kon worden. Dat geluk was natuurlijk nooit voor de priesters weggelegd, daarom hadden zij offers nodig om hun leven, dat overigens treurig en ellendig was, beter te kunnen verdragen, en zij moesten zich troosten met de gedachte aan het komende niet-zijn, dat geen gevoel, pijn en zorgen zou kennen.
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Want wij kennen geen god -behalve de god, die uit onze fantasie voortkwam. Wij kennen wel iets, namelijk dat er in de grote natuur geheime krachten zijn waaraan onder vele, verschillende, toevallig optredende omstandigheden ook de mens zijn treurige bestaan dankt, maar deze krachten zijn net zo min bepaalde intelligente en van zichzelf bewuste godheden, als dat het water een godheid zou zijn omdat het door zijn volkomen stomme, blinde zwaartekracht steeds naar beneden stroomt, wat aloude ervaring geleerd heeft omdat men nog nooit een beek tegen een berg naar boven heeft zien stromen en kabbelen. Daarom zijn duizend goden en het grootste bijgeloof onnoemelijk veel heilzamer en nuttiger voor een mens dan welke zuivere waarheid dan ook. Wel, wat geeft het wat voor geloof een mens van de wieg tot het graf heeft gehad, als dat geloof hem maar een duidelijke verzekering gaf voor een dragelijk en voortdurend leven van de ziel na de lichamelijke dood?
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Heus, als er een leven van de ziel na de dood zou zijn, dan zouden zulke zielen die door ons zo erg bedrogen zijn, zich al heel lang zichtbaar en geloofwaardig op ons gewroken hebben, of zij zouden ons, onze ellende ziende, een nadere uitleg over god en over het leven van de ziel na de lichamelijke dood gegeven hebben! Maar omdat er na de dood van de mens, net als van ieder dier, geen leven meer is en kan zijn, daarom komt er ook geen geest meer te voorschijn om zich op ons te wreken omdat wij hem in deze wereld zo erg belogen en bedrogen hebben, en wij zullen ons daarover ook beslist geen onnodige zorgen maken.
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Mensen hebben hier op deze aarde, afhankelijk van de klimatologische bodem en wateromstandigheden, verschillende talenten en eigenschappen. De een is reuze sterk, de ander zwak als een vlieg. De een heeft een scherp verstand, en een ander is daarbij vergeleken dom als de nacht. De een heeft de scherpe blik van een arend en zijn naaste is blind. De een heeft, dank zij zijn grote scherpzinnigheid een ongelooflijk opmerkings - en combinatievermogen, dringt gemakkelijk door in alle diepten van de werking van de geheime natuurkrachten, en is weldra in staat deze op kleinere of grotere schaal na te bootsen, en andere mensen die deze eigenschappen niet hebben, verbazen zich over hem en zien hem haast voor een god aan. Weer anderen kunnen duizend jaar de altijd actieve en bezige natuur bestuderen zonder iets te vinden, en zij vinden ook niets uit, hoewel zij toch ook mensen zijn.
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Maar ondanks al die buitengewoon wonderbaarlijke eigenschappen waarmee de mensen op deze aarde zo vaak begiftigd zijn geweest, moesten zij tenslotte toch sterven, en geen sterveling heeft ooit weer iets van hen gezien. En daarom zeggen wij, hoewel wij jullie wonderbaarlijke gave, die vrijwel nog nooit met die kracht voorgekomen is, in zeer hoge mate bewonderen, dat ook jullie allen, net als wij, net zo zullen verdwijnen van deze aarde als al jullie grote voorgangers. Slechts hun verschillende leren en hun daden en werken zijn nog bij hun volgelingen in herinnering gebleven, en dat zal in de loop der tijd ook met jullie het geval zijn, waar jullie natuurlijk niets aan hebben omdat je, als je niet meer bestaat, ook niets meer nodig zult hebben.
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Tijdens deze tamelijk uitgebreide, puur atheïstische toespraak van de priesteres werd de schriftgeleerde al behoorlijk kwaad, omdat hij de steeds maar doorgaande logica van de priesteres nergens kon onderbreken om haar de mond te snoeren. Maar nu kwam voor hem het zo lang verwachte ogenblik, en hij haalde zo diep mogelijk adem om kort en krachtig heel zwaarwegende tegenargumenten op de priesteres af te vuren.
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Deze tamelijk vinnige opmerking van de priesteres bracht de schriftgeleerde tot betere gedachten en hij zag nu in, hoe lomp zijn Romeinse spreuk was en hoe zinloos hij die gebruikt had.
Hoofdstuk 109: Gedachtenwisseling tussen de schriftgeleerde en de vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Maar onze begrippen van de goede goden zijn allemaal zodanig, dat deze heel goed afgeleid kunnen worden van de zuivere liefde. Machtige, wijze ernst gepaard met liefde, is datgene wat wij ons voorstellen van een juist begrip voor een god die ergens in of boven de sterren woont; en om onaangename toorn en te verafschuwen wraak voor te stellen hebben wij de symbolen van de furiën. En zo, vriend, hebben wij, heidenen, altijd nog de beste en voor ieder zuiver mensenverstand redelijkste begrippen van een waarachtig goddelijk wezen! -Wat heb jij daar nu op te zeggen?'
Hoofdstuk 109: Gedachtenwisseling tussen de schriftgeleerde en de vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Want God, de alziende, alwetende en alvoelende, moet vast en zeker toch ook in staat zijn om te beoordelen wat goed en wat slecht is, dat wil zeggen, wat volgens Zijn eeuwige orde is, of daartegen, en Hij moet dan het schepsel, dat Hij begiftigd heeft met verstand en een vrije wil, en dat Hij tot een hoger levensdoel op deze aarde wil verheffen, door een juiste opvoeding ook hetzij de les lezen of straffen.
Hoofdstuk 110: De uiteenzetting van de schriftgeleerde over het wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Dat is tot op heden zo onze opvatting over het bestaan en over de bestemming van de mens, die door de ervaring van alle volkeren der aarde goed gefundeerd is en tot op heden de enig ware is. Dat er buiten deze enig ware levensbeschouwing bij alle volkeren nog een aantal prachtige fantasieën bestaat over een eeuwige levensbestemming van de mensenzielen na de lichamelijke dood, weten we heel goed; maar wat staat voor hun waarheid in? Soms de beelden uit de dromen van de mensen, of de fantomen van een koortsig verhitte fantasie? O, dat zijn allemaal slechts producten van de verschillende levensstadia van de mens, zolang zijn hart klopt! Als dat niet meer klopt, zijn ook de dromen en koortsverhitte fantomen opgehouden, en hiermee het bestaan van de mens en zijn verwachtingen die vaak zo mooi zijn! -Ik heb nu gesproken, neemt u nu het woord, meester uit het rijk der goden, en geef ons iets beters!'
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391  ...