17481 resultaten - Pagina 379 van 1166
... 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 ...
[13] ANDREAS zei: 'O ja, en ik dank U, o Heer, uit de grond van mijn hart voor deze les van U, die o zo heilzaam is!'Hoofdstuk 236: De geestelijke alomtegenwoordigheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] IK zei: 'Mijn zeer gewaardeerde vriend, daarover kun je bij Mijn eerste leerlingen heel precies uitsluitsel krijgen -want hun heb Ik alles laten zien -; maar daarnaast bevat de eeuwige liefde en wijsheid van God toch nog veel wat jij, ook al zou Ik het je vertellen, nu nog niet zou kunnen begrijpen. Overigens is de hel op zichzelf net zo min een bepaalde plaats als de hemel zelf, maar de hel evenals de hemel zijn helemaal alleen afhankelijk van de innerlijke toestand van de mens.
Hoofdstuk 237: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] En wat je nu in het voorbeeld van de beide koningen hebt gezien, dat vind je in de hele hel. Hoe denk je het zwarte gemoed van deze wezens te kunnen verbeteren?! - Hoe bevalt je deze zaak?'
Hoofdstuk 237: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Ik, als God van eeuwigheid, zou natuurlijk wel met Mijn wil de hel kunnen vernietigen, maar met haar dan ook de hele schepping. Maar wat dan? Soms met een nieuwe schepping beginnen? Ja, ja, dat zou wel gaan; maar een nieuwe schepping van stoffelijke werelden is in geen andere orde denkbaar dan die van de tegenwoordige, omdat de materie het vastgelegde en noodzakelijkerwijs geoordeelde medium is waarin een wezen, dat in alle opzichten aan Mij gelijk moet worden, geheel los van Mij de proef van de vrijheid van wil moet doorstaan om tot de ware levenszelfstandigheid te komen.
Hoofdstuk 239: De tweede schepping van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Stel je twee mensen voor, bijvoorbeeld twee naburige, trotse en heerszuchtige koningen! Uiterlijk zijn ze zeer vriendschappelijk. Als de een de ander bezoekt, overbieden zij elkaar in voorkomendheid en zij omarmen en kussen elkaar als de beste en intiemste vrienden; maar heimelijk denkt en wenst ieder voor zich: '0, zag ik je maar zo gauw mogelijk onder mijn voeten in het stof vertrapt liggen! ' leder loert slechts op een geschikte en voor hem gunstige gelegenheid om zijn buurman, die hij boven alles haat, helemaal te kunnen vernietigen. Wie er echter op uit is met zijn buurman een oorlog te beginnen, vindt ook al gauw een reden daarvoor. Kortom, beiden raken al gauw met elkaar in oorlog, en de sterkere overwint de wat zwakkere, en deze blijft niets anders over dan te vluchten.
Hoofdstuk 237: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Daaruit kunnen jullie welopmaken wat voor macht de hel over de hele aarde uitoefende, en hoe dringend het nodig was dat Ik Zelf af moest dalen in de materie om dit oude maar noodzakelijke gericht met Mijn hele inzet te doorbreken en daardoor tegen de hel die zichzelf geschapen had een dam op te werpen die zij nooit meer zo zal doorbreken als tot nu toe het geval was .
Hoofdstuk 240: De verhouding tussen hel en wereld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Nu zei AGRICOLA vol verbazing: 'Heer, zo'n beschrijving van de hel is mij nog nooit ter ore gekomen! Wij Romeinen hebben haar in onze fantasie onder de aardbodem gesitueerd, en dan speciaal op die plaatsen waar er, zoals bij ons, van die bergen zijn die voortdurend roken en van tijd tot tijd grote, alles verwoestende vuurmassa 's uitspuwen. Ah, maar zo ziet de zaak er heel anders uit! Dan is immers nu de hele aarde met een mensengeslacht dat buitengewoon losbandig is een volmaakte hel; want in deze wereld gaat het nu net zo toe als U ons het reilen en zeilen in de hel beschreven heeft!'
Hoofdstuk 240: De verhouding tussen hel en wereld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Want zoals voorheen, moet ook nu en in het vervolg iedere ziel in het lichaam haar wils en kennis vrijheidsproef doormaken, en die kan zonder toegelaten prikkels tot het goede en het kwade nooit .of te nimmer plaatsvinden. Maar nu hebben de mensen door Mij hulp bij de hand en ze kunnen de hel die zich in hen uit wil breiden altijd met glans overwinnen, wat nu juist het gevolg van Mijn verlossing is. Die dat echter niet zullen doen, zullen nog dienstbaarder aan de nieuwe hel zijn dan de ouden dat tot op deze tijd waren.'
Hoofdstuk 240: De verhouding tussen hel en wereld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] IK zei: 'Ja, m'n vriend, dat gaat niet; want alle zielen, goede en slechte zijn uit Mij, en van Mij kan eeuwig nooit iets vernietigd worden, dus ook de slechtste ziel niet, maar iedere ziel zal volgens haar liefde verder leven. - Mijn vriend, begrijp je dit zo'n beetje?'
Hoofdstuk 240: De verhouding tussen hel en wereld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Toen zeiden ALLEN: 'Heer en Meester! Deze zaak is ons nu helemaal duidelijk; maar er gebeurt nu iets anders bij ons, namelijk, een heel speciaal treurig gevoel in ons hart doet zich gelden, en noodzakelijkerwijs om twee redenen: De eerste is dat we met lichaam en ziel duidelijk in de volmaaktste helleven en de tweede is dat altijd verreweg het merendeel van de mensen van deze aarde kennelijk niets anders dan hellegeesten worden, en dat ook duidelijk voor eeuwig. Is er dan voor zulke hellegeesten werkelijk ook bij U, o Heer, geen mogelijke hulp meer denkbaar?'
Hoofdstuk 240: De verhouding tussen hel en wereld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] LAZARUS zei: 'Ja, ja, jullie mening is volkomen juist, en de Romeinen hebben ook helemaal gelijk als zij zeggen: 'Hem die het zelf wil, geschiedt geen onrecht! ' , maar ik zeg: Zo spreekt toch alleen maar de droge wereldse rechtsfilosofie. Maar als ik een mens zie die zich uit vertwijfeling van het leven wil beroven, of ik zie een echt onervaren mens die giftige bessen verzamelt om op te eten, dan is het toch mijn menselijke plicht niet maar iedereen te laten doen wat hij zich voorgenomen heeft, maar hem daar heel ernstig van af te houden en hem te vertellen welke gevolgen het een en ander voor hem kan hebben.
Hoofdstuk 241: Lazarus wil de zondaars helpen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) 'Waar vind je een man, die honderd schapen heeft en als hij er één van verliest niet meteen de negenennegentig in de woestijn achter zal laten en op weg zal gaan naar het verloren schaap en het zo lang zal zoeken tot hij het terugvindt, en, als hij het gevonden heeft, het op zijn schouders neemt van vreugde? En als hij dan thuiskomt, zal hij al zijn buren bij zich uitnodigen en zeggen: 'Wees blij met mij, want ik heb mijn schaap dat verloren was, teruggevonden en geef een feestmaal! ,
Hoofdstuk 242: Drie gelijkenissen over de baanhartigheid van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Of welke vrouw, die tien stuivers heeft en één daarvan verliest zal dan niet meteen een licht aansteken, het hele huis op z'n kop zetten en blijven zoeken tot zij de verloren stuiver vindt? En als zij de verloren stuiver teruggevonden heeft, zal zij dan niet haar vriendinnen en buurvrouwen bij elkaar roepen en zeggen: 'Wees blij met mij, want ik heb mijn stuiver gevonden, die ik verloren had!'? .
Hoofdstuk 242: Drie gelijkenissen over de baanhartigheid van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Luister nu verder naar een beeld dat ook heel veelzeggend is! Er was eens een heel aanzienlijk en buitengewoon rijk man, die twee zoons had. En de jongste zoon ging naar zijn vader en zei tegen hem: 'Geef mij het deel of de waarde van mijn goederen dat mij als erfgenaam toekomt; want ik wil weg en mijn geluk in de wereld beproeven!' De vader verdeelde het goed van de zoons en gaf de jongere zijn deel.
Hoofdstuk 242: Drie gelijkenissen over de baanhartigheid van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Omdat hij echter zo'n honger leed en zich, toen de nood het hoogst was, alleen met wortels en gras voedde, kwam hij eindelijk tot zichzelf en zei in gedachten: 'Hoeveel dagloners heeft mijn vader thuis die brood in overvloed hebben en ik verga van de honger! Ik zal echter op weg naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: 'Vader, ik heb gezondigd in de hemel en voor u! Ik ben voortaan niet meer waard dat ik uw zoon heet; maar neem me aan als een van uw minste dagloners!' (Jeremia 3, 12 en Psalm 51, 6)
Hoofdstuk 242: Drie gelijkenissen over de baanhartigheid van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)