Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 380 van 1490

...  368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393  ...
[1] Mijn leerlingen vroegen zich echter af waarom Ik Mij niet nader aan deze visser bekend had gemaakt.
Hoofdstuk 113: De juiste manier om godsdienstig onderricht te geven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Maar IK zei: 'Dat weet en begrijp Ik Zelf het allerbest! Het is voor hem beter als hij later van de leraren hier ter plaatse nog tijdig genoeg hoort met wie hij te maken heeft gehad. Hij zit te vast aan de gedachte dat Ik een tovenaar ben, en met dergelijke mensen kan men verder op korte termijn geen goed resultaat bereiken. Hij zal naderhand van deze huisgenoten, over ons en met name over Mij, wel uitleg krijgen, vooral van de dokter, die alles het best begrepen heeft, en aan wie Ik ook het vermogen heb gegeven door middel van handoplegging allerlei ziekten te genezen. Dan zal hij zijn tovenaar al gauw vaarwel zeggen en een juiste opvatting over Mij krijgen.
Hoofdstuk 113: De juiste manier om godsdienstig onderricht te geven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Na een uur was men daarmee gereed, maar DE VISSERSBAAS bleef zich verwonderen over deze visvangst, die nu opeens zo ontzettend groot was, en hij zei toen hij van zijn verbazing bekomen was: 'Dat mag dan wel geen toverij geweest zijn, -maar ik zeg: dat was toch de grootste en nog nooit vertoonde toverkunst van alle toverkunsten! Het schijnt mij toe, dat de man die mij aanraadde nog een trek te doen, meer weet en kent dan alleen maar dat wat hij aan een oude vissersbaas vertelt over een rijke visvangst bij het uitblijven van luchtbelletjes en bij het gedrag van bepaalde watervogels. Misschien is hij wel degene die de beelden van de tempel wegtoverde, en de mensen uit Malaves heimelijk betere woningen bezorgde! Maar genoeg hierover, ik vraag nu alleen maar of we nog een trek zullen wagen!'
Hoofdstuk 112: De bijgelovige vissersbaas aan de Eufraat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Toen de vissen in de grote, lege visvijvers ondergebracht waren, gaf DE VISSERSBAAS zijn knechten opdracht de boten en het vistuig in orde te brengen, en daarna kwam hij naar Mij toe en zei: 'Luistert u eens, tot nog toe bent u volkomen onbekend voor mij, maar u kunt en begrijpt meer dan wat anders een normale, ervaren, verstandige man kennen en begrijpen kan! Ergens diep in Achter Indiƫ moet u de hoge magie bestudeerd hebben, want hier bij de Grieken en gedeeltelijk ook Romeinen en Joden is zoiets volkomen ongehoord. Alleen u heeft ons deze rijke visvangst in onze netten getoverd! Ik ben een oude visser, maar nog nooit heb ik, ook niet in mijn allerbeste vistijd, zo 'n vangst - en nog wel van louter edelvissen -gehad. O, met u zou ik graag over veel dingen spreken, want u moet veel geleerd en veel ervaring hebben, en ook al vanaf uw geboorte veel talenten gehad hebben! U moeten de goden werkelijk heel sterk bezield hebben dat uw wil in u zo machtig is geworden!'
Hoofdstuk 112: De bijgelovige vissersbaas aan de Eufraat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Toen vroeg DE VISSERSBAAS Mij: 'Beste man, wat kunnen we nu tegen deze gevederde visdieven doen, om te zorgen dat zij ons in de visvijvers geen schade berokkenen? Want kijk, ook al kunnen deze dieren niet een van deze grote vissen uit het water tillen, dan verwonden zij de vissen toch met hun lange, spitse snavels als zij pijlsnel op hen neerduiken. De vissen worden daardoor ziek en zijn dan niet meer zo geschikt voor menselijk gebruik, of zij sterven na een grotere verwonding en worden door deze vogels, wanneer ze dood op het wateroppervlak drijven, dermate uit elkaar getrokken dat ze daarna naar de bodem zinken en het water in de visvijver verpesten, wat dan ook nadelig is voor de gezonde vissen. U zult daar zeker wel een middel tegen kennen! Wilt u zo goed zijn om mij dat te vertellen!'
Hoofdstuk 112: De bijgelovige vissersbaas aan de Eufraat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Kijk en luister verder! Het gedrag van deze vissersbaas -die hier nu niet is, zodat Ik met jullie dus ook helemaal vrijuit kan spreken -wordt vooral bepaald door de magie. Hij gelooft zo vast in bepaalde spreuken, amuletten, zalven, in de standen en kwartieren van de maan, in de zon, wolken, lucht en de vogeltrek en nog vele andere dingen, dat hij ontzettend kwaad zou worden op degene die daarin rechtstreeks tegen hem in zou gaan. Met zo iemand zou hij daarna vast ook maar heel weinig meer omgaan omdat hij hem te dom en voor zijn wijsheid onwaardig zou vinden.
Hoofdstuk 113: De juiste manier om godsdienstig onderricht te geven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] PETRUS zei: 'Heer, waarom zei U, dat wij zo wijs moeten zijn als slangen? De slang is immers het zinnebeeld van al het kwade en slechte, een symbool van de satan, die door zijn arglistigheid in de gedaante van een slang het eerste mensenpaar verleidde! De slang kan in haar boosaardigheid erg listig zijn, maar welk eerlijk en goed mens zal die arglistigheid tegenover zijn medemensen willen nadoen?! Kortom, deze vergelijking van U begrijp ik nog steeds niet zo goed! Wilt U ons dat eens uitleggen!'
Hoofdstuk 114: De slang als voorbeeld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] In Indiƫ en ook in Afrika, waar veel verscheurende dieren zijn -zoals leeuwen, panters, tijgers en hyena's, en ook gevaarlijke apen en nog andere gevaarlijke dieren -, worden de slangen door de mensen afgericht om hun veiligste en betrouwbaarste wachters te zijn. Als een menselijke woning, ongeacht welke, door slangen omringd wordt die er de wacht houden, komt daar beslist nooit een roofdier; zelfs de olifant en de machtige neushoorn hebben een groot ontzag voor deze huisbewaarders. Zij berokkenen echter ook de huisdieren geen schade zolang zij maar voldoende door de mensen gevoerd worden. Als de mensen hen echter honger laten lijden, dan verlaten zij hun woningen en gaan op rooftocht.
Hoofdstuk 114: De slang als voorbeeld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Tevens zijn slangen met enige moeite zodanig te temmen en af te richten, dat zij op een gegeven teken alles doen wat men -naar hun vermogen -van hen verlangt. Dat is dan toch ook een teken van de heel bijzondere intelligentie van deze dieren. Hoe meer intelligentie een dier bezit, des te gemakkelijker kan het afgericht worden en dan voor een bepaald doel worden gebruikt, en des te verstandiger is het ook in en voor zichzelf.
Hoofdstuk 114: De slang als voorbeeld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Als een echte leraar heb Ik jullie nu les gegeven over de natuur, dus denk er ook over na, zodat jullie Mij niet weer om uitleg vragen als Ik jullie bij de een of andere gelegenheid op deze gelijkenis wijs! - Hebben jullie echter ook goed begrepen, wat Ik jullie daarmee heb willen zeggen?'
Hoofdstuk 114: De slang als voorbeeld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Toen de vlotdieven dat hoorden betaalden zij alsnog de heffing en legden het vlot vast aan de oever; maar zij wilden het vlot niet verlaten. Datzelfde gebeurde ook met de nog volgende vijf vlotten, en toen het landingsgeld betaald was, ontdekte men ook het vlot dat deze zes gestolen vlotten achtervolgde, met daarop acht mensen die heel hard stroomafwaarts roeiden. Nauwelijks enkele ogenblikken later stootte het vlot al tegen de oever .
Hoofdstuk 115: De houtdieven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Toen zeiden DE HOUTVLOTTERS: 'Ja, ja, vriend, dat zullen we zeker doen, de goede man zal beslist niet over ons te klagen hebben; maar eerst moet er toch voor gezorgd worden dat deze ellendige schurken aan het gerecht worden overgedragen?!'
Hoofdstuk 116: De vloteigenaars en de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] IK zei: 'Wees kalm, - wat Ik doe, doe Ik voor niets! Er zijn armen genoeg in jullie stad; help hen en bedenk dat ook armen mensen zijn, en jullie aardse broeders! Wees niet karig voor hen en geefhun graag van jullie grote overvloed, dan zul je je omgeving daardoor het best tegen dieven en rovers beveiligen en daarvan zuiveren! Maar jullie moeten vooral beseffen dat ook deze dieven arme sukkels zijn, en dat niet zo zeer hun kwade wil, als wel hun armoe hen tot deze en nog andere, reeds vroeger begane, kleinere diefstallen gebracht heeft.
Hoofdstuk 116: De vloteigenaars en de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] JORED zei: 'Vriend, op jouw manier heb je weliswaar gelijk; maar ook die boete hier, is juist en terecht. Want alle gebruikers van het water van deze machtige stroom tot waar deze bevaarbaar wordt, weten bij iedere stand van het water precies wanneer zij van hun stapelplaats moeten vertrekken om op de juiste tijd bij de eerstvolgende plaats van bestemming aan te komen. Als zij zich daar niet aan houden, kunnen zij bij een vaart die tot in de nacht voortduurt, gemakkelijk verongelukken omdat er zeer veel gevaarlijke plaatsen in de rivier zijn waar ervaren houtvlotters zelfs overdag moeten oppassen om er zonder ongelukken vanaf te komen. 's Nachts moet het uiterst moeilijk zijn om zulke gevaarlijke plaatsen heelhuids te passeren. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat men zich gemakkelijk een ongeluk op de hals haalt door zich niet te houden aan de algemeen bekende voorschriften voor het bevaren van de stroom, heeft men, met toestemming van de keizer, deze voorschriften voor de riviervaart gesanctioneerd, waardoor overtreders een passende boete in geld of natura krijgen opgelegd. De opbrengst hiervan gebruikt men dan voor het onderhoud van goede landingsplaatsen en voor het verwijderen van toevallig in de stroom ontstane hindernissen, voor welk doel ook ten dele de watertolgelden en landingsbelasting gebruikt worden. En kijk, vriend, zo is het toch een rechtvaardige zaak?!'
Hoofdstuk 115: De houtdieven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] IK zei: 'Ongetwijfeld, maar de wacht bestond uit waakhonden. Deze dieren hebben hun vlotten woedend verdedigd en twee van de dieven werden door hen gebeten; maar aan het eind van het gevecht werden de dieren door de dieven doodgeslagen en in het water geworpen, en de dieven maakten vlug de vlotten los en dreven snel weg, voordat de mensen, die door het lawaai van de honden gewekt waren, erbij konden komen. Er zijn wel meteen daarna mensen over het water en over land achter hen aan gegaan, maar zij hebben ze tot nu toe nog niet kunnen inhalen. Die op het water zullen nu wel niet zo lang op zich laten. wachten; maar die over land zullen hier pas tegen middernacht helemaal uitgeput aankomen. Wij zullen ze, dat wil zeggen deze houtvlotters, zodra de zon ondergaat naar de oever trekken, wat al gauw zal gebeuren, en jij, Jored, laat je beambten dan meteen het landingsgeld opeisen! Intussen zullen de eigenaars van deze houtvlotten, die hen achtervolgen, arriveren, en dat zal een heel apart verhaal worden! Laat je beambten nu gaan, want zij zullen al gauw tegen de oever moeten stoten, omdat Ik dat zo wil!'
Hoofdstuk 115: De houtdieven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393  ...