15542 resultaten - Pagina 380 van 1037
... 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 ...
[19] Van deze woorden van Mij stonden allen versteld, en de waard zei: 'Beste en wonderbare Meester! Dat er meer achter U schuilgaat dan bij een of andere profeet, dat ben ik stil in mijzelf direct gewaar geworden, hoewel ik het niet hardop durfde uit te spreken; maar aangezien U nu Zelf een groots en betekenisvol woord over Uzelf hebt uitgesproken, kan ik nu niets anders meer doen dan zeggen: Heer, ik ben het niet waard om mijn ogen naar U op te slaan, maar wees mij, arme zondaar, genadig en barmhartig!'Hoofdstuk 166: De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[20] Ik zei: 'Wees getroost, Mijn vriend! Ik ben juist naar jou toe gekomen omdat jouw werken Mij veel beter bevielen dan die van de rijke overste en Farizeeƫr. Heb jij nu alleen maar verder God lief boven alles en je naasten -dat zijn alle mensen ongeacht hun maatschappelijke positie of hun geloof -als jezelf en doe voor hen, waarvan je redelijkerwijs ook verlangen kunt dat zij dat ook voor jou zouden doen, dan vervul je daardoor de hele wet en ook alles wat de profeten geleerd hebben! En als je dat doet, zijn jou tevens alle zonden vergeven, al zou het aantal daarvan zijn als het zand in de zee of het gras op de aarde! Zo is bij God alles wel mogelijk, wat bij de mensen onmogelijk is.'
Hoofdstuk 166: De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nu kwam ook Simon Juda echter naar Mij toe en hij zei: 'Heer, wij hebben alles verlaten en zijn U bij de eerste oproep die U tot ons richtte zonder enige terughoudendheid gevolgd, en hebben daarvoor nog nooit enige aardse schadeloosstelling van U verlangd; maar nu er hier veel over het hemelrijk en over het eeuwige leven gesproken wordt, wil ons dan ook een verzekering geven van wat wij in het andere leven te verwachten zullen hebben!'
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Nu zou iemand echter -nota bene - kunnen vragen hoe het nu kon dat de bewoners van dit dorp, die tenslotte toch ook bedevaarten maakten naar Jeruzalem, nog vrijwel niets over Mij gehoord hadden, terwijl Mijn roep al in bijna het hele joodse land geklonken had en Jeruzalem vol was van Mijn leer en Mijn daden.
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Dat is wat deze plaatsen betreft heel gemakkelijk te verklaren. Want alle bewoners van deze plaatsjes kwamen maar zelden naar Jeruzalem, omdat de meesten erg arm waren; de weinige rijken bleven echter ook liever thuis dan een reis naar het dure Jeruzalem te ondernemen. Want ten eerste schrokken ze terug voor de onnodige uitgaven, en ten tweede vreesden ze dat ze tijdens hun afwezigheid door de vele armen bedrogen, bestolen of zelfs beroofd zouden worden.
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] En zo was er gedurende enkele jaren dan ook niemand van de bewoners van deze plaatsen in de buurt van Jeruzalem gekomen, en aangezien deze weg ook niet door andere reizigers bereisd werd omdat hij zo onveilig was, kon Mijn roep in deze streken nog niet verbreid zijn; want deze streken lagen toch wel tamelijk ver van Jeruzalem en werden bovendien meer door Grieken en Arabieren dan door J oden bewoond. En juist het feit dat ze Mij en Mijn leer totaal niet kenden, deed Mij besluiten naar hen toe te gaan en Mij aan hen te openbaren. Want Ik ben immers hoofdzakelijk in de wereld gekomen om het verlorene te zoeken en om op te richten wat in het stof neergebogen lag.
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] En nu weer terug naar onze reis!
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Toen wij al zo ongeveer honderd passen buiten het dorp waren, en de ons bekende joodse Grieken en de paar leerlingen van Johannes, die tamelijk moe geworden waren van de dagreis, een beetje achtergebleven waren, omdat ze ons snelle tempo niet goed konden bijhouden, riep Ik de twaalf naar Mij toe, en ze vroegen Mij wat er aan de hand was.
Hoofdstuk 168: Aankondiging van het lijden. De leerlingen en de blinde langs de weg naar Jericho (Luc. 18: 31-43) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Ik zei tegen hen: 'Luister nu naar Mij en wordt niet verdrietig, want alles wat de profeten over Mij voorspeld hebben moet immers aan Mij vervuld worden!
Hoofdstuk 168: Aankondiging van het lijden. De leerlingen en de blinde langs de weg naar Jericho (Luc. 18: 31-43) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Zoals wij hier nu met elkaar wandelen, zullen wij ook spoedig weer naar Jeruzalem reizen, en dan zal alles voltooid worden wat, zoals reeds gezegd, de profeten over de Zoon des mensen geschreven hebben. Hij zal overgeleverd worden aan de heidenen en Hij zal bespot, gesmaad en bespuwd worden, en zij zullen Hem geselen en doden; maar op de derde dag zal Hij uit eigen kracht en macht weer opstaan, en zal dan voor altijd bij jullie zijn tot aan het einde der wereld en haar tijd, en jullie zullen eeuwig bij Hem in Zijn rijk zijn.'
Hoofdstuk 168: Aankondiging van het lijden. De leerlingen en de blinde langs de weg naar Jericho (Luc. 18: 31-43) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Wij trokken vervolgens verder en kwamen op de plaats waar twee hoofdwegen elkaar kruisten. Weliswaar leidde onze oude weg, waarlangs wij van Jeruzalem kwamen, ook naar Jeruzalem, maar die liep voortdurend in grote bochten over bergen en dalen; de nieuwe weg echter, die de oude hier kruiste, leidde, langs Bethlehem, ook naar Jeruzalem, maar was vlakker en beter aangelegd en werd vaker door vreemdelingen en ook door de inwoners bereisd. En die reden waren er langs deze weg in de buurt van de plaatsen ook steeds veel bedelaars, die de reizigers hier om een aalmoes vroegen.
Hoofdstuk 168: Aankondiging van het lijden. De leerlingen en de blinde langs de weg naar Jericho (Luc. 18: 31-43) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Op de genoemde plek gingen wij dus de nieuwe weg op, alsof wij weer naar Jeruzalem wilden reizen, wat echter niet het geval was; maar de plaats die wij wilden bezoeken lag aan die nieuwe weg, en niet ver van die plaats troffen wij een bedelaar aan, die blind was. Deze en nog vele andere bedelaars trokken op feestdagen met hun ziende begeleiders ook naar Jeruzalem, om daar een groter bedrag aan geld bij elkaar te bedelen. Deze bedelaar was dan ook op het laatste feest in Jeruzalem geweest en had daar gehoord dat Ik daar grote tekenen gedaan had en blinden ziende had gemaakt, en hij kende ook Mijn naam.
Hoofdstuk 168: Aankondiging van het lijden. De leerlingen en de blinde langs de weg naar Jericho (Luc. 18: 31-43) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Toen wij al tamelijk in de schemering de stad binnentrokken, kwamen de mensen die ons bij de genezing van de blinde achterna waren gekomen en voor het merendeel bewoners van Jericho waren, naar Mij toe en vroegen Mij, of Ik niet bij hen zou willen blijven.
Hoofdstuk 169: De Heer in de herberg ter Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Maar Ik zei: 'Dat zal Ik wel maar jullie zijn allemaal kleinbehuisd en wij zijn met velen; breng ons daarom liever naar een herberg, waar wij opgenomen kunnen worden!'
Hoofdstuk 169: De Heer in de herberg ter Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Hierop trokken wij verder de stad in en kwamen dan ook al gauw bij het centrale plein, waar de grote, dure herberg zich bevond; de waard daarvan kwam ook weldra naar buiten en vroeg ons of wij bij hem wilden binnenkomen.
Hoofdstuk 169: De Heer in de herberg ter Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)