15542 resultaten - Pagina 381 van 1037
... 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 ...
[12] Enigszins verrast zei de waard: 'Vriend, naar mijn beste weten ben jij nog nooit in deze omgeving geweest en je kunt dan ook niet weten wat voor wijn ik in mijn kelders heb! Een of andere burger van hier, die beslist mijn vriend niet is en mij met dergelijke dingen heeft willen belasteren, moet jou dat verraden hebben! Zeg mij zijn naam, zodat ik hem kan straffen, dan zal ik jullie alles wat jullie hier zullen verteren schenken!'Hoofdstuk 169: De Heer in de herberg ter Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Hij ging direct dichter naar de bedelaar toe, bekeek hem nauwkeuriger en zei toen (de waard): 'Jij was toch blind vanaf je geboorte en kunt nu zien, dat zie ik duidelijk. Wie heeft jou de ogen geopend en je ziende gemaakt?'
Hoofdstuk 170: De waard vraagt naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] En de waard, die nu van ontzag vervuld was, vroeg Mij: 'Heer, is het brood en de wijn zo naar uw wens?'
Hoofdstuk 170: De waard vraagt naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] De waard sprak met de andere burgers, die ons naar hem toe en vervolgens ook het huis in begeleid hadden. En juist aan de man die Mij eerst onderdak aangeboden had, vroeg de waard wat hij als ervaren jood wel van Mij dacht, wie Ik was en waar Ik vandaan kwam.
Hoofdstuk 170: De waard vraagt naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Maar de man zei: 'Ik heb deze wonderbaarlijke man nog niet eerder gezien, net zo min als jij! Maar van de genezen blinde, die in Jeruzalem al over hem gehoord had, heb ik vernomen dat hij hem met de naam 'Jezus' en zoon van David heeft aangeroepen, en ik heb daaruit opgemaakt dat hij dan ook daar vandaan komt. Naar zijn kleding te oordelen schijnt hij echter een Galileeër te zijn, evenals sommigen, die met hem meegekomen zijn.
Hoofdstuk 170: De waard vraagt naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Daarop liep de waard naar Mij toe en vroeg Mij, of Ik ook iets gehoord had van de mening, die hij en de burger van Jericho over Mij gevormd hadden!
Hoofdstuk 171: De waard vraagt naar zijn spoorloos verdwenen zoon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Als iemand jou erg bedrogen zou hebben, maar jij kon hem volgens de letterlijke inhoud van jullie wetten niets maken, omdat hij open met jou is omgegaan maar jouw zwakheid langs wettelijke weg wist te benutten en hij zou je met de gesloten handel, koop of verkoop voor duizend pond bedrogen hebben -wat voor jou des te vervelender was, omdat jij hem voor dat feit bij geen enkele rechter kon aanklagen, aangezien iedere rechter jou 'Volenti non fit iniuria'* (Latijn voor: Aan degene die het zo wil geschiedt geen onrecht.) ten antwoord gegeven zou hebben wat zou jij dan zeggen tegen degene die jou bedrogen had, als hij naar jou toe zou komen en zeggen: 'Vriend, ik ben in al mijn doen en laten weliswaar door de wet beschermd, en jij kunt mij niets maken -maar ik ben een goed mens geworden en ben nu gekomen om jou alles te vergoeden waarin ik je ooit bedrogen heb!', en vervolgens zou hij jou de duizend pond teruggeven en bovendien nog de rente betalen, die jouw duizend pond opgebracht zouden hebben als jij die bezeten zou hebben? Zeg Mij, wat zou jij van een dergelijke handelwijze vinden?'
Hoofdstuk 171: De waard vraagt naar zijn spoorloos verdwenen zoon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Geef de mens reeds vanaf zijn jeugd een goed licht, en leer hem de ware God en zichzelf kennen, dan zal hij niet gretig verlangen naar aardse schatten, maar naar de schatten des levens! Maar waar zijn de leraren, die in staat zouden zijn de mensen te tonen wat zij het meest nodig hebben? Daarom vraag ik u, beste Heer en meester: zend leraren met uw wijze van handelen onder de mensen, zodat zij door hen echte mensen worden!'
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Daarop trokken ze allemaal vlug naar de stad en kwamen ook weldra onder luid gejuich bij ons aan.
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] En de vader leidde hem direct naar Mij en zei: 'Kijk, mijn geliefde zoon, deze man is de heer en de grote meester! Maar kijk ook eens naar onze oude, blinde bedelaar, die jij nog goed kent! De heer en meester heeft hem het licht in zijn ogen volledig teruggegeven en hij heeft zich daarvoor van geen ander middel bediend dan zijn woord en wil. Wat zegje daar nu van en wat denk je van zo'n mens?'
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Terwijl iedereen nu hals over kop druk bezig was, kwam de waard weer naar Mij toe, bedankte Mij nogmaals voor het bericht en zei heel vriendelijk: 'Heer en meester, ik ben de tweede blinde, die u nu ook ziende hebt gemaakt; want ik begin nu de grote schatten te zien die boven alles verheven zijn, en goed te begrijpen dat in u mijn huis het grootste heil ten deel is gevallen. Ja, wanneer men deze schatten bekijkt met het hart en het verstand, dan ziet men wel hoe volkomen waardeloos alle aardse schatten zijn, en hoe leeg, hoe weerzinwekkend! Maar wat kan een mens, die reeds in de diepste nacht en in volslagen onwetendheid tegen wil en dank op deze wereld geboren is, eraan doen, dat hij het meest waardeloze als kostbaar beschouwt en zich dag en nacht afmat om grote hopen van dat aardse slijk te verzamelen?
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] De zoon keek een poosje met grote oplettendheid nu eens naar Mij en dan weer naar de bedelaar, die nu weer helemaal ziende was, en zei toen: 'Mijn geliefde vader, ik zal mij zeker niet vergissen, wanneer ik zeg dat dit de man moet zijn, over wie ik reeds in Griekenland, in Klein-Azië en zelfs langs de Aziatische oever van de grote Pontus* (* De Pontus was in de oudheid het n.o.deel van Klein-Azië: langs de Zwarte Zee. In 63 v.Chr. door Pompeius onder Romeins bewind gebracht.) veel buitengewoons gehoord heb. Ter wille van hem heb ik in Athene alles verkocht en trok ik naar Palestina, om mij hier te vestigen, hoofdzakelijk om persoonlijk met die grote wonderman kennis te maken - en kijk nu eens, degene die ik bovenal wilde zoeken, bevindt zich nu reeds vrijwel zeker in ons huis!
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] (Kado:) 'Toen ik spoedig daarna alles in Athene in orde gemaakt had en dan ook zonder verder oponthoud de thuisreis aanving, nam ik vanuit Tyrus de weg langs het oude Nazareth en informeerde daar zorgvuldig naar de goede heiland Jezus. Men toonde mij toen al gauw een kleine woning heel dicht bij de stad. Deze woning heb ik direct bezocht en ik trof daar enkele vrome en rechtschapen timmerlieden aan, die mij voorstelden aan een vrouw met de naam Maria, die al weduwe was en de lichamelijke moeder van de gezochte heiland was, maar die mij toch niet wist te zeggen waar haar zoon Jezus zich in die tijd en op dat moment bevond.
Hoofdstuk 173: De wensen van koning Abgarus van Edessa - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Wat die familie, die ik ook geschenken heb gegeven, mij over de geliefde heiland zei, stemde helemaal overeen met wat ik van de koning van Frygië gehoord had en, voor ik nog naar Nazareth kwam, ook al in Tyrus en in verscheidene steden langs de oevers van de zee.
Hoofdstuk 173: De wensen van koning Abgarus van Edessa - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Ik zei: 'Ik zou vandaag ook niet hier zijn, als Ik niet geweten had dat jij nog deze avond hier zou aankomen, op zoek naar Mij. Maar maak het je nu gemakkelijk, aangezien je enigszins moe bent geworden van de lange reis; kom daarna terug, dan zullen wij nog heel wat met elkaar te bespreken hebben!'
Hoofdstuk 173: De wensen van koning Abgarus van Edessa - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)