17481 resultaten - Pagina 382 van 1166
... 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 ...
[6] Toen zei een van mijn eerste leerlingen: 'Wie weet wat voor taal zij spreken?'Hoofdstuk 3: De bijgelovige slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Ik zei: 'Maar dertig dagen geleden was je toch in de bergen, waar je dertig schapen, tien ossen, tien koeien en tien kalveren offerde en je waarzegger zei tegen je: 'Als je op je reis geen bliksem zult zien en geen donder zult horen, zul je geluk hebben!' Jij interpreteerde dit als een goede zaak omdat Je meende, dat er zo laat in het jaar wel geen onweer met bliksem en donder zou voorkomen, en je aanvaardde met je medehandelaars. de verre reis. Maar nu heeft het dan toch gedonderd en eerst gebliksemd! Wat ga je nu doen?'
Hoofdstuk 4: De bekering van de slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Nu keek de leider van de handelaars Mij vol verbazing aan en zei:'Als u slechts een mens bent zoals ik er een ben, kunt u dat niet weten! Want ten eerste bent u nog nooit in ons land geweest en ten tweede weet niemand op de hele wereld waar de grootste en beroemdste waarzegger woont. Ook kan geen mens het u hebben verraden, want wij verraden elkaar niet, ook niet voor alle schatten van de wereld. Hoe kunt u dus mijn grootste geheim weten? Vriend, vertel mij alleen dat, dan zijn al deze slaven van u!'
Hoofdstuk 4: De bekering van de slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Kijk, hier naast Mij staat Mijn lievelingsengel Rafaël en Ik zeg jullie: Er bestaat meer overeenkomst tussen hem en deze slavenhandelaars dan tussen hem en die dienaren van God daar boven! Ik zeg jullie: Deze slavenhandelaar is reeds een engel, maar die daar boven zijn duivels!'
Hoofdstuk 4: De bekering van de slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] De leider van de handelaars zei: 'Mijn God, wat moet ik, een zwak sterfelijk mens, dan wel van U verlangen? Al deze slaven en nog duizend maal meer geef ik U als U mij slechts de genade waard acht om mij te zeggen wat er nu eigenlijk aan ons mankeert!'
Hoofdstuk 4: De bekering van de slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Ribram zei: 'Weetje dat ook al, almachtige jongen?! Wat kan ik nu anders doen dan hen opvoeden tot nuttige en goede mensen en ze verder als mijn eigen kinderen beschouwen! Jou wil ik echter vragen of je mij ook voor hen kleren wilt verschaffen, die ik dan voor hen mee zal nemen.'
Hoofdstuk 5: De bevrijding van de slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Ik zei: 'Omdat nu ook dit werk goed beëindigd is, gaan wij allen thans weer de berg op, en de bevrijde slaven moeten eerst met spijs en drank gesterkt worden. En, Hibram, als je alles in orde hebt, kom dan ook met je metgezellen en knechten, en gebruik als Mijn gasten ook spijs en drank!'
Hoofdstuk 5: De bevrijding van de slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Daarop omarmde Ik allen in de kring één voor één en drukte ieder aan Mijn borst en sprak daarbij de woorden: 'Vrede zij met je, Mijn zoon, Mijn dochter!'
Hoofdstuk 5: De bevrijding van de slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Toen huilden alle tengere, blondgelokte jongens en de nog teerdere en heel lieftallige jonge meisjes en zij bevochtigden met hun vreugdetranen Mijn handen en voeten.
Hoofdstuk 5: De bevrijding van de slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Ik zei: 'Staat er dan niet in de Schrift: 'In diezelfde tijd zullen jullie Gods engelen van de hemel naar de aarde zien dalen en zij zullen de mensen dienen? Als je dat weet, dan zul je zonder meer inzien wat er met de jongeman aan de hand is. Houd dat nu voorlopig voor je, want alle anderen moeten er zelf opkomen! Mijn eerste leerlingen kennen hem reeds, maar mogen hem ook niet voortijdig bekend maken.
Hoofdstuk 6: Over handel en woeker - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] De leider van de handelaars zei: 'Als u ze van mij wilt kopen, dan laat ik u zien dat ik daartoe het recht heb; koopt u ze echter niet, dan zeg ik u, als u dat wilt, pas voor de landvoogd dat ik daartoe het recht heb. Vroeger ben ik immers zelf als slaaf verkocht, maar mijn heer, die ik trouw diende, schonk mij daarna de vrijheid en veel geld. Ik ging weer naar mijn geboorteland en handel nu zelf met dezelfde koopwaar als waarmee ikzelf twintig jaar geleden een ander moest dienen. Als slaaf ben ik gelukkig geworden, waarom zij dan niet?! Bovendien is dat in onze landen al een heel oud gebruik en onze wijzen hebben ons daarover nog nooit ter verantwoording geroepen. Wij zondigen daardoor niet tegen de wetten van ons land en voor die van uw land betalen wij een losgeld; dus hoeven WIJ ons voor ons goede recht tegenover niemand te verantwoorden!'
Hoofdstuk 4: De bekering van de slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Agricola zei: 'Maar mijn Heer en mijn God! De mensen moeten onderling toch kunnen kopen en verkopen, anders is er in slechte en onvruchtbare landen totaal geen menselijk leven mogelijk! Ik ken in Europa landen die onbeschrijflijk bergachtig zijn, niets dan rotsen en nog eens rotsen; de mensen die daar leven moeten de meeste levensmiddelen door handel aangevoerd krijgen. Hef dit noodzakelijke verkeer op en een compleet, groot volk sterft van de honger! U moet toch als Heer van de hemel en van alle werelden Zelf inzien dat zulke mensen alleen door een zeker handelsverkeer kunnen leven. Het verwondert mij daarom in hoge mate dat Uw hoogste, goddelijke wijsheid dat ronduit veroordeelt! Want weet U -ik heb verder alle denkbare achting voor Uw zuivere goddelijkheid! -maar voor dit oordeel van U kan ik met mijn menselijk verstand, dat toch wel volkomen gezond is, geen waardering hebben!'
Hoofdstuk 6: Over handel en woeker - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Na deze bepaald niet vriendelijke woorden van de Romein overviel de overste en zijn knechten een grote angst en de overste maakte aanstalten om weg te gaan, en ook de knechten zeiden: 'Wat moeten wij daarbij? Wij hebben geen wil, maar wij moeten zelfde wil van de tempel volgen. De overste moet deze zaak met u, hoge gebieder, zelfmaar uitzoeken en afhandelen! Als er een misdadiger bestraft moet worden, zijn wij de fysieke voltrekkers van het oordeel; waarom iemand eigenlijk veroordeeld is, daarvan weten wij zelf niets anders en niets meer, dan wat ons door de rechters altijd slechts in 't kort is meegedeeld. Hoe zouden wij dan nu tegen of voor deze misdadiger kunnen getuigen? Hoge gebieder, laat ons daarom gaan!'
Hoofdstuk 7: Agricola verhoort een tempeloverste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Als er bijvoorbeeld iemand bij je zou komen met de aanklacht: 'Door deze persoon is mijn broer gedood', en jij hem dan meteen ter dood zou veroordelen zonder de aangeklaagde persoon verder te ondervragen, zou je wel een slechte rechter zijn! Is in onze wet niet uitdrukkelijk aan iedere rechter ten strengste opgedragen om vóór alles heel precies inlichtingen in te winnen over het 'Cur, quomodo, quando et quibus auxiliis'*, (* waarom, hoe, wanneer en onder welke omstandigheden? ) en dan pas te oordelen?! Hebben jullie dat bij deze misdadiger gedaan?'
Hoofdstuk 8: De misdadige tempelverordeningen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Ik zocht de volgende dag werk bij de mij reeds bekende werkhuizen en men zei mij, dat ik door de priesters tot zware zondaar verklaard was, omdat ik met mijn eigen zuster bloedschande bedreef. Men wees mij de deur en ik wist me geen raad.
Hoofdstuk 9: De bekentenis van de schijnbare misdadiger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)