Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 383 van 1166

...  371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396  ...
[2] Ik ben een arme dagloner en moet met mijn handen mijn brood verdienen en mijn vader en moeder onderhouden, want mijn beide ouders zijn steeds ziek en bijna niet instaat te werken. Bovendien heb ik nog een jongere zuster, die pas zeventien jaar en acht maanden oud is. Ook die moet ik onderhouden, omdat zij zelf niets kan verdienen, daar zij thuis mijn zieke ouders moet verplegen. Deze erg lieve en brave zuster van mij is echter, hoewel erg arm, van nature erg mooi en aantrekkelijk en als zodanig bij de tempeldienaren helaas niet onbekend en er zijn er die al veel moeite hebben gedaan om haar te verleiden. Maar zij hadden geen succes en bedreigden mij en mijn ouders door te zeggen: 'Nou wacht maar, trots bedelvolk, je zult binnenkort wel gedweeër en nederiger worden!'
Hoofdstuk 9: De bekentenis van de schijnbare misdadiger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Daarop ging ik naar enkele heidenen en klaagde hun mijn grote nood. Die schonken mij een paar geldstukken, zodat ik toch wat brood voor ons kon kopen. Maar die paar munten waren al gauw op en ik en mijn familie hadden al twee dagen niets te eten en ik kon niets meer verdienen en ook aan niemand meer iets vragen; dat kwam echter ook door deze feestdagen, omdat je in deze tijd ook buiten de stad geen werk kunt krijgen. Toen dacht ik bij mijzelf: ' Als je als onschuldige jood eens zou doen wat David deed toen hij erge honger had, dan zou dat voor God toch niet zo'n grote zonde zijn?'
Hoofdstuk 9: De bekentenis van de schijnbare misdadiger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] En ik ging gisteren, laat in de middag, door grote nood gedreven de tempel binnen, kwam bij de toonbroden, greep naar het eerste het beste brood en wilde mijn honger daarmee stillen en een deel naar mijn even hongerige ouders brengen en aan mijn niet minder hongerige zuster. Maar de wachters die op de loer lagen, ontdekten mij meteen, schreeuwden dat het een ontzettende heiligschennis was en sleepten mij onbarmhartig voor de priesters. Die herkenden mij al gauw en schreeuwden: 'Ha, dat is immers die trotse bedelaar, die pleger van bloedschande en nu vergrijpt hij zich ook nog aan de toonbroden! Daarvoor moet hij morgen voor het midden van de dag worden gestenigd!'
Hoofdstuk 9: De bekentenis van de schijnbare misdadiger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Daarop sleepte men mij onder allerlei mishandelingen en de vreselijkste scheldwoorden naar een donker gat, waarin ik tot vandaag wegkwijnde. Hoe men mij vandaar hier naartoe gesleept heeft, heeft u, hoge rechter, zelf gezien. Hoe het echter mijn arme ouders en mijn arme zuster zal vergaan of reeds is vergaan, mag Jehova weten!
Hoofdstuk 9: De bekentenis van de schijnbare misdadiger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Hoge rechter! Dat is alles wat ik u volledig naar waarheid over mijn misdaad kan zeggen! O, oordeel niet zo hard over mij zoals vooral deze overste deed! Want eerlijk gezegd was juist hij het die mijn kuise zuster wilde verleiden, wat ik voor God en alle mensen kan zweren! Ik kan u daarvoor ook heel betrouwbare getuigen noemen, die dit treurige voorval met een eed kunnen bevestigen!'
Hoofdstuk 9: De bekentenis van de schijnbare misdadiger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Rafaël was er op Mijn innerlijke roep onmiddellijk en Ik zei innerlijk tegen hem: 'Doe nu wat de Romein wil, want Ik geef hem gedachten, woorden en wil!'
Hoofdstuk 10: De bekentenis van de overste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] De zuster zei: 'O Jehova, wat is er met mijn arme broer gebeurd? Gistermiddag ging hij ergens heen om brood te halen, omdat we al twee hele dagen niets gegeten hadden, maar hij kwam niet terug. We zaten in grote angst om hem en baden dat hem toch maar niets ergs mocht overkomen. En nu treffen we hem hier aan, na een mededeling van die aardige jonge boodschapper, in een toestand waaraan niet veel goeds kan zijn voorafgegaan!'
Hoofdstuk 10: De bekentenis van de overste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] De zuster zei: 'O heer, bespaar u die moeite, want die ellendige man heb ik tot mijn ontzetting bij mijn aankomst al van verre herkend!'
Hoofdstuk 10: De bekentenis van de overste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Toen draaide de tempeloverste zich om en zei met bevende stem: 'Heer vol macht en waardigheid! Wat kan ik hier nog tegenin brengen? Jammer genoeg is het zoals de arme man zoëven over mij heeft getuigd en ik heb elke straf verdiend die u maar over mij zult uitspreken! Mocht ik ooit vrij komen, dan zou ik mijn onmenselijk grote vergrijp aan deze familie duizendvoudig goedmaken, maar ik heb het niet verdiend om vrijgesproken te worden van een terechte straf en dus zal het moeilijk zijn om het kwaad dat ik deze arme, brave familie heb aangedaan goed te maken.'
Hoofdstuk 10: De bekentenis van de overste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Agricola zei: 'Dat heb ik je al aangegeven, maar als je het nog niet begrepen hebt, dan zeg ik het je nog een keer: Je gaat met de rechter naar zijn kantoor en daar zul je van hem een duidelijk voorschrift krijgen, hoe er in de tempel van nu af aan met de Mozaïsche straffen moet worden om gegaan! Iedere overtreding van dat voorschrift zal door Rome streng worden gestraft! Met dat document dat op mijn bevel door Pilatus zal worden ondertekend, ga je naar de tempel en daar maak je het bekend!'
Hoofdstuk 11: Het oordeel van Agricola - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Daarop richtte de overste zich nogmaals tot Agricola en zei: 'Machtige gezant van de keizer! Kijk, ik ben erg rijk en mijn schatten staan mij tegen! Omdat ik echter deze arme familie zo'n ten hemel schreiend onrecht heb aangedaan, zou ik al mijn schatten aan hen willen afstaan en daardoor dit onrecht zoveel mogelijk goed willen maken. Zou ik nu bij deze rechter tevens een schenkbrief mogen laten opstellen en hun die dan met al mijn schatten overhandigen, zodat niemand hun dan kan vragen waar zij dat vandaan hebben?'
Hoofdstuk 11: Het oordeel van Agricola - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Ook Agricola zei: 'En wat zij zullen gebruiken zolang ik hier vertoef, komt op mijn rekening; ook wil dat zij aan mijn tafel prima verzorgd worden! Daarna neem ik hen mee naar Rome. Ook zal ik de slaven allemaal voor mijn rekening nemen en ik zal er in natuurlijk en geestelijk opzicht alle zorg aan besteden dat ze voortaan een goed bestaan krijgen!'
Hoofdstuk 11: Het oordeel van Agricola - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Lazarus zei: 'Vriend, een paar van hen zou ook ik wel willen houden, want zie, ik heb vrouw noch kinderen en zou er graag een paar als mijn kinderen willen aannemen!'
Hoofdstuk 11: Het oordeel van Agricola - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Hij zei daarom tegen Mij (Lazarus): 'Heer, ik heb thuis kleren genoeg! Wat zou U ervan zeggen als ik iemand naar Bethanië stuurde om voor deze arme mensen kleren te halen? Misschien zou ook mijn zuster Maria mee kunnen komen, die het hier ook beslist naar haar zin zou hebben!'
Hoofdstuk 12: De maaltijd in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Maar een Farizeeër aan dezelfde tafel zei daarop: 'Ja, ja, mijn beste verre vrienden, in het huis van de Vader leven de ontaarde kinderen vaak beter dan ergens ver weg van het vaderlijk huis!'
Hoofdstuk 12: De maaltijd in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396  ...