Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 383 van 1112

...  371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396  ...
[13] Sterf je echter als een in Gods ogen ongerechtigd mens, dan zal er wel een zeer lange nacht tussen de dood van je lichaam en je ware opstanding volgen - het is echter niet zo dat je je daar niet bewust van bent, de ziel is er zich wel van bewust -, en dat zal een echte en lang durende dood van de ziel zijn. Want een dood waar de ziel geen weet van heeft, zou ook geen echte dood voor haar zijn; maar de dood waarvan ze zich bewust is in het rijk van de onzuivere geesten, zal een grote pijn en kwelling voor haar zijn. Zie, zo zal het gaan! En nu jullie dat weten, moeten jullie een volgende keer duidelijker en meer volgens de waarheid denken en spreken; en waar jullie niets van weten, daar moet je Mij naar vragen, opdat je door je woorden niet tot allerlei verkeerde denkbeelden vervalt! Onthoud dat allemaal goed!'
Hoofdstuk 209: Onderricht op de top van de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Daarop zei de Griek: 'Ja, zo is het en zo moet het ook zijn, en nooit ofte nimmer kan het anders zijn! Maar nu wij hier van zo'n heerlijk uitzicht genieten en dit kennelijk alleen gezien wordt door onze levende en voelende ziel, door de ogen van het lichaam als door een paar ramen van haar tijdelijk levend wandelende huis, dat wij lichaam noemen, en daar de ziel zelf daarover nadenkt en met volle teugen geniet van die heerlijkheid, is het toch de vraag of de zielook na het afvallen van het lichaam deze wereld en haar schoonheid zal kunnen zien en beoordelen, dat wil zeggen, als ze zich ergens op deze aardbodem zou bevinden. -Wat kun jij daarover, goddelijke jongeling, voor opheldering geven?'
Hoofdstuk 209: Onderricht op de top van de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Kortom, de volkomen ziel kan alles; maar de onvolkomen ziel, die geestelijk blind is, zal niets anders kunnen zien dan de lege en wezenloze voortbrengselen van haar ijdele fantasie. Maar als dan een zielook in het andere leven, zonder lichaam, in zichzelf zal keren en zich mogelijkerwijs zal beteren, zal zij daardoor ook overgaan tot een helderder schouwen in grotere waarheid, -maar wel via een weg die langer duurt en veel moeilijker is dan hier. En nu weten jullie ook wat dat betreft het meest noodzakelijke; geloof dat het zo is en niet anders en houd je aan de geboden, dan zullen jullie volkomen worden in je ziel!'
Hoofdstuk 209: Onderricht op de top van de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Toen we in Tyrus aankwamen, namen we onze intrek in een goede herberg en de Griek bestelde onmiddellijk een middagmaal volgens joodse traditie, omdat er een heleboel goede vis was te krijgen en aan wijn -vooral uit Griekenland -was hier ook geen gebrek. We namen een beetje rust, omdat de reis ons enigszins had vermoeid. In die tussentijd was ons middagmaal ook al klaar en we nuttigden het onmiddellijk. De Griek betaalde meteen alles en begaf zich daarna met ons naar een plek waar men de zee en de vele schepen goed kon overzien.
Hoofdstuk 210: De reis naar Tyrus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Ik zei: 'O Jozef, dat kan nog wel wachten; maar hier zal men onze tegenwoordigheid al gauw nodig hebben. Zie daarginds eens, hoe daar nog behoorlijk ver weg een groot schip flink te kampen heeft met de almaar toenemende storm! Op dat schip bevindt zich onze Cyrenius, die mogen we niet te gronde laten gaan! Hij is in Klein-Azië geweest en komt nu weer thuis; maar door de storm kan hij nu niet aan land komen. Hij heeft ons vroeger waarachtig grote vriendschap bewezen en nu is het aan ons om hem te helpen, en dat is strikt genomen de eigenlijke reden waarom Ik vandaag hier in Tyrus wilde zijn.'
Hoofdstuk 210: De reis naar Tyrus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Op de plaats waar Ik dat bewerkstelligd had, bevonden zich echter nog meer mensen, die zich zeer verwonderd afvroegen wat Ik dan wel voor een mens was, dat de elementen aan Mij gehoorzaamden. Sommigen dachten dat Ik een zeer beroemde magiër moest zijn; anderen meenden echter dat Ik een vroom mens was en daarom onder de genade van de goden stond, die Mij verhoorden als Ik hun iets vroeg. Weer anderen merkten op dat Ik een jood was en dat joden vaak geweldige profeten hadden en dat Ik misschien wel zo'n ziener van de joden was of misschien zelfs wel een Esseen. Zodoende ontstond daar druk gepraat, maar toch waagde niemand zich in Mijn buurt om Mij te vragen wie Ik was.
Hoofdstuk 210: De reis naar Tyrus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'Toen Cyrenius aan de oever kwam, zei hij tegen de hooggeplaatsten die hem geluk wensten: 'Ik dank jullie voor je oprechte medeleven met het ongeluk dat mij zeker te wachten gestaan zou hebben; maar het is uiterst verbazingwekkend, hoe de geweldig tekeer gaande storm zo plotseling ging liggen. Dat deed me helemaal denken aan eenzelfde gebeurtenis bij Ostracine in Egypte. Daar bevond zich toen een wonderbaarlijk kind van een joodse familie die daar naartoe was gevlucht. Dat kon de storm ook zo plotseling doen bedaren, terwijl het omgekeerd ook een storm tevoorschijn kon roepen. Dat zal ongeveer twintig jaar geleden zijn. Ik heb al alles geprobeerd om uit te laten zoeken waar dat gezin verblijft, maar tot nog toe was het allemaal tevergeefs. Ik heb nu ook allang niet meer aan dat gezin gedacht; maar het plotselinge ophouden van deze storm heeft dat vergelijkbare verschijnsel, dat ik, zoals ik net zei, al eens eerder heb meegemaakt, weer in mijn herinnering geroepen.
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Toen snelde Cyrenius naar de plaats waar wij vieren nog stonden en vanwaar wij de nu rustige zee met zijn veelsoortige verschijnselen gadesloegen, alsook de meest verschillende soorten zeevissen en ander gedierte, dat zich hier, gedwongen door Mijn wil, moest laten zien.
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Toen Cyrenius bij ons aankwam, vroeg hij aan Jozef, die hij zich nog tamelijk goed herinnerde: 'Vriend, ben jij niet dezelfde jood die ongeveer twintig jaar geleden vanwege de vervolging door de oude Herodes met zijn kleine gezin met mijn hulp naar Egypte, en wel naar Ostracine is gevlucht? En als jij dat bent, zeg me dan ook wat er van dat kleine wonderbaarlijke jongetje is geworden, dat ik voor een God aanzag!'
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Hij omarmde Jozef en overlaadde hem met kussen en keerde zich toen tot Mij en zei: 'O Heer, acht U mij, grote zondaar in Uw ogen, wel waardig ook U te kussen?'
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Toen liet Cyrenius alle anderen bij zich komen, het waren er bijna zeventig. Ze gingen langs de rand van de verhoogde vooruitstekende plaats staan en waren al gauw buiten zichzelf van verbazing, toen ze op het spiegelgladde zeeoppervlak dieren voorbij zagen trekken die ze nog nooit tevoren hadden gezien.
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[25] Ik zei tegen hem: 'Zeg dan tegen een vanje dienaren, dat hij met een vaartuig op het water hier naartoe moet komen, dan zal Ik hem van daaraf wel aanwijzen welke exemplaren, die al volwassen zijn, hij uit het water moet halen!'
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[26] Dat gebeurde onmiddellijk. Binnen enkele ogenblikken roeiden onder de vooruitstekende rotspunt drie flinke vaartuigen en de handige vissers haalden alle door Mij aangewezen prachtexemplaren uit het water en vulden hun boten daarmee.
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[27] Toen zei Ik tegen Cyrenius: 'Laat ze voor vannacht in kalkhoudend water leggen, haal morgen ieder exemplaar er behoedzaam uit en reinig de mooie schelp van de vlezige inhoud, droog hem goed af en wrijf hem dan aan de binnenkant in met wat nardusolie! Dan kunnen ze in je schatkamer als aandenken worden bewaard!'
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'De Griek Anastocles verontschuldigde zich dat hij wellicht niet met ons mee kon gaan naar Cyrenius, omdat hij in de herberg nog het een en ander in orde moest maken.
Hoofdstuk 212: In het paleis van Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396  ...