Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 384 van 1166

...  372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397  ...
[3] Agricola zei: 'Wel allerliefst meisje, schone dochter van Sion, daar heb ik echt geen recht toe, want weetje, ik ben werkelijk een groot en machtig heer in het hele Romeinse rijk, maar toch ben ik helemaal niets vergeleken bij die verheven man en die mooie jongeling! Ik zou vandaag een beëdigde bode met een brief van mijn hand naar de keizer in Rome kunnen zenden en hij zou mij vele legioenen sturen, waarmee ik ten strijde zou kunnen trekken om het hele grote Azië te overwinnen, maar wat zou dat betekenen tegenover de oneindige macht van die verheven man?! Als Hij iets wil, is het reeds een voldongen feit!
Hoofdstuk 13: Agricola 's verwijzing naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] De dochter antwoordde: 'Edele, geëerde heer! Thuis in onze armelijke woning heb ik nog wel een haren overkleed, maar dat is nog slechter dan de linnen rok die ik nu aan heb. Vroeger waren we niet zo ontzettend arm, toen onze ouders nog gezond waren en konden werken. Maar toen zij een paar jaar geleden erg ziek werden, ging het steeds slechter en slechter. Mijn broer kon ondanks al zijn ijver niet meer genoeg verdienen om behalve het hoogstnodige voedsel nog iets anders voor ons aan te schaffen en zo zijn we nu buiten onze schuld in deze grote armoede terechtgekomen. Het zou met ons allen binnen hoogstens twee dagen beslist helemaal gedaan zijn geweest als u en die vriend daar ons niet op zo'n wonderbaarlijke wijze hadden gered; want ik begrijp nog steeds niet hoe die knappe jongeman daar onze armoedige woning heeft kunnen vinden, alsof hij God weet hoe bekend was met de meest verborgen uithoeken van deze grote stad. Wie mogen die verheven man en die lieftallige jongeling naast hem toch wel zijn? Zou u mij daar niet iets naders over willen zeggen?'
Hoofdstuk 13: Agricola 's verwijzing naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Agricola zei: 'Mijn lief en werkelijk mooi kind!Ja,ja, God Zelfwas hier, is nog hier en maakt Zich wonderbaarlijk aan hen kenbaar die Hem waarachtig en zuiver liefhebben! Als jij in je hart volliefde voor Hem wordt, zal Hij Zich aan jou en aan jullie allen ook wel kenbaar maken! Lieflijk meisje, geloof je me?'
Hoofdstuk 13: Agricola 's verwijzing naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Ik zei: 'Nu goed, ga jij met Mijn dienaar naar buiten, dan zal hij buiten alles wel zo voor je inrichten dat daar alle gasten die nog komen royaal ondergebracht kunnen worden! Maar laat de jongeren naar de kleine zaal gaan, zodat zij niet te veel blootgesteld worden aan de nieuwsgierige en geile blikken van de vreemdelingen!'
Hoofdstuk 14: De nieuwe gasten in de herberg en hun onthaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Zoals ik dit door mijn innerlijke kracht kan, zo kan ik ook al het andere wat ik voor al die gasten heb geschapen. Maar daarom hoef je deze gasten de maaltijd niet te schenken, want het zijn allemaal rijke handelaars en zij moeten betalen voor wat ze hebben gegeten en gedronken. Daarna zullen ze al gauw weer naar hun kramen gaan, die nu nog afgesloten zijn, en de kopers door hun geschreeuw lokken. Laat je dienaren nu het geld inzamelen!'
Hoofdstuk 16: Het werk van de natuurgeesten bij de vorming van metalen Het geheim van het wonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Je hebt daarnet buiten ook al die mooie jongens en meisjes gezien. Die prachtige, heerlijke wezens moesten allemaal als ellendige slaven verkocht worden! En ook hen heeft die verheven man bevrijd en heeft ze van top tot teen van mooie kleren voorzien en dat allemaal in één enkelogenblik en daarom verwelkomden zij Hem dan ook als een heel lieve vader. Als dit alles nu volkomen waar gebeurd is, wat is dan al mijn macht vergeleken met slechts een zuchtje van Zijn wil? Richten jullie daarom ook al je aandacht voornamelijk op Hem, want van hetgeen Hij enkel door Zijn wil kan bewerkstelligen, heeft niemand ooit kunnen dromen. Wat ik je hier nu volkomen openhartig heb gezegd, is de absolute waarheid. Wat vind je daar nu van?'
Hoofdstuk 13: Agricola 's verwijzing naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (Rafaël): 'Kijk, jij ziet de stof, waaruit volkomen zuiver goud bestaat, beslist niet als onderdeel van deze lucht daarin rondzweven, maar ik zie die stof wel en kan hem heel goed onderscheiden van de talloos vele, andere stoffen. Omdat ik dat echter wel kan en ook mijn wil overeenkomstig op dezelfde manier naar alle richtingen kan uitbreiden, daarom kan ik ook dit in de lucht aanwezige pure goudstof ineens tot een zichtbare hoop samentrekken, of ik kan ook net zo gemakkelijk bewerkstelligen dat het zich tot een willekeurige vorm, zoals bijvoorbeeld een drinkbeker, samenvoegt en dan zul je onmiddellijk een willekeurig grote goudhoop of een gouden beker voor je zien en dat goud zal niet een zogenaamd waardeloos, wonderbaarlijk goud zijn, maar even natuurlijk als het goud dat de mensen uit de bergen delven, van vreemde stoffen ontdoen en vervolgens in het vuur smelten en er dan allerlei kostbare zaken en voorwerpen van vervaardigen.
Hoofdstuk 16: Het werk van de natuurgeesten bij de vorming van metalen Het geheim van het wonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Lazarus zei: 'O ja, dat geloof ik graag, maar wat mijn nog zeer beperkte menselijke verstand je kan vragen, kun je me toch beslist wel uitleggen!
Hoofdstuk 17: De oerstoffen van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Lazarus zei: 'Ja, van Gods geest vervulde dienaar van de Heer, ik kan je voor je grote geduld en genade werkelijk nooit genoeg danken! Nu begrijp ik pas de wijsheid van de oude boeken! Het is alleen eeuwig jammer dat alleen ik dat nu begrijp, daar ik een te slecht schrijver ben om deze leer in een boek op te tekenen. Misschien moet je het ook aan de andere leerlingen van de Heer vertellen, omdat sommigen van hen de kunst van het schrijven wel machtig zijn, zodat zij het voor alle tijden en volkeren kunnen optekenen; want zij zullen daar nog niets van weten.'
Hoofdstuk 20: De disharmonie van de zeven geesten in de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Als bewijs heb ik hier deze twee bekers van zuiver goud, waarvan - om mij het werken van een volmaakte geest aanschouwelijker en begrijpelijker te maken - de ene op mijn hand langzaam vanaf de bodem tot de bovenste rand werd geschapen en de tweede in een oogwenk ontstond! De aanleiding daartoe was het wonderbaarlijke en plotselinge verschijnen van de vele banken, tafels, tenten en het tafelgerei, de tafelkleden en de uiteenlopende spijzen en dranken. Er werden ongeveer acht tot negenhonderd mensen uit alle windstreken volgens hun eigen gewoonte uitstekend bediend en toch is de vreemdelingen geen kruimel uit mijn voorraad voorgezet! Omdat dat allemaal voor mijn eigen ogen gebeurde, was het wel te begrijpen dat ik vroeg hoe hij dat allemaal tot stand kon brengen. En hij legde mij alles zo goed en zuiver uit, dat ik alles wat hij mij duidelijk maakte, volkomen heb begrepen.
Hoofdstuk 21: Wonder op wonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Daarop opende de Romein het boek, vond het geschrevene in de Griekse taal uiterst helder en duidelijk en las het geschreven woord aan alle aanwezigen van het begin tot het eind voor, wat dan ook bijna een uur duurde en allen die hier voor het merendeel de Griekse taal machtig waren, raakten er niet over uitgepraat dat Mijn eerdere les er helemaal woord voor woord in stond.
Hoofdstuk 21: Wonder op wonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Agricola zei: 'Je hebt weliswaar helemaal naar waarheid en juist gesproken, maar er is toch nog iets wat je bij je beschrijving van armoede en nood bent vergeten! Kijk, wie God liefheeft, die beproeft Hij eerst heel secuur voor Hij hem volledig helpt! En dat schijnt God de Heer bij jullie gedaan te hebben. Toen jullie nood echter het hoogst was, kwam ook Zijn hulp en nu zijn jullie pas werkelijk geholpen. Want ik heb jullie in de naam van God, onze Heer, mijn belofte gegeven en ik zal mijn woord ook houden en wel zuiver uit liefde en dankbaarheid voor jullie ware God en niet vanwege een of andere speciale liefde en genegenheid voor jou, omdat je een zeer mooie jodin bent. Want mijn liefde tot God is zeer veel groter dan ik ooit voor alle schoonheid en pracht van de wereld heb gevoeld. Dus overje levensonderhoud hoef je van nu af aan niet meer in te zitten, maar dat je een nadere kennismaking met die verhevene nog een poosje wordt onthouden, heeft een heel wijze reder en wij zijn dus niet op een of andere wijze hard tegen je als we je niet meteen alles zeggen, wat wij allen geheel zeker en volkomen waar over Hem weten.
Hoofdstuk 22: De weetgierigheid van de jonge jodin met betrekking tot de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Overigens zou ik er ook werkelijk helemaal niets op tegen hebben als juist die verheven man dáár de ware Messias zou zijn; alleen begrijp ik niet dat juist onze priesters zich om deze welhaast ware Messias helemaal niet schijnen te bekommeren! Zij zouden toch in de allereerste plaats - terwille van het volk dat hen het eerst gelooft -daar volledig van op de hoogte moeten zijn. Want hij was immers met u beneden bij de grote stadspoort, toen u, verhevene, met de overste van de tempel vanwege mijn broeder een twistgesprek had, en kijk, die scheen hem helemaal niet te kennen! Hoe komt dat dan?'
Hoofdstuk 23: De vraag van de Romein naar de Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ik heb mijzelf een paar dagen geleden direct na mijn aankomst ervan overtuigd hoe zij Hem, toen Hij in de tempel leerde, wilden stenigen, omdat Hij hun de volle waarheid predikte. Als je dat nu weet, zul je ook wel de reden zien waarom jullie tempelpriesters deze verheven man niet als de beloofde Messias en Heiland van de wereld willen aanvaarden, wat echter in feite niets uitmaakt, want of jullie tempeldienaren dat nu aannemen of niet, Hij blijft toch degene, die Hij volledig naar waarheid is. Lieftallige dochter, begrijp je dat nu goed?'
Hoofdstuk 23: De vraag van de Romein naar de Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Agricola zei: 'Dat komt omdat de tempeldienaren te heerszuchtig en inhalig zijn en nergens anders oog voor hebben dan alleen maar voor alle soorten en vormen van aards luxueus leven, zoals je zelf hebt ondervonden. Om dat te bereiken nemen de tempeldienaren hun toevlucht tot alle mogelijke leugens en bedriegerijen en zijn zij, zoals ik mezelf overtuigde, vijanden van iedere waarheid en daarom ook van al het waarachtige. Zij hebben de mond wel vol van de naam van Mozes en de andere profeten, maar hun leer en voorschriften verachten ze en zij geven aan het volk hun eigen slechte en zelfzuchtige regels in plaats van die van Mozes en de andere profeten en kwellen het volk door het allerlei onnodige lasten op te leggen en het geestelijk en fysiek te onderdrukken.
Hoofdstuk 23: De vraag van de Romein naar de Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397  ...