17481 resultaten - Pagina 385 van 1166
... 373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 ...
[9] De jodin zei: 'O ja, dat begrijp ik nu heel goed; u zult wel volkomen gelijk hebben! Voor die daar beneden zouden Mozes en Elia nu wel zichtbaar uit de heldere hemel afkunnen dalen en hun hun grote schanddaden tonen en hen tot ware boetedoening manen en hen dan hierheen brengen en hun in die verheven man de beloofde en gekomen Messias tonen, dan zouden zij zelfs deze twee grootste profeten niet geloven, maar ze alleen maar vervolgen en belasteren! 0, dat is voor ons een maar al te bekende zaak! Maar laten wij nu ons gesprek beëindigen, want ik merk dat ook iemand anders iets wil zeggen en de verheven man schijnt iets van plan te zijn, waar wij heel goed acht op moeten slaan!'Hoofdstuk 23: De vraag van de Romein naar de Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] De jodin zei: 'O lieftallige vriend, als je dat langs heel natuurlijke weg wilt doen, dan zul je wel meerdere dagen nodig hebben voor je deze zaak met de Griek kunt regelen, maar omdat jij ook wonderen kunt verrichten, kun je het misschien ook in een veel kortere tijd tot stand brengen!'
Hoofdstuk 24: Rafaël kleedt de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Rafaël zei glimlachend: 'Maar ik ben al weg geweest en ik heb de pandbrief ook al in mijn handen. Kijk maar of het wel de goede is!'
Hoofdstuk 24: Rafaël kleedt de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Maar omdat haar moeder nog armzaliger gekleed was dan zijzelf, zei zij tegen Rafaël ( de jodin) : 'Luister, m'n meer dan wonderbaarlijke, jonge vriend, ik vraag je niet hoe je mij zo totaal onverwacht deze kleren kon bezorgen, die wel voor één vrouw volkomen toereikend zijn, maar niet voor mij en mijn moeder! Daarom geef ik ze aan haar, dan kan zij zich helemaal kleden; ik zal dan de kleren nemen die zij nu draagt, die zijn voldoende om de naaktheid van mijn lichaam zo lang te bedekken tot ik, door de goedheid van deze met wereldse macht beklede Romein, betere kleding krijg. Laat mij dus met mijn moeder in een lege kamer waar wij ons kunnen omkleden!
Hoofdstuk 24: Rafaël kleedt de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] Maar vooraf vraag ik jou, werkelijk onbegrijpelijk wonderbaarlijk machtige jongeman, of deze kledingstukken, die toch wel kostbaar zijn, nu wel als rein beschouwd kunnen worden, want zij bevonden zich in handen van een heiden, die voor ons joden onrein zijn. Ik zou mijn moeder liever helemaal geen betere kleding willen geven als zij daardoor ook maar een dag onrein zou kunnen worden.'
Hoofdstuk 24: Rafaël kleedt de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[21] Rafaël zei: 'M'n kind, wat je nu met die kleding wilt doen, is een goed plan en je doet daar goed aan! Doe dus wat je hart je ingeeft en het zal je goede vruchten opleveren! Maar heb over de reinheid van de kledingstukken geen zorg, want wat zich in mijn handen bevond, is ook volkomen rein. Lazarus zal jou en je moeder wel een kamer aanwijzen waarin jullie je kunnen omkleden.'
Hoofdstuk 24: Rafaël kleedt de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Nu pas begon er bij de dochter innerlijk een helder licht over Mij op te gaan; zodat zij daarop met haar moeder naar Mij toekwam en zei ( de Jonge Jodin): ' Heer en Meester, mijn hart zegt mij dat alleen U hier doet, wat geen mens, geen profeet en zonder Uw wil ook geen engel, maar alleen een God mogelijk is en daarom bent U ook een God! Daarom zij ook U alleen al onze verering en liefde ons hele leven lang! U alleen zij alle eer en alle lof!'
Hoofdstuk 25: De jonge jodin vermoedt wie de Heer is - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'Wie Mijn woorden gelooft en er naar handelt, zal zalig worden! Maar jullie geloven nu, omdat jullie tekenen hebben gezien en zeggen dat Ik een God ben, maar zouden jullie geen tekenen hebben gezien dan zouden jullie ook niet hebben geloofd en niet hebben gezegd dat Ik een God ben. Wel, hoe komt dat?
Hoofdstuk 25: De jonge jodin vermoedt wie de Heer is - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] In mijn eerste verrassing heb ik dat ook gedaan, en ik heb in mijn waan niet in het minst rekening gehouden met de grote blindheid van mijn hart waardoor ik al gauw twee goden zou hebben aanbeden. De verheven man heeft mij echter meteen op het rechte spoor gezet door mij heel duidelijk en zeer begrijpelijk te verstaan te geven, dat hij geen God maar slechts een grote, door God bezielde profeet is -en meer hebben we niet nodig.
Hoofdstuk 26: De uitvlucht van de jodin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Dat is nu mijn mening en omdat deze verder zo wijze man die wonderen doet, denkt dat ik in mijn geloof een rietstengel ben, wil ik zijn mening nu met de grootste stelligheid weerleggen. Zoals het in de wereld niet alles goud is wat er blinkt, zal ik hier ook aantonen dat ook niet alles zwak is, wat er als zodanig uitziet.
Hoofdstuk 26: De uitvlucht van de jodin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Toen zei Ik: 'O, dat is nog lang niet nodig, want Ik heb immers nog niets tegen je dochter Helias kunnen zeggen omdat jij, als haar moeder, alleen maar met haar gesproken hebt! Laat Mij nu ook met de mooie Helias spreken, dan kan zij als een pientere jonge vrouw voor zichzelf en daarna ook voor vele anderen, met wie zij in aanraking zal komen, volledig naar waarheid te horen krijgen met wie zij in Mijn persoon te maken heeft. Want tot nu toe weet zij nog niets en jij als haar moeder nog minder! Spreek jij, moeder, daarom pas wanneer Ik je wat vraag!'
Hoofdstuk 26: De uitvlucht van de jodin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Toen zei de moeder niets meer, maar vroeg Mij toch in Mijn buurt te mogen blijven, wat Ik haar dan ook toestond.
Hoofdstuk 26: De uitvlucht van de jodin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] En zie, lieflijk meisje, zo staat het er nu met jou voor! je hebt Mij daarnet wel een God genoemd, daartoe gedwongen door de tekenen en Mijn wijsheid, maar op datzelfde ogenblik verwierp je de God van Abraham, Isaak en Jacob. Want je dacht bij jezelf 'Wie zo wijs kan spreken en zulke onbegrijpelijke wonderen kan doen, is volgens mij zonder meer een God!' Maar nu betreur je al heimelijk in je hart datje dat hebt gezegd, omdat je meteen daarna weer hebt gedacht aan de wet van Mozes en je bent nu bang, omdat je in een gemoedsopwelling de oude Jehova bent vergeten en Mij de eer hebt gegeven, die slechts de ware God toekomt. En zie, dat heet de hand aan de ploeg slaan en daarbij achterom kijken!
Hoofdstuk 25: De jonge jodin vermoedt wie de Heer is - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Ik, Jehova, riep u in gerechtigheid en zal u tot een verbond van het volk geven; Ik, Jehova want dat is Mijn naam zal Mijn heerlijkheid aan geen ander geven. (Jes. 42,6.8)
Hoofdstuk 27: De verwijzing van de Heer naar Messiaanse voorspellingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Ook al denk jij dat Elia nog voor de Messias moet komen en iedereen moet voorbereiden op de grote komst van de Messias, die Jehova wordt genoemd, dan zeg Ik je: Elia was er al in die Johannes, en Ikzelf ben er nu ook. Ik kwam naar Mijn eigendom en zie, de Mijnen herkennen Mij niet! Hoe bevalt je dit nu?'
Hoofdstuk 27: De verwijzing van de Heer naar Messiaanse voorspellingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)