Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 385 van 1112

...  373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398  ...
[11] Daarop richtte de raadsheer zich speciaal tot Julius Caesar en vroeg hem: 'U was op aarde een heel verstandige en machtige held; alles en iedereen had zich te schikken naar uw geboden. Maar hoe leeft u nu in de wereld van de geesten?'
Hoofdstuk 218: De geesten vertellen over de wereld aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Bij mijn aankomst vond ik, in de woonhut die zich aan de rechter kant bevond, onderdak bij mijn vriend, die in mijn grootste nood het eerst bij me kwam, en daar vond ik ook dadelijk iets te eten en te drinken; alles was hoogst eenvoudig, maar toch gaf het me veel meer vreugde dan mijn grote schatten en paleizen mij op de wereld ooit gegeven hebben.
Hoofdstuk 218: De geesten vertellen over de wereld aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] De hoge raadsheer zei daarop: 'Vriend, wat dat betreft staan er bij niets anders in de wereld zoveel vraagtekens als juist bij dit hoogst twijfelachtige punt! Daarover iets definitiefs en zekers te zeggen is en blijft voor ons mensen onmogelijk, en hoe meer onderzoek men daar naar doet bij alle bekende volkeren van de aarde, in een des te groter labyrint van onzekerheden komt men terecht. Wie zich zo echt vol vertrouwen in de armen heeft geworpen van een blind geloof aan de ene of de andere volkssage, is er bijna altijd nog het beste aan toe. Als men niet achter de waarheid kan komen, moet men een levensechte fantasie zien te vinden, dan is men in zo'n levensechte droom meestal veel gelukkiger dan wanneer men eeuwig naar een waarheid zoekt die werkelijk nooit te vinden is!
Hoofdstuk 216: Kritiek van de Romein op de aardse toestanden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Daarop zei mijn vriend: 'Wat maakt het ons uit, hoeveel jaar er op aarde voorbij zijn gegaan! Zo'n tijd bestaat hier niet, want hier heerst een en dezelfde eeuwige dag, en onze tijd ligt in onze wil. En deze poel is slechts een noodzakelijke uitbeelding van de onzuiverheid, die zich nog binnen in je hart bevindt, en hier is het vooral jouw taak om je daarvan te zuiveren door een ernstige wil en door geduld, wat je op aarde totaal vreemd was. Maar ik zal je helpen, dan zal ook deze vreselijke poel gauw en zonder al te veel moeite in een vruchtbaar stuk land veranderd worden!'
Hoofdstuk 219: Het leven van Julius Caesar aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): '(Julius Caesar): 'Dat verheugde mij zeer en ik begaf me met mijn vriend naar de oever van het meer. De schipper ging dadelijk aan land en zei: 'Daarginds aan de oever van het meer, rechts, landinwaarts, is nog een vreselijke poel, waarin zich nog allerlei verschrikkelijk ongedierte bevindt, dat af en toe de lucht van deze omgeving verontreinigt. Deze poel moeten jullie droogleggen! Gooi er net zo lang goede aarde in tot de poel, die niet erg diep is, opgevuld is, dan zullen jullie je omgeving daardoor flink verbeteren en er een vruchtbaar stuk land bij hebben!' Mijn vriend en ook ik bedankten hem met blijdschap voor deze raad. Hij voer snel weer weg en wij gingen onmiddellijk aan de werkelijk zware arbeid.
Hoofdstuk 219: Het leven van Julius Caesar aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Geheel verbluft zei toen de gestrenge hoge raadsheer tegen de geest van Julius Caesar: 'Waar bevindt zich dan voor aardse begrippen het gebied dat je nu zo getrouw hebt beschreven?'
Hoofdstuk 219: Het leven van Julius Caesar aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Julius Caesar zei: 'Op deze aarde zal dat door mij beschreven gebied zich wel nergens bevinden, maar toch is het zo dat het plaatselijk overal kan zijn; want waar ik ben, is ook dat gebied. Zo langzaam aan heb ik wel geleerd dat de plaats, de omgeving en alles wat mij in onze wereld als schijnbaar levenloze materie omgeeft, uit mijzelf is gegroeid -zoals in zekere zin een boom uit de aarde- of met andere woorden: ikzelf ben de schepper van de wereld die ik bewoon. Ik en mijn vrienden bewonen daarom ook eenzelfde landschap, omdat wij eenzelfde liefde, dezelfde wil en derhalve ook eenzelfde denkwijze hebben; maar op dezelfde plek kunnen ook nog talloze andere geesten wonen, en ieder in een andere omgeving. Dat is het grote verschil tussen ons, geesten, en jullie, nog aardse mensen.
Hoofdstuk 219: Het leven van Julius Caesar aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Julius Caesar zei: 'O, dat kan gemakkelijk, en uiteindelijk zelfs ook nog op heel natuurlijke wijze! Kijk, in een en hetzelfde vertrek slapen bijvoorbeeld honderd mensen en allen dromen! De een is in Rome, de ander in Athene, een derde in Jeruzalem, een vierde in Alexandrië en ga zo maar door, iedereen is heel ergens anders en dat zo levensecht dat hij er overdag maar niet over uitgepraat raakt. Wel, hoe is dat dan mogelijk? Alle honderd in een en hetzelfde slaapvertrek -en toch ieder in een heel andere omgeving?! Ja, hoe is dat dan als duizenden mensen zich op een veld bevinden en ieder op een en hetzelfde ogenblik iets anders ziet?
Hoofdstuk 219: Het leven van Julius Caesar aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Daarom is de mens het evenbeeld van God, heeft hij scheppingskracht in zich en kan in zuiver geestelijke toestand zijn wereld zelf scheppen en zodoende in zijn volkomen eigendom wonen. Dat zul je nu wel begrepen hebben?!'
Hoofdstuk 219: Het leven van Julius Caesar aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Julius Caesar zei: 'Ook dat, ten dele; maar ik zou hen zonder dat zij dat willen niet voor de geest kunnen halen en nog minder met hen kunnen omgaan, hen zien, horen en spreken. Maar dat lijkt ook heel sterk op het zien, horen en voelen van je medemensen op deze aarde. Want jij ziet de werkelijke mens ook niet, maar alleen een afbeelding ervan in jezelf, je voelt hem slechts door je eigen gevoel en hoort het geluid van zijn woorden in je oor, dat zo is ingericht dat het het geluid dat er door de lucht naar toe komt, nabootst. Maar wanneer jij blind, doof en zonder gevoel bent, bestaat er voor jou geen medemens, ook al zou hij zich heel dicht in je buurt bevinden. Maar al hoor, zie en voel jij nog zo veel mensen en stel jij je hen in gedachte voor, dan zul je toch in werkelijkheid niemand zien, horen en voelen als er niemand is.
Hoofdstuk 219: Het leven van Julius Caesar aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'Ze zijn er nog net zo als zoëven; maar je kunt ze nu niet meer zien, horen of spreken omdat je ziel nog te zeer één is met je vlees en nog helemaal niet verenigd is met Gods geest in haar. Maar als je ernaar gaat streven om je te verenigen met de geest in je, zul je ook altijd de geesten die zich om je heen bevinden kunnen zien, horen en spreken. -Heb je dat goed begrepen?'
Hoofdstuk 220: Over geloven en zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Ik zei: 'Wie ijverig zoekt zal ook vinden wat hij zoekt. Maar een mens kan zich - zoals dat in het algemeen maar al te vaak gebeurt - gedurende zijn hele leven afsloven en zo zijn lichaam en meer nog zijn ziel bederven; maar omgekeerd kan hij zich ook erg inspannen tot eeuwig voordeel van zijn ziel.
Hoofdstuk 220: Over geloven en zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Maar wie niet gezien heeft wat hij heeft gezien, gelooft wat Ik hem zeg en geloven is heilzamer voor de ziel dan zien, omdat de ziel zich in het geloof vrijer beweegt dan in het zien. Ik ken jouw geloof en weet dat de werken die jij Mij zag verrichten, voor jou reeds als een absoluut bewijs dienen voor de algehele waarheid van wat Ik zeg; en daarom zou het geen enkele zin hebben omjou de overledenen nog te laten zien, opdat ze jou zouden vertellen dat Ik tegen jullie de waarheid spreek.
Hoofdstuk 220: Over geloven en zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Omdat het intussen avond was geworden, werden de lichten aangestoken en werd ons meegedeeld dat het avondmaal in de grote eetzaal was opgediend. Cyrenius ging staan om alle aanwezigen uit te nodigen aan het avondmaal deel te nemen. Maar sommige raadsheren verontschuldigden zich door te zeggen dat ze dat thuis eerst hadden moeten meedelen, omdat men anders met het avondeten op hen zou wachten.
Hoofdstuk 220: Over geloven en zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] In het verre Opper-Egypte leven nog mensen die op de oervaderen lijken. Die zijn nog heer over de natuur, die hen moet dienen volgens hun wil. Maar om heer over de natuur te worden, moet de ware mens zich in zijn ziel niet ónder de natuur maar in de geest bóven alle natuur van de materie en het vlees verheffen. Want in de natuur van alle materie ligt het gericht, de onmacht en de dood; alleen in de geest ligt de eeuwige vrijheid, het ware leven en alle macht en soevereiniteit. En het bewijs dat dat zo is, heb Ik jullie buiten bij de zee geleverd.
Hoofdstuk 221: Adam en Eva, de eerste mensen van de aarde De pre-adamieten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  373 - 374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398  ...