Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 386 van 1110

...  374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399  ...
[22] Ik zei: 'Omdat Ik daar alle redenen toe heb en geen vrees heb voor jullie! Maar Ik zal die reden voor jullie nog nader toelichten: zoals jullie nu zijn en zoals jullie je nu gedragen, was dat ook reeds lang geleden het geval. Ook degenen die toen leefden (Jullie voorgangers,) hielden zichzelf steeds voor de volledig rechtmatige wachters en werkers van Gods wijngaard; maar, hoe en waar ze ook werkten, ze hielden de vruchten voor zichzelf en hebben de wet van God verdraaid en zelfs verwisseld voor een wereldse wet in hun eigen wereldse voordeel.
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[24] Honderd jaar later pas werden de door hun toenmalige priesters vervolgde profeten erkend als ware profeten en werden er gedenktekens voor hen opgericht, die jullie vandaag de dag nog, alleen maar uit schijnbare eerbied, jaarlijks witkalken; maar aan het woord van de profeten geloven jullie nu evenmin als de toenmalige priesters er in die tijd aan hebben geloofd. En zoals zij de oude profeten hebben vervolgd, zo vervolgen jullie nu de naar jullie gezonden profeten, verklaren hen voor valse profeten, verstoten en doden hen!
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[25] En als jullie dat doen -wat je niet kunt loochenen -, heb Ik het dan niet bij het rechte eind als Ik jullie gelijk stel aan die slechte wijngaardeniers die de heer van de wijngaard wel wreed om het leven zal brengen volgen~ jullie eigen oordeel?! Wachters zijn jullie wel, maar dan van het soort dat de wacht houdt voor een rovershol!
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[21] Als jij de ware Christus bent, -waarom ergert het je dan wanneer wij je in het bijzijn van het volk op de proefstellen? Als wij tot de bevinding komen dat aan jou geen enkel bedrog, van welke soort dan ook, kleeft, zullen wij je ook voor het hele volk als diegene voorstellen als wie jij jezelf aan ons voorstelt; maar ontdekken we met onze scherpzinnigheid dat alleen maar jijzelf beweert iets bijzonders te zijn -bijvoorbeeld vanwege je geheime toverij -, dan is het onze door God opgelegde plicht om jou als een bedrieger en godslasteraar te verstoten en je volgens de wet te straffen. Maar hoe kun je ons als wij zo handelen, vergelijken met de slechte wijngaardeniers en ons daardoor voor heel het volk verdacht maken?'
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[26] Wat kan jullie het welgevallen van God schelen, aan wie jullie nog nooit hebben geloofd? Belangrijk is voor jullie alleen jullie eer voor de wereld, omdat die jullie veel goud, zilver en edelstenen oplevert, en ook nog het eerste en het beste van alles wat het land opbrengt. Want als jullie aan God zouden geloven, zouden jullie je ook aan Zijn wetten houden, waarin staat: 'Je zult niet verlangen wat van je naaste is!' en: 'Je zult niet doden! ' Maar jullie verlangen en nemen meteen alles wat van jullie naaste is en wat hij zich in het zweet van zijn aangezicht heeft verworven. En wie jullie niet wil geven wat jullie verlangen, vervolgen jullie nog erger dan hongerige wolven een lam; en degene die jullie, omdat hij daartoe door God is opgewekt, waarschuwt dat jullie onjuist handelen, wordt door jullie gegrepen en gedood.
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[27] Dat jullie zo handelen en niet anders, weet niet alleen Ik, maar dat weet nu al ieder mens en men weent en klaagt over jullie nietsontziende hardheid. Op de schouders van de arme mensen leggen jullie ondraaglijke lasten, maar zelf raken jullie die met geen vinger aan!
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[28] Zeg hier tegen het volk of Mozes of een andere profeet jullie ooit een wet heeft gegeven op grond waarvan jullie je zo brutaal en gewetenloos mogen gedragen! Waar staat geschreven dat jullie je de bezittingen van weduwen en wezen mogen toeëigenen in ruil voor lange gebeden, die jullie hun beloven? En wanneer heeft Mozes bevolen om waarachtige profeten voor valse te verklaren, hen te vervolgen en te doden?!
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[29] En als jullie al deze dingen doen -wat jullie nooit kunnen loochenen -, is het toch voor iedereen overduidelijk dat jullie de slechte wijngaardeniers zijn, waarover Ik heb gesproken!'
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[32] Ik zei: 'Ik ben Degene die nu met jullie spreekt; Ik heb werkelijk niet de minste vrees voor jullie macht, omdat jullie ingebeelde recht voor God en alle eerlijke mensen het hoogste onrecht is. Maar wat het geduld betreft, konden jullie beter vragen hoe lang Ik nog het geduld zal opbrengen, dat jullie met Mij menen te hebben; want Mij is alle gezag en macht gegeven in de hemel en op aarde. Mijn wil kan jullie in het verderf en in het vuur van Mijn toorn storten; maar jullie kunnen Mij niets aandoen, omdat Ik jullie veel eerder in het verderf kan storten dan dat jullie in staat zijn Mij ook maar met één vinger kwaad te doen. Ja, wanneer Ik vanwege jullie te grote slechtheid, zal toelaten dat jullie je snode hand aan Mij slaan, dan is ook de dag gekomen van jullie gericht en jullie ondergang!'
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'ja, ja, dat staat weliswaar geschreven; maar er staat ook nog iets anders geschreven en omdat jullie nu toch over die bouwlieden zijn begonnen, zal Ik jullie zeggen wat dat is. Wat er geschreven staat en wat jullie zeker ook bekend zal zijn, omdat jullie dat ook in de schrift hebben gelezen, luidt als volgt: 'De steen die de bouwlieden verworpen hebben is tot hoeksteen geworden. Aan de Heer is zulks geschied en is nu wonderbaarlijk zichtbaar voor jullie ogen!' Daarom zeg Ik jullie: Het rijk Gods zal jullie worden ontnomen en aan de heidenen gegeven worden en zal bij hen zijn vruchten afwerpen.'
Hoofdstuk 194: De Farizeeën vragen naar het rijk Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Ik zei: 'Met de door jullie verworpen steen, die nu desondanks tot hoeksteen is geworden, zal het voortaan als volgt gaan: wie over de hoeksteen zal vallen, zoals jullie nu, zal te pletter vallen; op wie echter de hoeksteen zal vallen -wat jullie te wachten staat -, die zal erdoor vermorzeld worden! -Hebben jullie dat nu begrepen?'
Hoofdstuk 194: De Farizeeën vragen naar het rijk Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Maar opdat niemand zich ooit zal kunnen verontschuldigen door te beweren dat hij niet heeft geweten waarin de ware hemel dan wel bestaat, zal Ik jullie omwille van het volk in beelden tonen, waarin de ware hemel overal in de hele oneindigheid en hier op deze aarde, in en boven alle sterren, overal op dezelfde manier bestaat. Luister dus naar Mij!'
Hoofdstuk 194: De Farizeeën vragen naar het rijk Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Deze boze koppigheid ergerde de koning zozeer, dat hij tegen zijn dienaren zei: 'Omdat deze man zo verstokt is en mijn grote minzaamheid en vriendelijkheid slechts met boosheid, toorn en verachting beloont, moeten jullie zijn handen en voeten (liefdewil en wijsheid) vastbinden en hem in de uiterste duisternis (puur werelds verstand) naar buiten (in de materie) werpen! Gehuil en geklapper van tanden (wereldse twisten over recht, waarheid en leven) zullen daar zijn.
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Nadat ze dit besluit hadden genomen, richtten ze zich weer tot Mij, in een soort goedmoedigheid, omdat ze zeer bevreesd waren voor het volk, en vroegen (de Farizeeën) Mij: 'Van een meester, die zo buitengewoon goed thuis is in de Schrift zouden we ook nog graag willen horen, waaruit eigenlijk het rijk Gods zal bestaan, dat ons ontnomen en aan de heidenen gegeven zal worden en bij hen de gewenste vrucht zal dragen. Wat is eigenlijk het rijk Gods? Wat versta je daaronder? Is het de hemel, waar alle gelovigen hopen te komen na de dood van hun lichaam of bestaat het al ergens op deze aarde, wat volgens jouw woorden het geval schijnt te zijn, omdat het anders niet aan de heidenen gegeven zou kunnen worden. Er kan van hen in de ware geestelijke hemel toch geen sprake zijn, want er staat nergens geschreven dat ook de duistere heidenen ooit in Gods hemel opgenomen zullen worden? Deze woorden kwamen ons uit jouw profetenmond een beetje raadselachtig voor, waarom wij je verzoeken om ons dit nader te verklaren! ,
Hoofdstuk 194: De Farizeeën vragen naar het rijk Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Ik zeg jullie echter hiermee dat God door Zijn gewekte knechten ook velen van jullie heeft uitgenodigd en geroepen voor het ware rijk Gods, maar uitverkoren zijn slechts weinigen; want de eerste keer wilden ze helemaal geen gevolg geven aan de uitnodiging, daarna verzetten zij zich er tegen -zoals dat nu het geval is -, en toen voor de derde keer ook alle heidenen voor de bruiloft uitgenodigd werden en zij zich mooi maakten en naar de bruiloft kwamen, kwam er van degenen die het eerst uitgenodigd waren slechts één in een kleed dat niet geschikt was voor het bruiloftsfeest, en deze ene is het beeld van jullie starheid van geest, die jullie in de diepste duisternis en nood van de wereld zal werpen. En daarom zullen er zich onder degenen die van het begin geroepen zijn, slechts weinigen bevinden die uitverkoren zijn en zo zal het ware rijk Gods van jullie afgenomen en aan de heidenen gegeven worden; maar jullie zullen in je diepe wereldse duisternis zoeken, twisten en strijden en zullen het nu verloren en van jullie geweken rijk Gods niet meer vinden tot aan het einde van de wereld.
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399  ...