Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 386 van 1112

...  374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399  ...
[2] Tenslotte meende een veldheer, die tot nog toe geen enkel woord had gesproken: 'Het zou met betrekking tot de bouwkunst ook vooral bekeken moeten worden of de zeeschepen niet zodanig geconstrueerd kunnen worden dat men ten eerste beter weerstand zou kunnen bieden aan stormen dan tot nu toe het geval is. En ten tweede lijkt het me goed, als er bij grotere schepen geen riemen nodig zouden zijn; want als de riemen te hoog boven boord zijn aangebracht, zijn daar te lange stelen voor nodig, die moeilijk te bedienen zijn. Er is een groot aantal krachtige roeiers voor nodig, terwijl de riemen toch maar weinig kracht uitoefenen in het water en als het stormt gemakkelijk breken. En als de riemen zoals dat bij kleinere schepen het geval is, lager zijn bevestigd, dringt het water bij slechts iets hogere golven door de roei-openingen het schip binnen en kan men niets anders dan aan een stuk door water scheppen om niet onder te gaan. En ten derde hebben onze grote schepen tenslotte nog de fout, dat ze vanwege de vele roeiers te weinig ruimte hebben om een flink aantal andere reizigers mee te nemen, terwijl men ondanks de vele roeiers, bij ook maar een beetje tegenwind, toch niet van zijn plaats komt.
Hoofdstuk 222: De schijnbare waarde van uiterlijke cultuurontwikkeling - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'Toen allen deze woorden van Mij vernomen hadden, zeiden ze onder elkaar: 'Hij heeft volkomen gelijk en er is niets tegen in te brengen; maar wij zijn al vanaf onze geboorte te diep ondergedompeld in de wereld en zullen ons er nu niet zo gemakkelijk meer geheel van los kunnen maken. Volgens Zijn goed beargumenteerde uitspraak moet iedereen zich, door daar zelf geheel vrijwillig aan te werken, uit zijn materiële toestand verheffen naar de vrije geestelijke toestand; en daarbij kan men geen speciale hoop koesteren op wonderbaarlijke hulp van de ware God, omdat de wil van de mens daardoor al een soort dwang zou ondervinden terwijl die eeuwig vrij moet blijven. Om daar puur zelfstandig aan te werken hebben mensen zoals wij kennelijk te weinig kracht, moed, wil en echt volhardend geduld, en daarom zal het voor ieder van ons moeilijk worden om zonder moe te worden en regelmatig te vallen, vooruit te komen op de wegen die Hij ons getoond heeft.
Hoofdstuk 223: De weg tot geestelijke voleinding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Wie zich in één keer dermate zou kunnen verloochenen, dat hij alles van de wereld opgeeft en -in de juiste mate -zijn schatten aan de armen zou geven alleen uit pure liefde tot God, en zich niet te buiten zou gaan aan het vlees van de vrouwen, zou waarlijk binnen heel korte tijd voleindigd zijn! Maar wie klaarblijkelijk langere tijd nodig heeft om zich van alle aardse slakken en aanhangsels te zuiveren, moet ook langer wachten tot hij de volledig gelukkig makende toestand van de ware geestelijke voleinding bereikt.
Hoofdstuk 223: De weg tot geestelijke voleinding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Het zou inderdaad heel goed zijn om de puur geestelijke toestand te bereiken en het zou ook eindeloos meer waard zijn dan alle schatten van de hele aarde; maar de weg erheen schijnt zeer lang en hobbelig te zijn. Daarom zou het misschien tenslotte niet overbodig zijn om Hem nog te vragen hoe lang het duurt om de volle, puur geestelijke toestand te bereiken wanneer men gewetensvol, trouwen vlijtig de wegen van het leven bewandelt, die Hij heeft aangeraden. Want men werkt zeker veel gemakkelijker wanneer men alvorens aan het werk te gaan, weet op hoeveel tijd men moet rekenen voor het geheel voltooid is, wanneer men zich naar behoren inzet; want het is en blijft moeilijk om aan een werk te beginnen, als men van te voren niet kan overzien hoeveel werk noodzakelijk is om het te voltooien, en zodoende ook niet kan weten wanneer het doel bereikt wordt. Laten we de zojuist genoemde vraag aan Hem voorleggen!'
Hoofdstuk 223: De weg tot geestelijke voleinding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] God Zelf is in Zich immers de allerhoogste en zuiverste liefde en dus is de door God aan ieder mens gegeven geest dat ook.
Hoofdstuk 223: De weg tot geestelijke voleinding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] En zo weten jullie nu heel precies wat jullie te doen staat om de zuiver geestelijke voleinding te bereiken. Wie zich daar geheel en al op toe zal leggen, zal ook het snelst voleindigd zijn.
Hoofdstuk 223: De weg tot geestelijke voleinding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Daarop richtte hij zich tot Mij en zei: 'Waarom heb je onze priesters nog nooit op zo'n manier onderwezen? Als er één van hen hier aanwezig was geweest zou hij zeker ook anders over je zijn gaan denken!'
Hoofdstuk 223: De weg tot geestelijke voleinding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'Daarmee was ook Jozef het eens en wij gingen toen rusten en reisden de volgende morgen, door Cyrenius en enkele dienaren van hem begeleid, naar de woning van onze Griek; want Cyrenius wilde zich overtuigen van Mijn wonderbaarlijke bouwwerk bij de Griek.
Hoofdstuk 224: Aankomst in Nazareth - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Jozef zei: 'Lieve moeder, ik heb je toch gezegd dat God deze keer op wonderbaarlijke wijze met ons was! Maar wat er zich precies allemaal heeft afgespeeld, zullen jullie als het uitkomt nog wel op het juiste moment te weten komen. Maar zorg nu dat we iets te eten en te drinken krijgen; want we hebben vandaag nog niets genuttigd, terwijl we toch al in de vroege ochtendschemering op weg waren!'
Hoofdstuk 224: Aankomst in Nazareth - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Spoedig daarop begaven wij ons op weg naar Kafarnaüm en vonden daar, in de jullie reeds bekende herberg aan het meer, nog diezelfde dag een goed karwei, waar we tot de sabbat aan werkten, en waarmee we honderd muntstukken verdienden. Gedurende de sabbat bleven we nog in Kafarnaüm aan het meer en we voelden ons daarbij heel goed en vrolijk. Op zondag keerden we pas weer terug en vernamen we van onze mensen thuis hoe alles zich had toegedragen. Velen hadden naar Jozef gevraagd en zich erover verwonderd, dat de anders toch zo vrome man niet aanwezig was geweest bij de begrafenis van de overste.
Hoofdstuk 225: De dood van de rabbi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] En kijk, jozef, dat is dus ook wis en waarachtig een boze geest, die zich bij de buurman ophield, en ons vaak heeft gehinderd bij het werken aan de kist; maar een heleboel andere dingen die er tussen kwamen, waren van natuurlijke aard en toegelaten door God.
Hoofdstuk 225: De dood van de rabbi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] Ik zei: 'Ik acht Me eerder in staat de vissen in de zee te bekeren dan onze rabbi's! Ik raad je ook aan dat noch Jacobus noch jij thuis iets vertellen van wat zich hier allemaal heeft afgespeeld, want dan zouden jullie grote moeilijkheden met de rabbi's krijgen. Want hun hart is verstokter dan de hardste steen en hun ziel is veel onreiner dan een zwijn in een stinkende poel, en liever bouw Ik nog duizend stallen voor de zwijnen van de Grieken en andere heidenen waar dan ook, dan dat Ik één woord zou verspillen aan onze uiterst domme, duistere en kwaadwillende rabbi's in Nazareth, Kafarnaüm en Chorazin! Maar er zal nog wel een tijd komen waarin Ik ook daar overal Mijn mond open zal doen, - maar niet om hen te troosten, maar als een gericht over hen, wanneer hun boze maat vol zal zijn!"
Hoofdstuk 223: De weg tot geestelijke voleinding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'Terwijl er ijverig en flink geblust werd, zei jozef nog heimelijk tegen Mij: 'Heb je over dit alles verwoestende element niet ook dezelfde macht als over winden en water?'
Hoofdstuk 226: De brand in het huis van de buren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'Ik weet wel wat je nu wilt; maar daar is het hier nog niet de juiste tijd voor! Laat de boze knecht zich nu maar flink uitsloven tot hem uit angst gewoonweg horen en zien vergaan! Zo dadelijk zal hij flink letsel oplopen door een val en weggedragen worden onder hevige pijn. Pas dan zal Ik door Mijn wil een definitief einde maken aan de brand. Maar waar Ik nu al voor zorg is, dat de vlammen het huis geen noemenswaardige schade kunnen toebrengen. -Maar let op wat er nu gaat gebeuren!'
Hoofdstuk 226: De brand in het huis van de buren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Er kwamen nu een heleboel mensen uit de stad, meer uit nieuwsgierigheid en om de sensatie, dan dat ze mee wilden helpen met het blussen van de brand. De ijverige knecht begon van de nieuwkomers te eisen dat ze zouden helpen met het blussen en hen die geen gevolg gaven aan zijn woorden op grove wijze uit te schelden. Dezen maakten zich daar erg kwaad over, grepen de knecht vast en duwden hem met veel geweld op een hoop brandende balken van het dak.
Hoofdstuk 226: De brand in het huis van de buren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  374 - 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399  ...