15542 resultaten - Pagina 387 van 1037
... 375 - 376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 ...
[4] Toen Kado dat van zijn oude dienaar gehoord had, prees hij hem en keerde zijn gezicht ook naar Mij en lette niet meer op de zon die juist opging.Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Deze keer was de zonsopgang echter buitengewoon prachtig, omdat de horizon heel zuiver was; alleen in het westen dreven er lichte schapenwolkjes hoog in de lucht, wat het blauw van het firmament levendig maakte. Ook kwamen er verschillende trekvogels uit het noorden, hoog in de lucht over ons heen vliegend, die hun koers naar het zuidwesten richtten en de omgeving van de Dode Zee meden. Zodoende was de ochtend heel helder en levendig en alle aanwezigen werden daardoor vrolijk en opgewekt en prezen Mij, omdat Ik hun zo'n mooie ochtend gegeven had.
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Ik zei: 'Beslist heel anders - maar het is nu niet het moment om jullie dat goed begrijpelijk uit te leggen! Maar weldra zullen er enkele Essenen naar jullie toe komen; vraag hun daar maar naar, dan zullen zij het jullie uitleggen, want zij hebben daar al van ouds her de juiste kennis van. Na hen zullen ook Mijn leerlingen naar jullie toe komen en jullie sterken in Mijn naam. Dan zal Mijn geest jullie zielen vervullen en jullie in velerlei wijsheid binnenleiden. Tot die tijd laten wij dat daarom nog rusten!'
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Een andere Griek, die ons achterna gekomen was, keek vooral naar het vliegen van de vogels en zei daarover: 'O, wat hebben deze dieren het toch goed! Snel en licht vliegen ze door de lucht naar verre verten, waar ze het voedsel van hun gading overvloedig vinden. Maar de mens is er , wat het bewegen betreft, het allerslechtst aan toe en moet gebruik maken van de poten van verschillende dieren, om op een grotere reis toch sneller vooruit te komen; want met zijn eigen benen komt hij steeds maar langzaam vooruit. Had God ook aan de mens maar zo'n paar vleugels gegeven, zodat hij net als die mooie vogels door de lucht kon vliegen, wat zou dat voor de mensen een zaligheid zijn!'
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Ik zei: 'Dank God, dat Hij de mensen geen vleugels heeft gegeven om te vliegen; want als de mens ook nog zou kunnen vliegen, zou er niets meer veilig voor hem zijn! Met een dergelijk vermogen zou hij de aarde binnen korte tijd nog erger mishandelen dan een leger Egyptische sprinkhanen dat doet met een weide en een veld, waar het op neerstrijkt. Benijd de vogels dus niet om hun vermogen tot vliegen en wens het de mensen niet toe! Voor hen is de bewegingsmogelijkheid die ze hebben voldoende; want ze komen nog snel genoeg vooruit om oorlog met elkaar te voeren. Alleen om zijn naaste te hulp te komen zou het goed zijn als hij zich sneller zou bewegen; maar bij zulke gelegenheden nemen de mensen ruim de tijd en verlangen ze niet naar het vermogen om te vliegen zoals de vogels. De mens kan echter vliegen met zijn verstand en vrije wil, en dit geestelijke vliegen is meer waard dan het materiële vliegen van de vogels. -Ben je dat niet met Mij eens?'
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] De Griek zei: 'Zeer zeker, Heer en Meester, maar de profeet Elia zal het toch heel zalig gevonden hebben, toen hij zich in de vurige wagen vrij in de lucht verhief en naar de hoge hemelen zweefde - vooropgesteld dat het echt zo is gegaan als het in de boeken van de joden te lezen is.'
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Toen de Griek dat uit Mijn mond hoorde, geloofde en wilde hij, en snel verhief hij zich enkele manslengten hoog in de vrije lucht. Maar omdat hij geen steun had, was de lichte ochtendwind hem direct de baas en draaide hem nu eens naar rechts en links en dan weer met zijn hoofd naar beneden en weer naar boven, en de wind droeg hem zo een behoorlijk eind weg van de heuvel; en hij, de Griek, schreeuwde om hulp omdat hij anders ten onder zou gaan. Toen wilde Ik dat de wind zich weer naar de heuvel zou keren; en zo kwam de vlieglustige Griek weer boven ons zweven.
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] En de Griek geloofde en wilde en daalde kalmpjes weer naar de aarde.
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[18] Terwijl de Griek nog zo zijn ervaringen aan zijn metgezellen vertelde, vroegen Mij enkele leerlingen, die Ik in Mijn eerste jaar als leraar ook eens door de lucht naar Mij op de berg Kis had laten komen, hoe het eigenlijk bij hen was gegaan, omdat zij in de lucht rechtop gehouden werden.
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] Ik zei: 'Toen was enkel Mijn wil werkzaam; maar tegen de vliegzuchtige Griek zei Ik: 'Geloof en wil zelf, dan zal je gebeuren watje gelooft en wilt! ' En kijk, de Griek geloofde zonder enige twijfel en wilde het ook echt, en zo hebben zijn geloof en zijn wil hem de lucht in getild en niet Mijn wil! Maar toen hij zich zonder enige steun vrij in de lucht bevond, werd hij weldra bang en dacht hij er niet aan dat hij door middel van zijn geloof en zijn wil weer terug naar de aarde had kunnen komen; toen pas wilde Ik dat de wind hem weer hierheen zou dragen, waar Ik hem vervolgens zei wat hij moest doen om weer op de aarde terug te komen. Hij zou zichzelf door zijn geloof ook in de lucht rechtop hebben kunnen houden en de wind kunnen gebieden, zoals bepaalde mensen ver in het hoogland van India ook heel goed kunnen op momenten van buitengewone geestvervoering; maar dergelijke dingen hebben geen waarde voor de ziel van de mens.
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Wij begaven ons met haastige pas op weg en namen weer de weg, waarlangs wij gisteren naar Jericho gekomen waren. Kado gaf ons een geleide tot aan de brug over de Jordaan, waar de weg zich splitste; want van daar af leidde de oude weg naar Jeruzalem, en een nieuwe leidde van daar in de richting van Egypte naar de plaats Essea, dat van hier af nog ruim een dagreis verwijderd was. Daar ging Ik nu dan ook heen, zoals Ik de Essenen een paar dagen geleden beloofd had. De weg daarheen liep langs menige woeste plaats en beviel de leerlingen niet zo erg; maar toch mopperden ze niet, hoewel wij op deze weg hitte en dorst moesten doorstaan, aangezien er op dit stuk geen herberg was en weinig goede bronnen waren. Laat in de avond hadden wij Essea bereikt. In de plaats Essea waren heel veel herbergen, omdat deze plaats om reeds bekende redenen door veel vreemdelingen steeds heel druk bezocht werd.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Maar Ik zei: 'Wij zijn nu allemaal voldoende gesterkt en hebben nog genoeg brood en wijn voor ons op tafel. Morgen zullen we ook wel vis eten. Maar als je Mij echter een genoegen wilt doen, stuur dan een bode naar de burcht van de Essenen, die tegen hen moet zeggen: 'De Heer is met Zijn vrienden in jouw herberg aangekomen!' Dat is voldoende, dan zullen de Essenen weldra met luid gejuich en in grote vreugde hierheen komen.'
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Toen de waard dat van Mij gehoord had, ging hij direct naar buiten naar zijn dienaren en stuurde er direct één naar de burcht, die deze keer nog open was, omdat er een groot aantal vreemdelingen uit alle windstreken met allerlei zieken en ook met verscheidene dode kinderen waren aangekomen, die de Essenen smeekten en bezwoeren hen te willen helpen. Maar dat bracht de Essenen nu tot wanhoop; want hoe meer zij de smekelingen uitlegden dat zij hun verzoeken deze keer niet konden en mochten inwilligen, des te sterker drongen de vreemdelingen er bij hen op aan. En zo bleef de burcht dan ook langer open, en de door de waard gestuurde bode kon volkomen ongehinderd bij de Essenen binnenkomen.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Daar namen de vreemdelingen genoegen mee, verlieten de burcht en begaven zich naar de herbergen. De Essenen zelf haastten zich daarna naar de herberg waar Ik Mij bevond, en toen ze Mij in het oog kregen, brak er een luid en blij gejuich onder hen uit. Zij konden Mij niet genoeg bedanken dat Ik naar hen toe was gekomen, zoals Ik beloofd had, en vroegen Mij om samen met al Mijn leerlingen met hen naar de burcht te willen gaan.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[21] Onder de vreemdelingen bevond zich echter ook een jonge Egyptenaar, die een paar jaar geleden uit een boom was gevallen en zijn voet gebroken had en zich nu alleen met behulp van krukken moeizaam kon voortbewegen, waarbij hij hevige pijn had. Zijn ouders hadden hem dan ook naar de Essenen gebracht en betaalden de verzorging voor hem, opdat hij door de Essenen genezen zou worden. Hij werd daar echter al een half jaar verzorgd, maar zijn kwaal werd niet verholpen.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)