Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 388 van 1110

...  376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401  ...
[18] Wat David toen echter in de geest zei, staat nu op wonderbaarlijke wijze belichaamd vóór jullie! Waarom sluiten jullie je ogen en willen jullie niet beseffen, dat de grote belofte nu vervuld voor jullie staat en spreekt en jullie de wegen leert van het ware leven uit en in God?'
Hoofdstuk 198: De Heer vraagt aan de Farizeeën wat ze van Christus vinden Het wezen van de mens. Over het drie-enige wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[21] Als dit mogelijkerwijs soms toch een beschikking van God mocht zijn, verzetten we ons er tevergeefs tegen; en is dat niet het geval, dan zal het vanzelf overgaan, zodat niemand zich er over enige tijd nog iets van zal herinneren, zoals reeds vaker het geval is geweest. Dit is onze mening hierover; maar jullie kunnen nog altijd doen wat jullie goed dunkt, hoewel jullie er nu toch wel van overtuigd moeten zijn dat wij gelijk hebben gehad!'
Hoofdstuk 198: De Heer vraagt aan de Farizeeën wat ze van Christus vinden Het wezen van de mens. Over het drie-enige wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[22] Een opperpriester zei zachtjes, zodat het volk er niets van hoorde: 'Ja, ja, jullie hebben inderdaad wel gelijk, maar moeten wij dulden dat hij ons zo vernedert in de ogen van het volk, dat onze goede melkkoe is?!'
Hoofdstuk 198: De Heer vraagt aan de Farizeeën wat ze van Christus vinden Het wezen van de mens. Over het drie-enige wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Daarop zei een Farizeeër: 'Wij weten wel dat David in de geest zo van Christus gesproken heeft; maar wie kan begrijpen wat hij bedoelde met de 'Heer', die tot zijn Heer heeft gesproken, en wie men onder de Heer moet verstaan die David 'zijn Heer' noemde? Want volgens de leer van Mozes kunnen wij toch niet aannemen, dat ten tijde van David reeds gedacht en geloofd werd aan twee Heren, waarvan elk geheel God zou zijn! De Heer die tot de Heer van David heeft gesproken, moet toch duidelijk een ander zijn dan de Heer die David 'zijn Heer' noemt; want hoe had David anders kunnen zeggen: 'De Heer sprak tot mijn Heer'? Maar wie kan dat nu begrijpen? Als jij het begrijpt, leg het ons dan uit, dan zullen we geloven dat je uit Gods geest spreekt.'
Hoofdstuk 198: De Heer vraagt aan de Farizeeën wat ze van Christus vinden Het wezen van de mens. Over het drie-enige wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] De Heer, Jehova dus, is toch zeker ook een Heer van David, dus ook zijn Heer geweest? En daarom heeft David zich ook niet verkeerd uitgedrukt toen hij zei: 'Mijn Heer sprak tot mijn Heer.' En wanneer hij zo heeft gesproken is het toch ook duidelijk dat die beide Heren, die door de manier van uitdrukken slechts schijnbaar twee heren lijken te zijn, in feite slechts één en dezelfde Heer zijn! Zelf zeggen jullie toch ook: 'Mijn geest sprak tot het verstand van mijn ziel'? Woont de geest van een mens dan soms niet in zijn ziel en is zodoende één met de ziel, ofschoon hij als de eigenlijke levenskracht in de ziel edeler en volkomener is dan de substantiële ziel zelf?
Hoofdstuk 198: De Heer vraagt aan de Farizeeën wat ze van Christus vinden Het wezen van de mens. Over het drie-enige wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] En de meer gematigde tempeldienaren zeiden heimelijk tegen de woedende Farizeeën: 'We hebben jullie toch met goede bedoelingen van te voren gezegd, dat er met deze man niets te beginnen valt! Want ten eerste schuilt er in zijn wil zo'n onbegrijpelijk wonderbaarlijke macht dat hij daarmee bergen kan verzetten en vernietigen, ten tweede heeft hij het hele volk en alle Romeinen zonder meer op zijn hand, en ten derde is hij zo onbegrijpelijk wijs dat wij hem met al onze wijsheid en al onze vragen, ook al zijn die nog zo slim, op geen enkele wijze in de val kunnen lokken om hem bij het volk verdacht te maken. Hoe meer vragen wij hem stellendes te meer maken wij onszelf bij het volk verdacht, dat ons nu zo langzamerhand al begint uit te lachen. Wat voor voordeel hebben we daar dan van? Het zou beter geweest zijn wanneer we ons nooit met hem ingelaten hadden. Maar nu is het kwaad voor ons al bijna geschied; wat moeten we nu doen? Wij zijn van mening dat het nog het verstandigst zou zijn om deze hele aangelegenheid volledig de rug toe te keren en ons er niet meer openlijk mee bezig te houden!
Hoofdstuk 198: De Heer vraagt aan de Farizeeën wat ze van Christus vinden Het wezen van de mens. Over het drie-enige wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[23] Een gematigd man zei: 'Dat klopt allemaal wel, maar bedenk dan een middel om deze verloren zaak ten goede te keren, dan zullen wij jullie graag met alles ondersteunen. Maar wij zijn hier enkel van mening dat er niet zo eenvoudig een geschikt middel te vinden zal zijn, en slechte middelen zullen deze aangelegenheid alleen maar erger maken en onze situatie slechter.'
Hoofdstuk 198: De Heer vraagt aan de Farizeeën wat ze van Christus vinden Het wezen van de mens. Over het drie-enige wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[27] Maar Ik liet hem niet aan het woord komen en zei meteen in zijn gezicht: 'Ik weet maar al te goed wat jij Me nu wilt zeggen; daarom kun je je gerust de moeite besparen om hier voor Mij ook maar één woord te verliezen over je verzoek. Maar wat Ik tegen het volk en ook tegen Mijn leerlingen vóór en tegen jullie te zeggen heb, dat weet Ik ook, en dus kun je ofwel gaan of hier blijven om te horen wat Ik zal zeggen!'
Hoofdstuk 198: De Heer vraagt aan de Farizeeën wat ze van Christus vinden Het wezen van de mens. Over het drie-enige wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Ik opende dadelijk Mijn mond en sprak: 'Op Mozes' stoel zitten nu wel de Farizeeën en schriftgeleerden. Houd je aan alles waarvan zij jullie zeggen dat jullie dat moeten doen omdat Mozes en de profeten dat gezegd hebben, en doe dat ook; maar jullie moeten je niet richten naar hun werken en niet doen zoals zij!
Hoofdstuk 199: De Heer spreekt over de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Hetgeen zij zeggen dat jullie moeten doen is meestal goed en waar; maar zij doen zelf niet wat zij jullie leren. Ze verplichten jullie tot zware en vaak ondraaglijke lasten en leggen die op de schouders van de mensen; maar zelf willen ze die met geen vinger aanraken.
Hoofdstuk 199: De Heer spreekt over de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Maar jullie, ook al zouden jullie Mijn leerlingen zijn en willen worden, moeten je niet zo laten noemen! Want slechts één is er jullie waarachtige meester, en dat ben Ik (Christus); jullie zijn enkel gelijke broeders onder elkaar .
Hoofdstuk 199: De Heer spreekt over de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Jullie moeten vanaf nu ook niemand op aarde in de volle zin der waarheid vader noemen; want slechts één is er jullie ware vader, de Eeuwige in de hemel namelijk!
Hoofdstuk 199: De Heer spreekt over de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] En nogmaals zeg Ik jullie dat jullie je nooit en te nimmer door iemand meester in Mijn leer laat noemen en je zo laat begroeten; want jullie weten nu wie jullie Meester is.
Hoofdstuk 199: De Heer spreekt over de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ook moet er onder jullie geen rangorde bestaan zoals die nu in de tempel en de wereld der mensen bestaat, maar laat de grootste en hoogste onder jullie, dienaar en knecht zijn van de andere broeders! Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden; wie zichzelf echter uit liefde tot zijn broeders vernedert zal verhoogd worden!'
Hoofdstuk 199: De Heer spreekt over de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Toen de Farizeeën deze leer van Mij vernamen en Mij woedend aankeken, riep het hele volk Mij luidkeels toe: 'O meester, u alleen bent waarachtig; zo zou het onder alle mensen moeten zijn, dan zou deze aarde reeds een ware hemel zijn! Maar zoals het nu gaat onder de mensen, dat iedereen vaak om een nauwelijks voor te stellen kleinigheid meer en hoger wil zijn dan zijn naaste, is de aarde een ware hel; want in de ingebeelde grootheidswaan vervolgt de ene mens de andere en brengt met zijn onverzadigbare hoogmoed de zwakke in verdrukking. O arme en zwakke mensheid van deze aarde, voor velen zou het beter zijn als zij nooit geboren waren!
Hoofdstuk 199: De Heer spreekt over de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  376 - 377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401  ...