Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 389 van 1088

...  377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402  ...
[17] De schriftgeleerde zei: 'Heer en Meester, waarom wij U nu zoeken, weet U beslist net zo goed als U van tevoren wist met wat voor gedachten wij hier naar Bethanië zijn gekomen! Wij twijfelen er bij onszelf nu helemaal niet meer aan dat U de beloofde Messias bent, maar wij zouden nu graag uit Uw mond willen horen wat wij moeten doen om in onze moeilijke positie nog enigszins Uw genade en erbarming waardig te zijn.'
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[18] Ik zei: 'Mensen als Nikodemus en ook Jozef van Arimatea zitten toch ook dikwijls in jullie Raad! Wat zij doen, kunnen jullie toch ook doen als jullie dat willen! Ik heb jullie al herhaalde keren in de tempel openlijk gezegd en door woorden en tekenen duidelijk getoond wie Ik ben. Als jullie dat in je hart geloven en daar ook naar handelen, zullen jullie leven en zalig worden; maar als jullie niet geloven en er ook niet naar handelen, zullen jullie je leven en je zaligheid verbeuren.
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[27] Wie zich evenwel in Mijn rijk zal bevinden, dat nu ook aan de Romeinen gegeven wordt, zal voor geen macht ter wereld bang hoeven te zijn, zoals ook Ik voor geen enkele wereldse macht vrees koester. Hier aan Mijn zijde staan reeds tien Romeinen met de hoogste aardse posities van Rome; zij kunnen voor jullie ook van Mij getuigen of Ik ooit naar een wereldse heerschappij gestreefd heb, en zij zullen jullie ook zeggen wat zij als heidenen van Mij denken!'
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Wij heidenen, die door jullie voor blind uitgemaakt worden, hebben echter allang ook bij onszelf gedacht -en dat temeer, omdat wij jullie wetten en profeten ook grondig bestudeerd hebben -dat er achter die wonderbaarlijke Nazarener iets zeer buitengewoons schuil moet gaan, en of Hij mogelijk zelfs niet de volgens de profeten aan alle mensen beloofde Messias zou zijn. Maar nu hebben wij, al is dat voorlopig alleen bij onszelf, er geen enkele twijfel meer over dat Hij ook geheel naar waarheid datgene is wat wij allang in Hem vermoedden.
Hoofdstuk 86: Het getuigenis van Marcus over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Kijk, zo vraagt de mens bij bepaalde gelegenheden niet naar waarheid en recht, maar treedt in zijn blinde toorn en woede op tegen degene die hem in zijn vermeende recht heeft gestoord, hoewel hij bij zichzelf ook wel inziet dat hij reeds sinds lang in alle opzichten ten onrechte en ter wille van zijn behaaglijke rust altijd alleen maar leugen en bedrog als schild heeft gehad!
Hoofdstuk 87: De redenen van de tempeldienaren voor hun houding tegenover de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Wanneer de rabbi van de gemeente in een jaar maar één ware prediking voor de gemeente heeft gehouden en de gemeente daar vervolgens vast en getrouw naar handelt, dan heeft die gemeente ook niet zo gauw meer een tweede prediking nodig. Want voor degene die naar Mijn leer leeft en handelt, hoeft de rabbi van de gemeente niet meer elke sabbat te preken, want voor zo iemand is dan iedere dag toch al een echte sabbat en de ware en levende prediking, die hem door de geest wordt ingegeven, draagt hij in zijn hart.'
Hoofdstuk 89: Sabbat en priesterstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] De Romein Marcus liep nu naar hen toe en zei in de Griekse taal, die de Farizeeën ook beter beheersten dan de taal van de Romeinen: 'Mijn vrienden, jullie hoeven je toch niet te generen omdat jullie in ons bijzijn zo openlijk hebben uitgesproken dat jullie graag van onze heerschappij verlost zouden zijn, en ook degene die jullie weer tot een vrij, groot en machtig volk op deze aarde zou maken, vrijwel onbetwist voor de echte Messias zouden houden! Want kijk, aan dergelijke uitlatingen van jullie kant zijn wij immers al sinds lange tijd gewend, en wij trekken ons daar ook niets van aan. Wij blijven nog altijd bij ons gezegde: leo non capit muscas*, (* Latijn voor: een leeuw vangt geen vliegen.) omdat wij ons daar werkelijk nog sterk en machtig genoeg voor voelen.
Hoofdstuk 86: Het getuigenis van Marcus over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Na enig nadenken zei een oudste: 'Hoge Romeinen en onze gezaghebbers, jullie hebben groot gelijk dat jullie ons een reeds lang verdiend verwijt maken; want wij joden bevinden ons al sinds heel lang bij de zuiverste bron en willen daar niet uit drinken! Maar wiens schuld is dat? Kijk, als iemand een schat heeft, dan waardeert hij hem niet zozeer als degene die hem niet heeft en hem eerst op de een of andere manier met moeite moet verwerven, als hij hem wil bezitten! Als wij van vreemde profeten en wijzen horen, dan verlangen wij gretig naar hun wijsheid; maar wij slaan geen acht op de eigen profeten en wijzen, omdat wij hen van hun geboorte af aan kennen en dan bij hun optreden zeggen: 'Waar heeft hij die wijsheid en die wonderbaarlijke daadkracht vandaan?' Kort en goed, de mens en in het bijzonder wij, reeds oud geworden joden, zijn lui en onverschillig geworden tegenover alles wat er onder ons als nieuw naar voren treedt, al is het ook nog zo buitengewoon; want ons vertrouwde en gezapige leven schuwt iedere extra moeite en arbeid en enkel en alleen om die reden zetten wij ons af tegen alles wat ons in onze rust en vanouds gewende behaaglijkheid begint te storen.
Hoofdstuk 87: De redenen van de tempeldienaren voor hun houding tegenover de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nu zei Ik: 'Goed, luister dan naar Mij! Jullie hebben allebei juist en waar gesproken; maar van nu af aan ben ook Ik de mening toegedaan die vriend Marcus uitgesproken heeft, omdat die helemaal aansluit bij de aard en het juiste bewustzijn van een mens en daarom ook bij Gods wijsheid en orde, maar daarom verwerp Ik jouw visie nog niet. Maar jullie priesters moeten van de sabbat niet een dag met een bepaalde magische werking maken en de mensen harde straffen opleggen als ze, wanneer het niet anders kan, op de sabbat hun brood moeten verdienen. Want een noodzakelijke daad, en in het bijzonder wanneer die duidelijk onbaatzuchtig gedaan wordt tot heil van de arme broeder, ontheiligt de sabbat niet alleen nooit, maar heiligt die duizendmaal meer dan al het ijdele geschreeuw in de tempel en in de synagogen.
Hoofdstuk 89: Sabbat en priesterstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Evenzo is het ook goed als een gevestigde gemeente naast het schoolgebouw voor de kinderen een vergadergebouw zet, waar ze van tijd tot tijd in Mijn naam bijeen kan komen. Maar in zo'n ruimte moet dan niet enkel en alleen de aangestelde rabbi het recht hebben om te spreken en te preken, maar ieder mannelijk gemeentelid, als hij daartoe door Mijn geest aangespoord wordt. Want in een dergelijk gebouw moet niet alleen over de Schrift en over de profeten en over Mij gepreekt worden, maar ook over andere dingen die bijdragen aan een diepere en ware kennis van God en die de liefde tot God en de naaste tot leven wekken; en dan moet diegene spreken die door Mijn geest in hem daartoe aangespoord wordt, en zowel de gemeente als de rabbi moeten naar hem luisteren. Als zij dat zal doen, op wat voor dag ook, dan heiligt zij de sabbat ook in de ware zin van het woord.
Hoofdstuk 90: De juiste heiliging van de sabbat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Ik zei: 'Nu heeft de schriftgeleerde in jou gesproken; maar hij heeft met deze woorden ook duidelijk laten zien dat hij de Schrift nog nooit ook maar in het minst begrepen heeft - en het allerminst de boeken van Mozes! Destijds was het voor de in Egypte sterk ontaarde joden noodzakelijk dat hun een dag werd aanbevolen, waarop ze zouden rusten van het slaafse werk en naar Gods woord konden luisteren; want zonder zo'n gebod zouden ze net als voorheen, zoals ze daar in Egypte aan gewend waren geraakt, vast geen enkele dag rust hebben gekregen en er al helemaal niet toe gekomen zijn om naar Gods woord te luisteren. Want het joodse volk was zinnelijk en dag en nacht waren ze alleen maar bezig om te kijken hoe ze zich middelen konden verschaffen om hun buik met vlees te vullen Daarom gaf God destijds ten eerste om heel natuurlijke en ten tweede om geestelijke redenen een bepaalde dag om te rusten en om naar Gods woord te luisteren, en wel dezelfde dag als de aartsvaders tot rustdag gekozen hadden, namelijk de sabbat.
Hoofdstuk 91: Een schriftgeleerde beroept zich op Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Maar als jij denkt dat God de eenmaal gegeven vorm van een in een bepaalde tijd noodzakelijke wet niet zou kunnen veranderen, omdat Hij in Zichzelf eeuwig onveranderlijk is, hoe hebben jullie je dan de vrijheid durven veroorloven om de wet van Mozes zo erg naar jullie goeddunken en tot jullie eigen materieel voordeel te veranderen, dat jullie nu werkelijk ook geen jota meer in acht nemen van wat Mozes en de profeten geleerd en aanbevolen hebben?
Hoofdstuk 91: Een schriftgeleerde beroept zich op Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Mozes heeft om heel wijze redenen het door God aan hem geopenbaarde woord, en met name de inwendige levende betekenis en geest ervan, in overeenkomstige beelden verhuld, en wat hij jullie onthuld heeft, dat hebben jullie verworpen. Nu ben Ikzelf gekomen en onthul voor jullie het verborgene; waarom geloven jullie het nu niet en proberen jullie Mij alleen maar te vangen met hetgeen jullie zelf nog nooit geloofd en al helemaal nooit begrepen hebben?'
Hoofdstuk 91: Een schriftgeleerde beroept zich op Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Ik zei: 'Ik heb jullie nu toch al enkele dingen gezegd waardoor jullie verstand Mijn wil wel onderkend zal hebben! Handel daarnaar, dan zullen ook jullie het leven ontvangen! De tempel zal jullie niet verhinderen om in je hart in Mij te geloven en naar Mijn wil te handelen en, waar dat nodig is, Mij ook te bekennen tegenover de wereld; want Ik zeg jullie ook: wie Mij tegenover de wereld zal bekennen, die zal Ik ook bekennen tegenover Mijn Vader in de hemel. -En nu kunnen jullie weer naar Jeruzalem reizen; maar wanneer de tempeldienaren jullie naar Mij zullen vragen, zeg dan niets over Mij! Mijn zegen met jullie! Amen.'
Hoofdstuk 92: Over het invoeren van de sabbat (8.2.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Toen stonden de tempeldienaren ontroerd op, bedankten Mij voor de lessen en voor het verlossen uit hun verwarring; aangezien het al tamelijk donker was geworden, gingen ze op weg naar huis,. en Lazarus gaf hen enkele begeleiders met fakkels mee, wat de tempeldienaren zeer op prijs stelden. Maar wij gingen weer de zaal binnen en aan onze tafel zitten. Nu pas gaven de Romeinen uiting aan hun grote vreugde over alles wat Ik de tempeldienaren zo openlijk en goddelijk waar gezegd had.
Hoofdstuk 92: Over het invoeren van de sabbat (8.2.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  377 - 378 - 379 - 380 - 381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402  ...