Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 393 van 1166

...  381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406  ...
[10] Toen zij Mij allemaal zo hun liefde betuigd hadden en weer in de vroegere volgorde stonden, bogen allen nogmaals diep in Mijn richting en vroegen wat ze nu mochten gaan doen.
Hoofdstuk 64: De dank van de bevrijde slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] En Ik zei tegen hen: 'Vermaak je met allerlei nuttige beschouwingen! Kijk eens rond in deze mooie omgeving, bekijk de bloemen en al het andere, en bedenk daarbij hoe een goede God dat alles door Zijn wijsheid en almacht uit Zichzelf heeft geschapen, en wees Hem daarvoor in je hart echt dankbaar, dan zullen jullie de tijd het nuttigst doorbrengen en tevens veel vreugde in je hart hebben! Maar jullie hoeven daarbij niet steeds zo in een rij te staan en te lopen, maar ga en sta waar je wilt, zoals jullie dat Mij en alle andere mensen hier zien doen, dan zullen jullie veel meer vreugde hebben dan wanneer je maar steeds die stijve ordelijke rij aanhoudt. -Ga nu en volg Mijn raad op!'
Hoofdstuk 64: De dank van de bevrijde slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Dan zul je toch wel inzien dat de ziel in haar vrije en zuiver geestelijke toestand een veelomvattender gezichtsvermogen bezit dan in het beperkte lichaam! En als dat het geval is, dan kun je, als je echt gelooft aan Mijn woorden en tekenen en ook aan de ervaringen die je bewust met je ziel en geest hebt meegemaakt, toch echt niet zeggen dat het in zo'n omgeving moeilijker is om te sterven dan in een verlaten en duistere landstreek! Dat iedere ziel na de dood van het lichaam voortleeft en zich volkomen bewust is van haar leven, zul je toch niet meer in twijfel trekken?'
Hoofdstuk 65: Het gezichtsvermogen van de ziel na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Agricola zei: 'Heer en Meester, dat de ziel van de mens ook na de dood van het lichaam verder leeft, is een volkomen uitgemaakte zaak van de helderste waarheid. Maar waar gaat zij naar toe, en wat is eigenlijk haar wezen en wat is het wezen van de zuivere geest? Omdat volgens Uw onderricht de ruimte oneindig is, moeten ook de zielen en zelfs de zuiverste geesten zich binnen de eindeloos eeuwig grote ruimte bevinden, want een ruimte buiten deze kan immers onmogelijk ergens bestaan.
Hoofdstuk 66: Het wezen van de ziel en van de geest. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Dan nog een vraag: Wat voor gestalte heeft een ziel of zelfs een zuivere geest, en waarom kan een natuurlijk mens niet steeds de zielen en geesten zien? Heer, geef me alleen op deze vragen nog een verhelderend antwoord, dan zal ik U nergens meer naar vragen; want onze volkomen onwetendheid in deze zaak is het eigenlijk wat het sterven voor ons zo bitter en angstig maakt. Hebben wij mensen echter ook daarin een voldoende helder licht, dan zal het sterven ons licht vallen en zullen we ons niet angstvallig aan het dwaze lichamelijke leven vastklampen.'
Hoofdstuk 66: Het wezen van de ziel en van de geest. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Ik zei: 'Ja, het zou voor Mij heel gemakkelijk zijn om je dat uit te leggen, als je maar een onbelemmerd inzicht daarin zou hebben; maar juist dat bezit je nog niet, hoewel er sinds je hier bent juist in dit opzicht al heel veel door Mij duidelijk aan je is uitgelegd en jijzelf door wondertekenen ook veel hebt gezien en ervaren. En daarom is het een moeilijke zaak dit nog beter voor je te belichten dan reeds is gebeurd.
Hoofdstuk 66: Het wezen van de ziel en van de geest. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Dat hij net als U wonderbaarlijke dingen kan doen, heb ik voor mezelf verklaard uit het feit dat hij allang Uw leerling moet zijn en als zodanig van U daarvoor de nodige wijsheid en macht heeft gekregen; als volkomen zuivere geest zouden wij mensen hem toch immers niet kunnen zien. Als je hem vastpakt voelt hij helemaal aan als een natuurlijk mens. Maar U hebt het gezegd en ik moet U geloven, hoewel dat mijn hele denken nog meer in verwarring brengt. Hoe kan nu deze zuivere geest een lichaam hebben?'
Hoofdstuk 67: De verschillende fasen van zaligheid van voleindigde zielen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Ik zei: 'Ik heb je al eerder gezegd dat we nu heel wat kunnen bespreken, omdat we daar tijd voor hebben, en dus zullen we ook daar nog wel mee in het reine komen. Kijk, daar staat Mijn Rafaël - Henoch al voor ons, en Ik zeg je nu dat je datgene wat je nog meer wilt weten met hem zelf kunt bespreken, want hij zal je precies dezelfde informatie geven als Ik zou doen, en wat hij je zal vertellen en laten zien, zal hij je vanuit zijn geheel zelfstandige vrijheid, macht, wijsheid en kracht vertellen en laten zien, omdat hij zich die vanuit God volledig heeft eigen gemaakt. Begin je onderzoek dus maar met hem!'
Hoofdstuk 67: De verschillende fasen van zaligheid van voleindigde zielen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] De engel zei: 'Dat heb ik nergens gelaten, want ik heb het nog precies zoals voorheen! Dat je het eerst als een vast lichaam voelde, was mijn vrije wil, en dat je het de tweede keer helemaal niet voelde, was ook mijn wil. Want wat wij volmaakte geesten willen, gebeurt zoals wij het vanuit onze vrijheid en wijsheid willen, hetzij direct of geleidelijk aan volgens een zekere wijze orde.
Hoofdstuk 68: Het wezen van de engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Om je dat echter nog duidelijker te tonen, moet jij, Agricola, nu zelf een steen van de grond oprapen! - Goed, je hebt nu een heel harde natuursteen in je hand! Nu zul je zeggen: 'Kijk, deze steen is zoals hij is, absolute werkelijkheid!' Want je voelt in je hand zijn gewicht en zijn voor jou onverwoestbare hardheid en je zegt bij jezelf: 'Die bestaat werkelijk echt!' Maar ik zegje, dat het met dat werkelijk echte van jou net zo gesteld is als daarnet met mijn vleselijke lichaam en daarna met mijn nu nog steeds even geestelijke lichaam. Want de hardheid en het gewicht van de steen die je nog in je hand vasthoudt, hangt enkel en alleen af van de vasthoudendheid van onze wil. Zolang wij hem als een harde en zware steen in stand willen houden, zal hij ook blijven wat hij is.
Hoofdstuk 68: Het wezen van de engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Wil ik bijvoorbeeld dat jouw steen nu geheel - wat zijn massa betreft - aan mij gelijk wordt, dan zul je net zo door de steen heen kunnen grijpen als je daarnet helemaal door mij heen hebt gegrepen. En in dat geval heeft de door onze geestelijke wil geproduceerde materie van de steen pas haar oorspronkelijke realiteit bereikt, terwijl die materie je nu, door de vasthoudendheid van mijn eigen wil, als een harde, zware steen voorkomt. Om dat nog gemakkelijker te begrijpen, moet je nog een keer goed onderzoeken of het nog dezelfde steen is!'
Hoofdstuk 68: Het wezen van de engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Agricola zei: 'Ja, ik zie hem nog wel als een wolkje in mijn hand, maar zijn hardheid en zwaarte zijn verdwenen! Nee, dat is toch wel erg vreemd! Ik zou me toch alles eerder hebben kunnen voorstellen dan dat zoiets mogelijk zou zijn! Hoe krijg jij dat toch voor elkaar?'
Hoofdstuk 68: Het wezen van de engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Daarom is een waar en werkelijk bestaan alleen maar bij ons, eeuwig onsterfelijke geesten aanwezig, en het bestaan van de materie is alleen maar iets wat zuiver door ons tot stand komt en ieder moment van ons afhankelijk is, zoals jij nu met deze steen heel duidelijk hebt moeten waarnemen. Maar je hebt het wolkje nog in je hand en kijk, ik zal het weer met de volle vasthoudendheid van mijn wil vervullen, dan zul je de steen van daarnet weer in je hand hebben!'
Hoofdstuk 69: De macht van de engelen. Verhouding tussen geest en ziel. Wedergeboorte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Naargelang de ziel de steeds zuiverder geestelijke wegen daadwerkelijk bewandelt, wordt in gelijke mate dan ook haar innerlijke, zuivere geest van gene zijde één met haar. En als zij zich door haar steeds zuiverder geworden verstand en door haar daardoor ook steeds vrijer geworden wil, volledig losmaakt van al het wereldse, dan is zij gelijk aan haar geest en is daarmee één geworden, wat wij de geestelijke wedergeboorte willen noemen, en dan zal zij, één geworden met haar geest, ook terwijl ze nog in het lichaam is, hetzelfde kunnen doen wat ik nu voor jouw ogen kan doen, omdat mijn geest één is met mijn ziel.'
Hoofdstuk 69: De macht van de engelen. Verhouding tussen geest en ziel. Wedergeboorte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (Rafaël): 'Toen ik als mens gedurende vele jaren een lichaambewoonde, werd ik mij door de genade van de Heer bewust van deze innerlijke levensweg en ik ging deze weg met steeds grotere standvastigheid. Daardoor werden tegen het eind van mijn leven mijn geest en mijn ziel één en ik kreeg de volle macht over mijn aardse lichaam, zodat ik het net zo plotseling kon oplossen als ik nu de steen heb opgelost en eerder mijn voor jou tastbare lichaam, en er slechts zoveel van behield dat je mij met je lichamelijke ogen nog kon zien.
Hoofdstuk 70: Over het wezen van de lucht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  381 - 382 - 383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406  ...