Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 395 van 1088

...  383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408  ...
[19] Ik zei: 'Kijk, hier buiten onder de schaduw van jullie vruchtbomen is het aangenamer rusten, en hier staan immers ook een heleboel tafels en banken, die wij kunnen gebruiken! Bovendien weet Ik dat de hoofdman iets eerder dan wij te paard uit Bethlehem hierheen gekomen is, met wie deze staatslieden uit Rome iets te bespreken hebben. Hij sterkt zich nu met zijn twee metgezellen met brood en wijn, en wij willen hem daar niet bij storen; wanneer hij gegeten en gedronken heeft willen wij graag dat hij naar buiten komt om met deze Romeinen te spreken.'
Hoofdstuk 111: De aankomst in de herberg (5.3.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Ik zei: 'Welaan, dan wil Ik dat de beide zieken ineens volkomen gezond hun ziekbed verlaten! Ga nu naar hen toe, geef hun wat te eten en te drinken om hen te versterken, en daarna moeten ze buiten wandelen! Maar zeg hun niet direct dat Ik dat voor hen heb gedaan; pas na het middagmaal zullen ze Mij nader leren kennen!'
Hoofdstuk 112: De genezingen van de zieken in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Daarop gingen de kinderen samen met hun ouders direct het huis binnen naar de zieken en tot hun zeer grote verbazing troffen ze beiden volkomen gezond, fris en opgewekt aan.
Hoofdstuk 112: De genezingen van de zieken in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Toen zei de heer van de herberg, die een zoon was van de moeder die ziek geweest was: 'Er is een gast bij ons gekomen die zei dat jullie beter zijn geworden, het bed kunnen verlaten en spijs en drank tot je kunnen nemen om verder aan te sterken; verlaat dus gerust je bed, trek frisse kleren aan, en neem dan spijs en drank en eet en drink naar hartelust!'
Hoofdstuk 112: De genezingen van de zieken in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[18] De ouders kwamen daarop naar Mij toe en zeiden: 'Wij spreken u, onmiskenbaar grote mensenvriend, nogmaals onze buitengewoon hartelijke dank uit voor de grote weldaad die u onze kinderen bewezen hebt, en wij vragen u dan ook, of u ook onze oude moeder en indien mogelijk ook onze brave knecht zou willen helpen; want wij geloven vast en zonder enige twijfel wat onze kinderen over u verteld hebben, en wij worden in ons geloof bevestigd door de aanwezigheid van de ons welbekende Lazarus uit Bethanië en de beide herbergiers, die wij ook kennen. Want deze mannen zouden niet zo gemakkelijk naar ons toe gekomen zijn als u hen niet hierheen gehaald zou hebben. Maar de andere heren kennen wij nog niet nader; alleen zien we onder hen Romeinen en Grieken, naar hun kleding te oordelen. Zij zijn zeker ook alleen maar ter wille van u te voet hierheen gekomen; want zulke voorname Romeinen maken niet gauw een tocht van enkele uren te voet. Maar hoe dan ook, u bent in ieder geval meer dan u lijkt te zijn! Jullie komen zeker uit de omgeving van Bethanië en zijn vast wel moe; willen jullie misschien het huis binnengaan en daar uitrusten totdat het middagmaal helemaal gereed zal zijn?'
Hoofdstuk 111: De aankomst in de herberg (5.3.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Maar wij rustten uit onder de bomen en keken naar de mooie omgeving die, omdat deze herberg zich op een tamelijk hoge heuvel bevond, van hieruit bijzonder goed tot zijn recht kwam. Want een klein uur hier vandaan naar het zuidoosten lag Bethlehem met zijn oude ringmuren en torens op eenzelfde heuvel; slechts een dal met vele akkers, weiden en tuinen scheidde onze herberg, waar de hoofdweg naar Bethlehem langs liep, van de stad van David. Maar vanaf onze heuvel zag men nog een heleboel plaatsjes en ook alleenstaande burchten en hoeven, en naar het westen ook grote en goed verzorgde wijngaarden, en in de wijde, reeds blauw gekleurde omtrek waren hoge bergen te zien, die in hun majesteit een nog grotere bekoring aan de hele streek verleenden. Daarom is het begrijpelijk dat onze Romeinen, die grote vrienden waren van mooie streken en landschappen, er heel erg van genoten om naar deze omgeving te kijken en voortdurend vroegen wat dit of dat was, hoe het heette, aan wie het toebehoorde en hoe. die en die andere plaats was, en wat voor bijzonder gedenkwaardigs zich in die grotere plaatsen had voorgedaan.
Hoofdstuk 112: De genezingen van de zieken in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Eindelijk kwam de waard weer naar ons toe, deelde ons met grote dankbaarheid de wonderbaarlijke genezing van de beide zieken mee en zei tegen Mij: 'Heer! U bent meer dan een mens van mijn soort! U bent niet alleen een heiland, die zijns gelijke in de wereld niet meer heeft, maar u bent een groot profeet, waar wij in deze tijd wel heel veel behoefte aan hebben; want wanneer onze Farizeeën nog lang zo doorgaan, zoals ze nu doen, dan gaat al het geloof aan een God ten onder.
Hoofdstuk 113: De waard doet verslag over de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Er komen wel bijna iedere week een paar Farizeeën van Bethlehem hierheen, maar hun naar zoiets te vragen zou vergeefse moeite zijn; want zij vervloeken zonder meer alles wat maar enigszins van het normale afwijkt en verklaren het al tot een zeer strafbare zonde, ook al vertelt men hun dat men daar alleen in de verte maar over heeft horen praten. Daarom is het mensen als wij dan ook niet kwalijk te nemen, dat men zich om bijna niets anders meer bekommert en zorgen maakt dan alleen om zijn eigen huishouden.
Hoofdstuk 113: De waard doet verslag over de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Welnu, een paar dagen geleden waren er 's nachts aan de hemel werkelijk buitengewone dingen te zien. Men ging weliswaar naar de Farizeeën en stelde zich voor wat voor wonderen men daar allemaal wel niet zou horen, en men dacht er ook aan, dat de goede, oude Jehova nu toch eindelijk weer eens een teken van Zichzelf aan de joden had gegeven. Maar niets van dat alles! De Farizeeën vertelden het volk met een heel opgewekt gezicht dat het hele indrukwekkende verschijnsel, dat voor ons joden geen goede profetie inhield, een volksbedriegerij was, bewerkstelligd door de Romeinen met behulp van de Essenen, die goed thuis zijn in allerlei toverkunsten. En verder had het niets anders te betekenen dan dat de Romeinen, met wie in het bijzonder het hogere en rijke deel van de joden al lange tijd niet veel op heeft, door dergelijke middelen het meer lichtgelovige en bijgelovige volk wilden misleiden en tegen hun joodse oversten opzetten, om daardoor een algemene opstand van de joden tegen de enigszins zwak geworden overmacht van de heidenen te verhinderen. Met die verklaring ging men dan weer heel onverschillig en welgemoed zonder verdere ongerustheid naar huis en bekommerde zich in het geheel niet meer om het hele verschijnsel, hoe verschrikkelijk het er ook uitzag.
Hoofdstuk 113: De waard doet verslag over de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Kort daarna zag men drie zonnen opgaan. Men stelde vragen en kreeg als antwoord, dat dat betekende dat er wind op komst was en er weldra ruw weer zou optreden. En weer ging men zonder verdere bedenkingen naar huis.
Hoofdstuk 113: De waard doet verslag over de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] En daarom zei ik zojuist, dat het nu wel heel noodzakelijk zou zijn, dat er weer eens een ware en machtige profeet opstond; want anders verliest het volk spoedig ieder geloof in een enig ware God. Te oordelen naar uw macht en innerlijke wijsheid, lijkt u me dat te zijn, en ik ben nu blij dat ik in u nu eindelijk eens zelf een dergelijke man te zien heb gekregen, die heel goed een Elia zou kunnen zijn.
Hoofdstuk 113: De waard doet verslag over de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Maar nu komt de hoofdman naar buiten die zeker met de hoge Romeinen moet spreken; het is wel zeker dat ik daarbij overbodig ben, daarom is het tijd dat ik naar binnen ga!'
Hoofdstuk 113: De waard doet verslag over de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Toen pas begaf de hoofdman zich vol deemoed naar Agricola, begroette hem en vroeg hem of hij hem zijn hoge en machtige wil bekend wilde maken.
Hoofdstuk 114: De klachten over Herodes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Agricola zei, ontroerd door de edelmoedigheid van de waard: 'Werkelijk, zo'n edelmoedigheid heb ik maar zeer zelden ontmoet en de hoofdman zal die ook naar waarde weten te schatten!'
Hoofdstuk 114: De klachten over Herodes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Maar dat hij nu zo inhalig is en het volk in sterke mate onderdrukt, ligt in de omstandigheid dat hij zoveel geld wil vergaren, dat hij daarmee voor zijn eigen nut en doeleinden het hele land voor altijd van jullie Romeinen afkan kopen, om zo een geheel van jullie onafhankelijke heerser over heel Judea te zijn. Hij zal het weliswaar zover niet brengen, maar aangezien dit nu eenmaal zijn bedoeling en plan is, handelt hij nu ook zo, om het naar zijn idee bij een gunstige wind uit Rome ooit ten uitvoer te brengen.
Hoofdstuk 115: De goddelijke leiding van het j oodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  383 - 384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408  ...