Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 396 van 1088

...  384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409  ...
[3] De hoofdman zei: 'Machtige gezagsdrager van de keizer en hoogste uitvaardiger en beschikker van de wijze wetten van Rome! Rechtvaardigen kan ik mij niet tegenover u, hoewel ik strikt genomen niet echt in strijd met de inhoud van de in Rome aan mij verleende volmacht heb gehandeld; maar uit menselijke overwegingen had ik natuurlijk ook anders kunnen handelen, omdat het mij ook vrij staat om mild te zijn als ik dat juist acht. In dit geval bestond er weliswaar geen reden om de soldaten met iets teveel vrijheden naar een andere provincie te laten trekken, maar ik wilde een beetje bezuinigen door hun reisgeld achter te houden, maar ik heb hun in plaats daarvan toegestaan om zich voor de noodzakelijke proviand met mate schadeloos te stellen bij de grote herbergen onderweg. En daarin bestaat in dit geval mijn eigenlijke schuld, die ik volledig, en wel tienvoudig, wil vergoeden.
Hoofdstuk 114: De klachten over Herodes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Daarop zei Agricola: 'Dat is niet meer dan juist en billijk; maar mocht er in de toekomst nog eens zoiets voorkomen, en ik hoor dat in Rome, dan zal mijn oordeel heel anders luiden! Want de door ons in naam van de keizer aan jullie verleende volmachten reiken niet zover, dat jullie geheel en al naar eigen willekeur de soldaten mogen onthouden wat hun toekomt en het voor jezelf houden. Alleen in dringende gevallen, als er in een land bijvoorbeeld onrust en opstanden heersen, zou zo'n middel desnoods kunnen worden aangewend, opdat de soldaten de opstandelingen strenger en onverbiddelijk bejegenen. Maar zelfs dan verdient een wijze matiging van te grote strengheid steeds de voorkeur zolang dat maar enigszins mogelijk is; want een te zeer gekweld volk zal voor een regering nooit liefde en aanhankelijkheid aan de dag leggen. Het verborgen vuur van de woede zal in zo'n volk blijven gloeien; zodra het ergens vandaan lucht krijgt, zal het in alles vernietigende vlammen uitbreken, waar dan moeilijk een dam tegen opgeworpen zal kunnen worden. Dat dien jij nu als altijd geldende instructie voor je verdere ambtsuitoefening strikt in acht te nemen.
Hoofdstuk 114: De klachten over Herodes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[17] Agricola zei: 'Ja, ik zie maar al te goed en duidelijk in waar Herodes mee bezig is, en er zijn hem ook al veel beperkingen opgelegd; er zullen er naar aanleiding van jouw klacht weldra nog grotere opgelegd worden! Maar voor het moment is daar nu niets aan te veranderen; want hij heeft zich het land opnieuw voor tien jaar als leen laten geven en heeft het door de keizer gezegelde verdrag daarvoor in handen. Maar desondanks zullen wij bij de keizer wel bewerkstelligen dat er aan dat boosaardige gedrag van die grote zwelger op juiste en effectieve wijze paal en perk gesteld zal worden. Maar voordat ik hier nu al in naam van de keizer iets beveel, zal ik ook deze meest wijze Heer en Meester hier om een juist advies vragen, en Hij zal mij zeggen wat er bovenal nodig is.'
Hoofdstuk 114: De klachten over Herodes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Ik zei: 'Er valt nu niet veel aan te doen; want volgens jullie wetten moet een verdrag gehandhaafd worden en geldig blijven voor de vastgestelde tijd, wanneer de bezitter van dat verdrag zich houdt aan de voorwaarden. Maar er staat niet in het verdrag dat Herodes de belastingen van degenen die zich vrijgekocht hebben en Romeinse burgers zijn geworden naar de niet vrijgekochten kan verleggen, en daarom kunnen jullie hem dat wel verbieden. Weliswaar heeft de landvoogd Pilatus dat al voor een deel gedaan en heeft daardoor Herodes tot zijn vijand gemaakt, maar dat heeft niet veel uitgehaald, en Herodes doet nog steeds wat hij wil en bekommert zich weinig om de landvoogd; want in het verdrag van de keizer heeft hij immers de duidelijk geformuleerde bevoegdheid, om zich in het land van alle rechten van een koning te bedienen, voorzover ze niet in strijd en onverenigbaar zijn met de wetten van Rome.
Hoofdstuk 115: De goddelijke leiding van het j oodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] En toen het hele joodse volk op slechts weinigen na bijna tot het heidendom overging, kwam het dan ook in de gevangenschap van de Babyloniërs, om te ervaren hoe het is om onder de heerschappij van duistere heidenen te leven. Toen pas keerde het volk weer terug naar zijn oude en enig ware God, en God maakte het weer tot een zelfstandig volk en gaf het wijze en rechtvaardige leiders.
Hoofdstuk 115: De goddelijke leiding van het j oodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Ik zei: 'O, absoluut niet - maar het is wel wonderlijk dat de heidenen het licht eerder zien dan zo vele joden, die toch reeds vanaf het oerbegin tot het licht geroepen waren! Maar het zij nu zoals het is, daarom heb Ik al bepaald dat het licht nu van vele joden wordt weggenomen en aan de heidenen gegeven wordt. Zij zijn lange tijd blind geweest en verlangden vurig naar het licht, en omdat ze naar het licht verlangden, vonden ze het ook; maar de joden pronkten ermee dat zij als enigen het licht hadden; nu zijn ze echter zo blind geworden, dat het moeilijk is om hen weer ziende te maken.
Hoofdstuk 116: De hoofdman en de waard herkennen de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] O, die grote blindheid van de joden, en wel met name van hen die in de tempel en de synagogen zitten en zich op de voorgrond plaatsen! Als Ik hen roep, horen ze niets, en laat Ik hun het grote licht zien, dan kijken ze er niet naar. Daarom wee hun op de dag van het gericht dat over Jeruzalem zal komen! Maar nu niets meer daarover!'
Hoofdstuk 116: De hoofdman en de waard herkennen de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Ik zei: 'Als Ik boos op jou zou kunnen worden, zou Ik niet naar je toe gekomen zijn! Ik heb echter allang geweten wat jou vandaag zou overkomen, en Ik ben met deze vrienden van Mij juist hier naar toe gekomen om je te helpen! En nu Ik dat gedaan heb, ben Ik toch zeker niet boos op je, maarjuist een beste en grootste vriend van je. Maar wat Ik zojuist heb gezegd geldt voor alle joden en alle volkeren op aarde en ook voor degenen die op de sterren wonen.
Hoofdstuk 116: De hoofdman en de waard herkennen de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Maar nu wil Ik je nog iets zeggen en dan zul je des te duidelijker begrijpen, waarom Ik nu als een beste en ware vriend naar jou toe ben gekomen.
Hoofdstuk 116: De hoofdman en de waard herkennen de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Jij, destijds nog een herder op dat uitgestrekte weideland, dat tegenwoordig nog steeds jullie gemeenschappelijk bezit is, was een van de eersten die naar de grot kwamen en de pasgeboren Koning der joden begroetten en Hem eer bewezen.
Hoofdstuk 116: De hoofdman en de waard herkennen de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] En toen je de koren der engelen hoorde, zei je tegen enkele herders die naar de grot gekomen waren: 'Kijk, kijk toch eens! Het gezicht van dit ventje straalt als de morgenzon, en in de grot is het zo licht als overdag! Daar is meer dan alleen een pasgeboren koning der joden! Dat is de beloofde Messias; dat is Degene over wie door alle profeten voorspeld is! Die zal ons het heil brengen en daarom moeten wij Hem aanbidden!'
Hoofdstuk 116: De hoofdman en de waard herkennen de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] (De Heer:) 'Kijk, een jaar geleden was Ik hier en heb toen in de omgeving veel lammen, kreupelen en blinden genezen! Toen Ik vervolgens naar Galilea trok, ging er veel volk met Mij mee tot in Kafarnaüm. Dit volk wilde Mij onderweg tot koning verheffen, omdat het de tekenen zag die Ik gedaan had. Maar toen Ik hun in Kafarnaüm in een synagoge getrouw diepzinnige woorden uit de Geest liet horen, begonnen ze zich allemaal te ergeren, zeiden dat het een harde leer was, en vroegen zich af wie die moest horen en begrijpen, waarop ze Mij verlieten en weer naar huis gingen. Aangezien jij sommigen van hen kent en daar met hen zeker ook veel over gesproken zult hebben, zou Ik nu graag van jou eens horen hoe deze mensen nu over Mij oordelen.'
Hoofdstuk 117: De waard vertelt over het eerste bezoek van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Wij werden via gemakkelijke en brede marmeren trappen naar de tweede verdieping gebracht en daar naar de middelste hoofdzaal, waar een grote, lange tafel voor ons gedekt was. Daar stond een grote hoeveelheid van het fijnste brood en grote bekers van zilver en goud, vol met de beste wijn. Het goed bereide kalf lag al in stukken gesneden op de vele schalen, die ook van het zuiverste zilver gemaakt waren. Verder was er nog een aantal goed bereide bijgerechten, zoals welbereide vissen, en ook kippen, duiven en lammeren en allerlei goede vruchten, zoals allerlei soorten fruit en zoete bessen.
Hoofdstuk 118: De waard vertelt over zijn herberg (14.3.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Maar als jullie in tijden van nood karig zijn tegenover jullie naasten, zal ook God karig zijn met Zijn zegen over jullie velden, wijngaarden en kudden, en jullie zullen je daardoor weinig schatten in de hemel vergaren. Onthouden jullie dat goed en handel daar zonder bedenkingen naar, dan zullen jullie voor tijdelijk en eeuwig zegen in overvloed hebben! ' .
Hoofdstuk 119: Over weldaden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Het is bij ons en in mijn huis van oudsher gebruik geweest om het volgende te zeggen en er ook naar te handelen: 'Doe iedereen goed, als hij het nodig heeft; maar vergeet daarbij je eigen voordeel met!' Maar Ik zie nu in Uw licht, o Heer en Meester, dat deze wijze van denken en handelen absoluut niet overeenkomstig de goddelijke orde is, en daarom zal ik ook op dat gebied in de nabije toekomst een heel andere orde invoeren. Ik zal weliswaar af en toe mijn geld nog aan iemand die het nodig heeft, tegen een matige wettelijke rente lenen; maar als er iemand zal komen die mij ook geen rente kan betalen en als mij bekend kan zijn dat hij werkelijk in nood zit, zal ik hem ook altijd het noodzakelijkste zonder rente lenen en in het uiterste geval ook schenken. Vijanden heb ik weliswaar heel weinig en ik heb hun dan ook weinig te vergeven. Maar als ik er in de toekomst, wat voor ons niet te voorzien is, enkele zal krijgen dan zal ik hen bejegenen zoals U ons allen nu hebt aangeraden!'
Hoofdstuk 119: Over weldaden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  384 - 385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409  ...