Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 397 van 1037

...  385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410  ...
[6] Daarop verlieten wij deze plaats direct, trokken ons terug in het plaatsje en begaven ons naar een andere poort, waarbuiten zich een reeds lang geleden door de Essenen opgerichte vrije herberg bevond. Het was, op de burcht na, wel het grootste gebouw ter plaatse, waar ook vele grote tuinen bij hoorden, die samen met het gebouw als één geheel door een hoge, sterke muur omringd waren, die om de honderd passen van een wachttoren was voorzien. In deze herberg, die vanuit Essea gezien tussen het oosten en het zuiden lag, bevonden zich behalve een groot aantal kreupelen ook nog een heleboel pleegkinderen, die volgens het vroegere, reeds bekende gebruik van de Essenen aan de ouders werden gegeven als hun opnieuw tot leven gewekte kinderen.
Hoofdstuk 218: Hoe de helpers van de Essenen ingezet kunnen worden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Met de pleegkinderen is gemakkelijker een goede regeling te treffen, omdat zij de reden niet kennen waarom zij daar zijn. Maar hun verzorgers en opvoeders kennen die wel; alleen, die horen bij ons en weten wel hoe de zaken er in deze plaats nu voor staan. Van hen hebben wij dus niets te vrezen; want zij zijn door Mij ook over U ingelicht en richten zich, alhoewel zij merendeels heidenen zijn, in alles naar U en Uw leer. Alleen de kreupelen en ziekelijken gaan ons, zoals gezegd, het meest ter harte!'
Hoofdstuk 218: Hoe de helpers van de Essenen ingezet kunnen worden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Ik zei: 'Ja, Mijn lieve kinderen, dat is nu nog wel een beetje moeilijk, omdat jullie nog helemaal niets van Hem weten; maar Ik zal toch proberen om jullie iets over Hem te vertellen, luister dus heel aandachtig naar Mij !
Hoofdstuk 219: Bij de pleegkinderen van de Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[26] Ik zei: 'O ja, Mijn liefste kinderen; maar dan moeten wij naar buiten de grote tuin in gaan!'
Hoofdstuk 219: Bij de pleegkinderen van de Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[31] De kinderen haastten zich daarop direct naar de open plekken, die al vol geplant waren met allerlei vruchtbomen, waarover de kinderen zich erg verheugden en ook direct de vruchten, die op de grond lagen, opraapten en proefden; en omdat de vruchten hun zo voortreffelijk smaakten, begonnen ze er ook flink van te eten.
Hoofdstuk 219: Bij de pleegkinderen van de Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[32] Maar bij deze gelegenheid verlieten wij de tuin en omdat het al tegen de avond begon te lopen, begaven wij ons, onopgemerkt door de kinderen, naar onze herberg.
Hoofdstuk 219: Bij de pleegkinderen van de Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Er werden nu ook enkele Essenen naar de burcht gestuurd vanwege het reeds bekende tot leven wekken van de dode kinderen. T oen ze weldra terugkwamen, was ook het avondmaal al klaar, en wij gingen dan ook onmiddellijk aan tafel zitten en namen het welgemoed tot ons.
Hoofdstuk 220: De Heer neemt afscheid van de Essenen (16.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Na deze woorden van Mij groette Roclus Mij en Mijn leerlingen nogmaals heel hartelijk en ging, met tranen van liefde in zijn ogen, de herberg uit naar de burcht, en wij gingen toen ook slapen.
Hoofdstuk 220: De Heer neemt afscheid van de Essenen (16.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Maar de vriendelijke waard kwam naar Mij toe en vroeg Mij om vóór het vertrek toch een ochtendmaal tot Mij te nemen, omdat de weg lang en troosteloos was en men er een volle dagreis lang geen herberg tegenkwam.
Hoofdstuk 220: De Heer neemt afscheid van de Essenen (16.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[18] Daarop gingen wij snel naar buiten en trokken weg van deze plaats.
Hoofdstuk 220: De Heer neemt afscheid van de Essenen (16.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Onderweg vroegen de leerlingen Mij waarom deze armen eigenlijk.naar Essea reisden, want het was hun niet aan te zien dat ze een of andere ziekte hadden. want zieke mensen waren nooit zo goed ter been.
Hoofdstuk 1: De Heer ontmoet een groep arme bedevaartgangers (ca. 17.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Ik zei: 'Deze mensen trekken niet naar Essea om daar te worde? genezen, maar om als totaal berooiden daar werk en geldelijke ondersteuning te vinden; ze hebben namelijk van reizigers gehoord dat de Essenen de laatste tijd heel liefdadig zijn geworden tegenover echt arme mensen, en dus zijn ze op weg gegaan naar Essea omdat ze thuis geen werk en dus ook geen verdienste voor hun levensonderhoud konden vinden. Dat strekt hun streek niet tot eer en daarom wordt die door Mij ook maar spaarzaam gezegend.
Hoofdstuk 1: De Heer ontmoet een groep arme bedevaartgangers (ca. 17.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Toch waren er onder deze armen ook enkele zieken, toen ze van huis gingen; maar er zijn enkele van de door Mij uitgezonden zeventig leerlingen bij hen in hun armzalige streek gekomen en hebben hen gezond gemaakt, zodoende was er nu ook geen zieke meer onder hen. De leerlingen hebben hun ook aangeraden om vanwege hun armoede naar Essea te gaan, waar ze zeker werk en verzorging voor lichaam en geest zouden vinden. En daarom zijn deze armen dan ook snel op weg gegaan.'
Hoofdstuk 1: De Heer ontmoet een groep arme bedevaartgangers (ca. 17.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Daarop gingen we direct de herberg binnen en de waard kwam buitengewoon hoffelijk naar ons toe en vroeg ons waar hij ons mee van dienst mocht zijn.
Hoofdstuk 2: Het wonder in het huis van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Toen dat allemaal voor ons op tafel stond en de dorstige leerlingen direct naar de karaffen wilden grijpen, zei Ik tegen hen: 'Wacht nog even tot Ik het water zegen, zodat het niemand kwaad doet; want ook het bronwater in deze streek is koortsverwekkend, omdat het onzuivere natuurgeesten bevat!'
Hoofdstuk 2: Het wonder in het huis van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  385 - 386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410  ...