Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 398 van 1166

...  386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411  ...
[2] Ik zei: 'Mijn vriend, mogelijk is alles, maar om heel veel wijze redenen niet doenlijk of toelaatbaar. Er zijn veel zeer behoeftige en onder allerlei kwalen lijdende mensen die jij, volgens jouw hart, dat Mij zeer welgevallig is, zeker graag zou willen helpen; maar kijk, als je hen volgens jouw beste weten en geweten geholpen zou hebben, zouden zij in werkelijkheid helemaal niet geholpen zijn, maar je zou juist het tegendeel voor hen bereikt hebben!
Hoofdstuk 92: Over het goed doen. Leiding van mensen door de goddelijke voorzienigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Zie, niemand kent de nood en de ellende van de mensen beter dan Ik, en niemand is barmhartiger en liefdevoller dan Ik; maar alle mensen zouden enkel met Mijn liefde en ontferming weinig geholpen zijn, als Mijn hoogste wijsheid daarmee niet samenging.
Hoofdstuk 92: Over het goed doen. Leiding van mensen door de goddelijke voorzienigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Toen zei Agricola: 'Heer en Meester! Uw buitengewoon ware, heilige woorden heb ik nu diep in mijn hart gegrift, en zelf zal ik er zoveel mogelijk naar handelen; maar toch vraag ik U of men de doodsstraf wel in alle gevallen moet opheffen.'
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'O vriend, ik weet wel watje Me nu wilt zeggen! Kijk, je hebt van één van Mijn leerlingen gehoord dat ook Ikzelf een jaar geleden in de omgeving van Caesarea Philippi aan het meer van Galilea een soort standrecht heb toegepast op een aantal oerslechte gerechtsdienaren die naar Mij speurden, en daarom heb je Mij die vraag gesteld!
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Ja, Ik zeg je: Als je net zoals Ik aan een misdadiger kunt zien dat hij als mens in het lichaam reeds een volmaakte duivel is, zoals Mozes dat ook door Mijn geest kon zien, spreek dan maar meteen de doodsstraf over hem uit; maar als je dat niet zoals Ik en Mozes kunt zien, dan moet je niet te snel zijn met de doodsstraf!
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Zodra jij dat ook kunt, kun je wie je wilt en kunt, op het juiste moment doden; maar omdat jij dat niet kunt, moet je ook niet doden, behalve in uiterste noodzaak, bijvoorbeeld in een verdedigingsoorlog of in een door God bevolen strafoorlog tegen onverbeterlijke, slechte volkeren, of ook in geval van noodweer tegen een boosaardige moordenaar of struikrover. In alle andere gevallen mag je niet doden of laten doden zolang je in jezelf niet Mijn volle licht hebt! -Heb je dat goed begrepen?'
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Als je er echter iets aan kunt en wilt doen, draag er dan toe bij dat dergelijke dingen, die voor jullie stad en jullie grote rijk erg kwalijk zijn, verhinderd worden, en dat in ieder geval jullie, die nu ziende zijn geworden, daaraan niet deelnemen, en nog minder deze jeugd, die je mee naar Rome zult nemen, dan zul je je altijd en overal in Mijn zegen kunnen verheugen.
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Als een arm kind je om iets vraagt, wijs het dan niet af, maar zegen het en verkwik zijn hart, dan zul ook jij eens in de hemel door Mijn engelen verkwikt worden! Want dan zegje met Mij: Laat de kleinen allen tot mij komen en verhinder ze dat niet; want van hen is immers het hemelrijk! Waarlijk, dat zeg Ik jullie allen: Als jullie in je hart niet worden als kinderen, dan zullen jullie niet in Mijn rijk komen! Want Ik zeg jullie, dat het hemelrijk vóór alles juist van hen is.
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Ik weet echter dat bij jullie het slechte gebruik bestaat om zeer arme kinderen in het geheim vaak vreselijk te martelen, zodat tengevolge van dat martelen een kwaadaardig, giftig speeksel uit hun mond begint te stromen, waaruit die verdorven priesters en magiërs van jullie een gevaarlijk gif bereiden. En vriend, dat gebeurt in Rome nog heden ten dage! Waar zulke gruwelen nog geheel koelbloedig begaan kunnen worden, daar is de volledige hel nog erg actief, en van Mijn genade is daar weinig te bespeuren. Wijze en rechtvaardige rechters zouden daarom reeds lang tegen zo'n ten hemel schreiend kwaad met grote vastberadenheid hebben moeten optreden; maar in dit opzicht is er nog maar weinig of niets gebeurd.
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] Ik zeg jullie: Ik zal degene die zo'n misdaad aan dieren zou begaan, met toornige ogen aanzien; want ook dieren zijn Mijn schepselen en hebben leven en gevoel, en een verstandig mens moet zijn kwade wil niet op hen botvieren. Maar hoe eindeloos veel hoger staat zelfs het armste kind dan alle dieren der aarde! Wie zich dus zo aan een kind vergrijpt, is een duivel en is vervloekt!
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[25] Deze belofte gaven ook de andere Romeinen, en Ik zei: 'Dat is goed, en waar jullie werkelijk in Mijn naam bijeen zullen komen, zal Ik in de geest bij jullie zijn en jullie al het goede en ware helpen uitvoeren! Maar wat Ik jullie zeg, is en blijft eeuwig waar; want waarlijk, waarlijk, Ik zeg jullie: Hemel en aarde zullen vergaan, maar Mijn woorden en hun vervulling nooit in der eeuwigheid! Handel daarom allen altijd in Mijn naam, dan zal Ik jullie altijd helpen en jullie het eeuwige leven geven!'
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Lazarus zei: 'Ja, m'n waarde kunstenaars, dat hangt in het bijzijn van mijn gasten nu niet van mijzelf af, maar veeleer van deze buitengewoon hooggeëerde gasten! Ik zal eerst met hen spreken en jullie dan hun wil mededelen.'
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Ik zei: 'Laat hen maar een paar staaltjes van hun kunst vertonen, zodat de Romeinen, die nog steeds iets buitengewoons in dergelijke toverijen zien, heel duidelijk het verschil leren kennen tussen Mijn daden en tekenen, en de wonderen van deze tovenaars! Want dat zal een grote invloed op hen hebben en hun geloof in Mij versterken. Zij zullen morgen dan ook gemakkelijker inzien en begrijpen waartoe de ware mens door de kracht van zijn wil allemaal in staat is en dat die toverijen totaal niets zijn vergeleken bij de werken van de wil van een waar mens. Ga maar en laat ze maar een demonstratie geven van hun kunnen!'
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] Toen liet hij, zich speciaal tot de Romeinen wendend, de volkomen verse bos bloemen zien en zei: 'Kijk, door de macht van mijn staf moet zich tenslotte alles wat oud en verwelkt is, verjongen en een fris, nieuw leven in gaan ademen! Als de hooggeëerde gasten dat zouden wensen, zou ik nog wel een klein voorbeeld van de macht van mijn staf kunnen laten zien, maar nog maar één, omdat ik de grote wonderwerken alleen maar voor duizenden mensen tot stand kan brengen!'
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[22] De hoofdmagiër zei: 'Het verheugt mij erg om hier op deze mooie berg zoveel begunstigers van de hogere, tot nu toe nog volkomen onbekende, magie te hebben gevonden, en ik hoop dat de geëerde gasten ook mijn grote voorstellingen bij zullen willen wonen. Ik zal dus meteen het derde voorbeeld laten zien.'
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  386 - 387 - 388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411  ...