Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 400 van 1166

...  388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413  ...
[4] Dat is natuurlijk alleen maar mijn mening, en ik heb helemaal niet de bedoeling deze als de enig juiste te doen gelden; maar als ik het met mijn menselijke verstand bekijk, komt het mij voor, dat wanneer een goddelijke openbaring aan het volk gegeven wordt door mensen die bij het volk al sinds onheuglijke tijden hoog in aanzien staan, het duidelijk meer uitwerking zou hebben dan wanneer deze voornamelijk gegeven wordt aan mensen die tot de onderste laag van het volk behoren en ook de middelen niet hebben een openbaring, ook al is die nog zo waar en juist, aan de andere mensen over te brengen, en wel het allerminst als voorschrift voor de priesters en koningen. Als een openbaring de weg van bovenaf naar het volk zou volgen, dan zou daarmee toch beslist veel en eigenlijk haast alles gewonnen zijn. Wat zeg jij, jonge, goddelijk wijze en machtige vriend daarvan?'
Hoofdstuk 105: De magiër vraagt naar de weg van de openbaring - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Eertijds dachten wij het volk een weldaad te bewijzen, toen wij het zo grof en zo hard mogelijk bedrogen en belogen hebben. Maar nu ligt de zaak heel anders. Wij kennen en hebben nu het echte en volledig ware levenslicht en moeten thuis voor het volk toch nog de oude leugenaars en bedriegers blijven, -zouden wij dan in 't geheim alleen voor onszelf op de lichte levensweg verder kunnen gaan? Nee, nee, vriend, dat zal beslist niet meer gaan! Eerder gaan we met onze schatten, vrouwen, kinderen en bedienden tot aan het westelijke eind van de wereld, om daar ongestoord volgens de erkende waarheid te leven! -Machtige en wijze vriend, wat vind jij ervan? Geef ons toch goede raad, goddelijk machtige, wijze jongeman!'
Hoofdstuk 106: De leiding van het Indische volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Rafaël heeft de drie magiërs helemaal volgens Mijn wil bewerkt en hij heeft ze op die wijze ook gauw gewonnen, en dat was goed; maar vóór morgen mogen jullie Mij niet helemaal aan hen bekend maken. -Daar komen Lazarus en Rafaël al terug; ze zullen ons dadelijk voor de avondmaaltijd uitnodigen. Maar daarna zullen we weer hierheen gaan om de schepping te beschouwen.'
Hoofdstuk 107: De openbaring in Indië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Lazarus zei: 'O ja, die hebben we genoeg en ikzelf verzorg er velen! Kijk, aan die lange tafel daar, langs de brede wand van deze zaal, zitten er al minstens zeventig, en op mijn vele andere bezittingen vinden velen een onderdak, passend werk en verzorging! En als er nog meer armen bij mij komen, vinden zij in al mijn huizen een open deur. Wees daarom maar niet bezorgd. over de kleine eer die ik jullie als vreemdelingen bewijs, door Jullie op Jullie eigen wijze te bedlenen! Eet en drink nu naar hartelust!'
Hoofdstuk 107: De openbaring in Indië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] De magiër had echter toch opgemerkt dat Ik dat tegen Petrus zei en hij richtte zich meteen tot Rafaël en zei: 'Lieftallige wondervriend! Ik heb nu een man van eerbiedwaardige gestalte ontdekt, die heel bijzondere en veelzeggende woorden tegen een oude man heeft gesproken. Dat moet een heel wijs man zijn! Zou je me niet willen zeggen wie hij is? Want ik moet je eerlijk bekennen dat een soort heimelijk en onverklaarbaar iets mij en ook mijn beide metgezellen heel erg naar hem toe begint te trekken. Die man zou ik wel voor elke prijs ter wereld nader willen leren kennen! Als jij dat voor mij zou kunnen doen, zou ik je graag een groot offer brengen!'
Hoofdstuk 109: Alles op zijn tijd. De Heer en de lichamelijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Rafaël zei: 'Mijn vriend, heb geduld; want alles kan niet zo plotseling gaan als met je grote diamant, die ik uit het binnenland van Indië hierheen heb gehaald! Want waar de vrije wil van een mens in het geding is, mag geen enkele almachtige dwang hem de voet dwars zetten. Wacht dus maar af! We zullen nu meteen weer naar buiten gaan, dan zul je nog gelegenheid genoeg krijgen om de man die jou zo opvalt, beter te leren kennen. Maar nu moet je alles geduldig afwachten!'
Hoofdstuk 109: Alles op zijn tijd. De Heer en de lichamelijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] De hoofdmagiër zei: 'Ja, begrepen heb ik het wel, evenals mijn beide metgezellen; maar er blijven daarnaast nog zoveel vragen over als je je een volledige voorstelling wilt maken van de hoogste wijsheid van de enige, ware God. Want er zijn in de grote natuur naast de vele buitengewoon wijs geregelde dingen ook andere zaken, die op zichzelf wel wonderbaarlijk wijs zijn ingericht, maar die ten opzichte van de andere dingen helemaal niet zo voor de hand liggend wijs en doelmatig zijn.
Hoofdstuk 111: De twijfels van de Indische magiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Zou je bijvoorbeeld ooit liefde voor een bepaalde vrouw kunnen opvatten als zij aan alle andere vrouwen zo volkomen gelijk zou zijn als de ene huisvlieg aan de andere? Je zou je vrouw helemaal niet kunnen herkennen, net zomin als je een huisvlieg kunt herkennen en zou kunnen zeggen: 'Kijk, dat is mijn lieveling!' Want zodra je lievelingsvlieg tussen de andere verdwenen was, zou je hem beslist nooit meer als de jouwe kunnen herkennen, en precies zo zou het je met je vrouw vergaan en je vrouw ook met jou.
Hoofdstuk 113: De noodzaak van de verscheidenheid van al het geschapene - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Want één ogenblik te vroeg kan heel veel bederven, wat daarna pas na een langdurige beproeving van de vrije wil weer goedgemaakt kan worden. Het is al genoeg dat de zwakheid van de geschapen mensen vaak zondigt; wat zou er gebeuren als ook de eeuwige Meester van de scheppende, onveranderlijke orde, tegen Zichzelf in zou gaan door buiten Zijn orde te treden? Geloof Mij, dat Ik hier beslist meer voel en waarneem dan jij en allen die hier zijn; maar Ik ken ook Mijn eeuwige orde, waartegen in een bepaald opzicht ieder mens en iedere engel kan zondigen, maar Ik nooit in der eeuwigheid, omdat het verlaten van Mijn eeuwige orde meteen het einde van alle schepselen tot gevolg zou hebben. Want als de basis van een tempel of huis zou wegvallen omdat hij vermolmd en verrot is, wat zou dan het gevolg zijn voor de tempel en het hele huis?!
Hoofdstuk 109: Alles op zijn tijd. De Heer en de lichamelijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Toen Ik dat tegen Lazarus gezegd had, nam de wind nog in kracht toe, en de Indiërs richtten zich tot Rafaël en zeiden: 'Luister eens, lieftallige en zeer machtige, wijze jongeman. Dat een mens volgens de leer die jij aan ons bekend gemaakt hebt - namelijk door het één worden met de zuivere levensgeest uit God - werkelijk wonderbaarlijk grote dingen kan doen door de kracht en de macht van zijn wil, als hij die met de goddelijke wil verenigt, vonden wij allen heel goed te begrijpen en overtuigend; maar zo nu en dan duiken er toch weer verschijnselen op in de grote natuur van de wereld, waartegen zelfs de volmaaktste mens met alle kracht van zijn wil tevergeefs de strijd aanbindt! Daar is deze vervelende wind meteen een voorbeeld van! Het komt ons voor dat de elementen merendeels stom zijn en zich niet in het minst iets aantrekken van wat wij nog zo krachtig willen.'
Hoofdstuk 110: De hevige noordenwind, de bedoeling daarvan. De Dode Zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Als iemand je echter met een zekere welbespraaktheid een andere leer wil opdringen, leg hem dan alles zo uit, als ik het je heb uitgelegd. Neemt hij aan watje zegt, beschouw hem dan als een mens die de waarheid zoekt, en behandel hem als een broeder; neemt hij de overduidelijke waarheid echter niet aan, beschouw hem dan als een onverlicht mens, die een heiden en een ketter is omdat hij de lichtende waarheid niet wil aannemen, en mijd hem en zijn gezelschap!
Hoofdstuk 114: De aarde als organisme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Toen zei de magiër: 'Het begint me te dagen zoals vroeg in de ochtend voor zonsopgang; maar dat zijn zaken die eerst goed wortel moeten schieten, voor ze mij volledig eigen zijn. Maar dat het zo is zoals je me nu hebt laten zien, daaraan twijfel ik geen ogenblik meer. Alleen een klein vraagje zou ik nog willen stellen. Als je grote geduld met mij nog niet helemaal op is, zou ik je willen vragen ook nog deze kleine vraag te willen beantwoorden, om mijn inzicht te vergroten.'
Hoofdstuk 115: Het nut van de giftige bomen in Indië. De ontwikkeling van de aarde. Het zich verplaatsen van de zeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Nu antwoordde Ik: 'O ja, kom maar dichterbij! Ook al is deze nacht wat donker, wij zullen elkaar hopelijk ook in de nacht wat beter leren kennen! Wat heb je dan eigenlijk aan Mij te vragen? Wat wil je nog meer dan datgene wat Mijn jong uitziende dienaar je heeft gezegd en laten zien? Spreek, - maar gebruik niet veel woorden!'
Hoofdstuk 116: De vraag naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] De magiër zei: 'U bent wis en zeker een groot en wijs man. U viel mij in de zaal op en mijn hart werd door uw aanblik zo ontroerd en tot u aangetrokken, dat ik mijzelf erg in toom moest houden om niet heel ongemanierd op u toe te snellen en u met alle geweld aan mijn hart te drukken. Dat was een gevoel dat ik nog nooit eerder heb gehad en daarom wilde ik u vragen, waarom ik en ook mijn beide metgezellen zo sterk door u werden aangetrokken, terwijl wij uw lieftallige dienaar toch heel gelijkmoedig konden bewonderen. O beste man, los dit raadsel toch voor ons op!'
Hoofdstuk 116: De vraag naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Daar waren de twee anderen het mee eens, en de magiër kwam weer naar Mij toe en zei: 'O beste, wijze man, omdat ik uit uw woorden begrepen heb dat u zeer wijs bent, kon ik de innerlijke drang van mijn hart niet langer weerstaan, u met nog een vraag lastig te vallen; want u zei immers dat de liefde weer liefde opwekt en ik maak daaruit op dat u ons liefheeft' en uw liefde voor ons heeft dan ook zeker onze innige liefde voor u opgewekt, omdat wij u anders niet zo konden liefhebben als wij u liefhebben! Als u ons echter liefheeft zoals ook wij u liefhebben, zult u niet boos op ons worden, als ik u nog met een kleine vraag lastig val?!'
Hoofdstuk 116: De vraag naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  388 - 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413  ...