Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1563 resultaten - Pagina 5 van 105

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[3] Natuurlijk vraagt u zich nu heel in 't geheim in uw hart nog van alles af en zegt: ' Ja, ja, dat is nu allemaal heel goed, wijs en heerlijk, en niemand kan ook maar de geringste twijfel hebben over de waarheid van dit alles; maar hoe is dan deze aarde ontstaan, die toch onmogelijk al de eeuwen door zo kan hebben bestaan zoals ze nu is? Waar komen dan al die soorten grassen, kruiden, struiken en bomen vandaan? Hoe en wanneer ontstonden alle dieren?
Hoofdstuk 162: De vijfde en zesde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Waar komen de wetten vandaan? Soms van een andere plaats dan waar de wil van degene vandaan komt, die de macht en de kracht heeft om wetten te geven en ze te handhaven?! En heeft iedere mens niet de volledige zeggenschap over zich zelf en kan hij niet doen wat hij wil? Als hij de opgelegde wetten wil respecteren, dan zal hij er zeker geen moeite mee hebben om zich daaraan te houden; wil hij dat echter niet, dan is zijn wil een tegenstrijdige wet en dan moet hij zich uiteindelijk de sanctie van de opgelegde wet laten welgevallen.'
Hoofdstuk 164: De luchtreis van Judas Iskariot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Kisjonah zegt: 'Heer, iedere wens van U is een heilig gebod voor mij! Maar dan kom ik meteen al met een vraag; en die betreft die drie mannen, die hier een paar dagen geleden zo bultengewoon stralend uit het oosten naar ons toegekomen zijn, en die meer in de lucht zweefden dan dat ze met hun voeten de bergweiden beroerden. Deze drie mannen zijn nu voortdurend in ons gezelschap, praten met ons, eten en drinken met ons, zijn erg voorkomend en gedienstig en zien er nu, behalve dat hun gestalte veel edeler is dan de onze, net eender uit als wij.
Hoofdstuk 165: Waarom moeten de mensen geboren worden. (16.3.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Ik wilde daarom aan U vragen mij uit te leggen hoe zoiets mogelijk is. Eerst waren zij zuivere geesten, en nu zijn zij net zulke mensen als wij; waar komt hun lichaam vandaan? En als zij dat lichaam, dat er veel volmaakter uitziet dan het onze, van het ene op het andere moment gekregen hebben, zou dat dan niet bij alle mensen zo gedaan kunnen worden, in plaats van moeizaam geboren te moeten worden?'
Hoofdstuk 165: Waarom moeten de mensen geboren worden. (16.3.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] In een Grieks dorp was ik net klaar met mijn toespraak, maar men wilde niet zo bijzonder graag naar me luisteren, hoewel ik verscheidene van hun zieken heb genezen; dat ergerde mij en ik verliet toen dat domme nest. Toen ik echter moederziel alleen het dorp zo'n duizend pas achter mij gelaten had -want broeder Thomas wilde niet met mij mee naar Griekenland -, stak er een wervelwind op, en voor ik het wist hing ik al hoog in de lucht. Toen joeg een ongelofelijk sterke windvlaag mij in deze richting met die snelheid, die ik al beschreef -zodat ik tijdens de vlucht ook maar niet het geringste kon zien van wat zich op de aardbodem bevond, zelfs de zee zag er uit als een bliksemflits. Als er zich onderweg een rots of iets dergelijks in mijn vliegroute bevonden had, dan zou ik zeker in vele honderdduizenden druppels uiteengespat zijn, zonder dat ik vooraf daarover na had kunnen denken! Het was echter nog verbazingwekkender, o Heer, toen ik na die enerverende luchtreis hier heel zachtjes voor U neergezet werd!
Hoofdstuk 164: De luchtreis van Judas Iskariot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Maar ik met mijn onopvallende scherpzinnigheid zag toch dingen gebeuren waardoor mij de schellen van de ogen vielen, en waardoor ik nu heel goed en precies weet waar ik aan toe ben. Hebben jullie die mannen niet gezien, die als engelen op de bergtop naar ons toekwamen?' - Iedereen knikt instemmend. -Weten jullie ook, wie het zijn en waar ze vandaan zijn gekomen?' -Men schudt ontkennend het hoofd. -'Ik zal dat jullie eens uit de doeken doen! Kijk en luister:
Hoofdstuk 171: De verzinsels van Rhiba. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] En dat leert hij en hij wil de blinde mensen tonen, hoe de lucht zonder meer brood en wijn, dus echt voedsel, uit de hemelen kan bieden en kan geven, zoals wij dat een paar dagen geleden op de top allen hebben gezien en waarvan wij hebben gegeten en gedronken!
Hoofdstuk 172: De vervloeking van de Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Als Hij kroon en scepter zou willen, mijn hemel, Hij heeft er meer dan voldoende macht voor! Want net zoals Hij Zijn apostelen in een oogwenk uit alle windstreken door Zijn onzichtbare dienaren door de lucht kan laten vergaren, wat we met eigen ogen hebben gezien, net zo zou Hij alle heersers van deze aarde kunnen verzamelen en hen heel eenvoudig ter verklaring kunnen zeggen: 'Ik ben de Heer, en jullie allen zijn voor eeuwig afgezet! Als jullie Mijn knechten wilt zijn dan mag je bij Mij blijven; maar wil je dat niet, verdwijn dan en verga!'
Hoofdstuk 172: De vervloeking van de Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Maar Hij, die in de ware zin van het woord almachtig is, heeft ons allemaal zelfs bedreigd, als we beneden ook maar een woord zouden vertellen van wat hier is gebeurd! Hij zoekt dus geen wereldse roem en werelds aanzien, maar alleen maar de geestelijke groei en vervolmaking van de mensen. Zó wil Hij alleen maar een geestelijke staat bij de mensen vestigen en hen, die niet meer weten waar ze vandaan gekomen zijn weer in het verloren paradijs terugbrengen! En daarom zouden we hem' indien mogelijk, uit deze slechte wereld moeten verwijderen? Nooit of te nimmer! Vervloekt is degene, die zulke gedachten in zijn hart koestert!
Hoofdstuk 172: De vervloeking van de Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Dan zeggen zelfs de twaalf apostelen tegen Mij: 'Heer, waar haalt hij die taal en die zuivere wijsheid vandaan?'
Hoofdstuk 193: Op zee. De verwondering. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Als dit je al zo bijzonder verbaast, wat zul je dan wel zeggen, als Ik je in alle waarheid zeg, dat op de gehele aarde slechts één engel aangewezen is om te zorgen voor de groei van alle grassen, alle struiken en bomen, ieder naar zijn aard, en de voortbrenging van de grootste verscheidenheid aan vruchten, en voor alle dieren in het water, de lucht en op de aarde?! Dat zal dan voor jou ook wel niet te begrijpen zijn, maar toch is het zo en gebeurt het zo! Wees dus maar niet zo verbaasd, maar ga en laat de dienaren ons de spijzen brengen!'
Hoofdstuk 196: Engelenwerk. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Zeer voldaan over Mijn antwoord zeggen de beiden Mij dank en geven Mij eer, en Jonaël zegt in een diep bewogen gemoedstoestand: 'O aarde! Verouderde akker van onkruid, dorens en distels! Donker levensgraf, oude moeder van zonde en dood! Ben je wel waard dat de Heer, je God en Schepper, je met Zijn heilige voeten betreedt, je verpeste lucht inademt en je slechte vruchten eet?!
Hoofdstuk 203: Lofrede van Jonaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Zo lijken wij op een kuil die in de grond gegraven wordt; hoe meer grond er uit gaat, des te groter wordt de inwendige ruimte voor de opname van het licht en de hemelse lucht. Heer, volgens mij heb ik geen ongelijk; wat zegt Uw oneindig hogere wijsheid daarover?'
Hoofdstuk 205: De liefde neemt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zeg je, snoevende Griek met de naam Philopold, de vlieg, die zich niet zelden brutaal veroorlooft over je neus een kleine bedrijfsrondgang te maken, staat op de punt van jouw neus steviger dan jij op jouw aardbodem! Want als jouw neus schipbreuk leed, dan zou de vlieg toch nog een tweede laag hebben waar ze zich heel goed in leven kan houden, en dat is de lucht; maal waar is jouw tweede laag als de bodem onder je voeten je niet meer houdt?!'
Hoofdstuk 212: De stoïcijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Maar de bedienden hadden gezegd: 'In de eerste plaats zijn wij Grieken en hebben de godsdienst van de keizer en daarom kunnen wij over jullie domme gedoe, dat je leer van God noemt, danig lachen, en je kunt ons niets maken als we dat niet in je tempels en scholen doen. En in de tweede plaats zijn we hier met velen, die dienen in het huis van de grote en machtige Kisjonah; en als je dus niet snel maakt dat je hier vandaan komt, dan gaan we jullie met knuppels de weg wijzen!' Toen beten ze van kwaadheid hun lippen stuk en verdwenen langs de zee over de omhooglopende weg, die van hier naar Jeruzalem voert.
Hoofdstuk 218: Genezingen in Kis en bij Kisjonah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...