Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1796 resultaten - Pagina 41 van 120

...  29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54  ...
[19] Nadat dit voorbij was en Ik Efraïm had gesterkt, legde Ik de leerlingen uit dat nu de laatste was gewonnen van degenen die als getuigen van Mijn aardse levensweg, vanuit het heelal naar de aarde waren afgedaald om als steun voor Mijn rijk te dienen, en dat daarmee nu het getal van diegenen vol was, die geroepen waren om leraren te worden voor Mijn school van de geest, waarvoor de Mensenzoon was verschenen om die op te richten en door Zijn voorbeeld te bezegelen.
Hoofdstuk 57: De Heer en Efraïm - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[9] Nu is het heel natuurlijk dat een eenvoudig mens, wiens ziel nog niet zo ontwikkeld is, zijn gedachten in eerste instantie alleen op het uiterlijke richt dat hem omringt, en ook alleen maar oordeelt naar hetgeen hij ziet en hoort. Het puur uiterlijke van de verschijnselen zal hem in eerste instantie aantrekken; hij zal dat beoordelen, zijn conclusies trekken en vanuit zijn opgedane ervaringen zich de uiterlijke omgeving ten nutte weten te maken. Pas wanneer hij zover is gekomen dat hij het uiterlijke van de natuurlijke gebeurtenissen kan beheersen, zal zijn verstand hem aansporen naar het 'waarom' te vragen en daarnaar op zoek te gaan. De loop van de ontwikkeling in de materiële wereld is echter steeds zo, dat eerst het uiterlijke omhulsel bestudeerd wordt en de geestelijke kern er daarna vaak met veel moeite uit wordt gepeld.
Hoofdstuk 59: Over het toelaten van oorlog - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[12] Die opvoeding moet Ik echter laten gebeuren, omdat het herkennen van de innerlijke kern alleen mogelijk is door het doordringen van de harde uiterlijke schillen, en de menselijke geest niet op een andere manier te wekken is dan door ervaring.
Hoofdstuk 59: Over het toelaten van oorlog - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[20] Hiermee hebben jullie nogmaals een verklaring voor hetgeen jullie in soortgelijke vorm al vaker is gezegd. Bekijk de uiterlijke dingen dus alleen vanuit hun innerlijke samenhang, zodat jullie niet meer op allerlei twijfels en tegenstrijdigheden stuiten!'
Hoofdstuk 59: Over het toelaten van oorlog - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[5] Wat heeft alle kracht Gods, waarmee Hij stormen, zieken en ieder onheil kan gebieden, voor Hem voor nut, als Hij in Zichzelf zo zwak is om die kracht niet te gebruiken wanneer dat nodig is?! Moeten de gezonden, die zwaar genoeg lijden onder de druk van de Romeinen en de woeker van de tempel, in Hem geen Heiland vinden? Wat is de ellende van een paar zieken vergeleken bij de ellende van het grote geheel? Juda,ja, de hele wereld zucht onder de druk van dat heerszuchtige volk. Hebzuchtige koningen en een almachtige keizer die in weelde baadt, bezetten de troon, die een wijze, rechtvaardige en vanuit God uiterst krachtige vorst zou moeten innemen. De wereld zou tot een paradijs worden, leed en verdriet zouden veranderen in vreugde, en armoede in rijkdom, als Hij de troon zou beheersen die nu de keizer van Rome inneemt!
Hoofdstuk 69: Het gesprek tussen judas en Thomas. Het afscheid van Bethanië Verblijf aan de Jordaan - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[20] Judas ging nu onmiddellijk vanuit de tempel door de stad en luisterde overal, om te weten te komen of het volk van Jeruzalem en ook het grote aantal vreemdelingen tegen Mij was. Hij trof overal grote verbazing aan vanwege Mijn ogenschijnlijke zwakheid; maar nergens vond hij mensen onder het volk die niet overtuigd waren van Mijn kracht, die zich dikwijls en ook op het laatst nog duidelijk had bewezen. Hij zag duidelijk dat het Mij ook later nog zou lukken om het hele volk met Mij mee te trekken, zodra er maar een heroïsche daad van Mij uitging -dat het volk wel wantrouwig, maar niet geheel en al van Mij afvallig was geworden.
Hoofdstuk 70: Judas voor de Hoge Raad - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[9] God was, voordat de inkleding in het vlees als Jezus plaatsvond, onpersoonlijk. * (* Voor Zijn menswording in Jezus woonde God in een ontoegankelijk licht en was voor geen enkel geschapen wezen zichtbaar. Zelfs de meest reine engelgeesten konden de Godheid nooit anders zien dan als een zon (Die geistige Sonne, dee12/13:7). In Zichzelf en op Zichzelf is God echter van eeuwigheid af aan een mens (Het grote Johannes evangelie, deel 6/88:3) naar wiens evenbeeld de mens door Hem geschapen werd. (Genesis 1 :27. De Huishouding van God, deel 2/139:20 en 138:26. Aarde en maan 54:9. Het grote Johannes evangelie, deel 1/1:13-16; 2/144:4; 4/88:7; 5/70:3; 6/135:1 en 230:6; 7/121:3 en 219:11; 8/24:6; 9/58:7)) Daarom kon ook niemand Hem aanschouwen, maar alleen Zijn Wezen voelen, dat zich natuurlijk alleen maar als Licht merkbaar kon maken, omdat God in Zichzelf puur licht is, dat zijn stralen uitzendt. Maar waar licht is, is het overal; het doorstroomt alles en wekt alles tot leven. De onpersoonlijkheid van God veronderstelt echter niet één punt van uitstraling, zoals vanuit een zon, maar een zee van licht, waarin geen concentratie is. Diegenen die geestelijk tot het goddelijke Wezen doordrongen, konden het goddelijke Wezen dus ook niet anders gewaarworden dan als een leven in het licht, het zweven en rusten in het licht, het wensloze één worden met het licht. Toen nu de mens Jezus de personificatie van God werd, was het ervaren van de Godheid voor degene die Haar naderde, heel anders -eenvoudig het naderen van de ene mens tot de andere. Derhalve hebben de oude zieners gelijk; maar de nieuwere, die na Mij leefden, hebben eveneens gelijk.
Hoofdstuk 75: Over de dood van de Heer - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[17] Dan moet er vanuit het menselijke leven geoordeeld worden. Zondigen tegenover God kan niemand, als hij Hem niet heeft leren kennen. Evenmin als iemand zich zal ergeren aan een blinde die beweert dat er geen licht is, alleen omdat hij het niet ziet, zal God druk uitoefenen op degene die Hem uit onverstand niet kent. Maar een blinde kan wel zijn buurman of iemand anders -die hij weliswaar ook niet ziet, maar wel hoort en voelt, en wiens direct voelbare weldaden hij kan ontvangen - beledigen, wanneer hij zich op de een of andere manier tegen hem verzet. Hij kan tegen diens liefde zondigen; want ondanks zijn blindheid kan hij zich niet afsluiten voor het feit dat diegene bestaat.
Hoofdstuk 75: Over de dood van de Heer - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[9] Ten tweede echter zullen degenen die vanuit het juiste gevoel dit geschrift lezen, toch wel tot een voldoende diepte van de betere wereldbeschouwing komen zonder de bijdrage van de geleerden, die langs de weg van hun ijdele toetsingen van het verstand zeker nooit tot die juiste diepte van de alomvattende wereld - en wereldenbeschouwing zullen geraken, zoals die alleen maar voor de oprechte lezer in het voor ons liggende werk te zien is. Om maar niet te denken aan andere en latere werken, waarin om zo te zeggen de zon met al haar planeten -, zonnen - en centraalzonnensystemen uit materieel, maar hoofdzakelijk uit geestelijk oogpunt, voldoende begrijpelijk en uitvoerig uiteengezet en onthuld zullen worden.
Hoofdstuk 0: Voorwoord door de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Wat verstaan zulke lezers dan onder eenvoud? Ik ben de mening toegedaan, dat een geschrift dat zo geschreven is, dat zelfs kinderen, als ze slechts enige vaardigheid in het lezen hebben en in staat zijn aan iets meer dan aan het abc en de tafel van één te denken het heel goed zouden kunnen begrijpen, toch met recht geen gebrek moet hebben aan een zekere eenvoud, ondanks de voor het beperkte menselijke inzicht heel noodzakelijke mysterieuze volheid en diepte waarmee het is geschreven. De eenvoud van een geschrift wordt echter nooit bepaald door beeldspraak en taal, maar enkel en alleen door het gemakkelijke begrip van een toch zo eenvoudig hart en door het moeiteloos de weg vinden in zo'n geschrift; maar al het overige - zoals: een oude onbeholpen taal en vele duizenden jaren oude gelijkenissen - is net zo min eenvoudig als het wereldse verstand van de wereldse wijzen. Maar wat over de vereiste rust, het beleid en de vereiste diepgang van de gehele wereldbeschouwing opgemerkt is, is allemaal in het voor ons liggende werk des te meer voorhanden naarmate het kritische wereldse verstand dat meent te missen; want dat wat rust geeft aan het hart, moet toch zelf rust in overvloed hebben. Aan het verstand kan het weliswaar geen rust geven, omdat dat niet in staat is om rust op te nemen en vandaar in een geschrift evenmin enige rust kan vinden als een rivier, zolang die nog niet de diepste diepte van de zee bereikt heeft. Als het verstand van de wereldse wijzen zich echter verdeemoedigt en van zijn vermeende hoogte tot in het zo eenvoudige levenskamertje in zijn hart zou kunnen afdalen, zou hij vanuit deze rust ook in het voor ons liggende boek de gemiste rust en een grote omzichtigheid, juist in deze rust, vinden. Maar zolang het verstand als een weerhaan op de torenspits van wereldse wijsheid voortdurend door allerlei winden van twijfel naar alle richtingen heen en weer gedraaid wordt, kan het waarschijnlijk nergens de rust vinden die het vanuit zichzelf niet heeft en ook niet de aangeleerde omzichtigheid die het op zijn winderige hoogte geniet.
Hoofdstuk 0: Voorwoord door de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Zeg heel letterlijk en zonder schroom aan de ambtenaren en heren van de wereld, dat hun ambten niet hoger staan dan de ambten in Mijn rijk. Maar ieder ambt dat in strijd is met Mijn ambt zal Ik binnenkort vernietigen; wee degenen die het uitoefenen! Want Ik ben de Allerhoogste; Mijn wet is eeuwig, zoals Ik eeuwig ben en dat eeuwig zal blijven, zoals Ik eeuwig blijf. De motten die aan Mijn wet willen knagen en weer wetten uit hun uitwerpselen maken om Mijn gebod uit te roeien, over hen zal dat gebod met groot gewicht en zwaarte heen walsen en hen vernietigen, als hadden zij nooit bestaan. Ieder die tegen Mijn geboden zondigt, kan worden vergeven als hij zich verbetert, zijn fout inziet en berouwt en zich dan tot Mij wendt en in Mij blijft en Ik in hem; wie echter Mijn wet wil ondergraven, zal erdoor terneergedrukt worden en hij zal in eeuwigheid niet meer verder bestaan. Alle wereldse wetten ondergraven Mijn gebod als zij niet vanuit Mijn liefde zijn gegeven door mannen die door Mijn geest zijn onderwezen. Wee de tirannen, wee de despoten die heersen omwille van de troon, de macht en het aanzien; want er mankeert nog slechts één ding aan hun tijdspanne en dan zullen zij de macht der zwakken ondervinden! De grond is van Mij en het veld is van Mij; dit zegt de waarachtige, de eeuwige God van liefde en wijsheid en deelt dit mee aan iemand die dwaas is in de ogen der wijzen van deze wereld. Amen. Ik Jehova, Amen.
Hoofdstuk 2: De geboden van de Heer aan de mensen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] Je moet en kunt het Mij nu wel vrijuit zeggen of Ik je ooit op een bepaalde tijd tot iets verplicht heb en of het niet altijd aan je vrije wil overgelaten was om naar Mij toe te komen om het een en ander te vragen dat je had willen weten en of Ik je ooit het antwoord op een vraag schuldig ben gebleven! En al had je Mij vanuit de hel iets gevraagd, dan antwoordde Ik je; en was je op aarde, dan sprak Ik met je; en in de hemelen sprak Ik met je. Bij dag en bij nacht is Mijn oor voortdurend naar je toegewend. Wat je hier opschrijft, schrijf je immers alleen als het je in je tijd gelegen komt, en dat vind Ik altijd goed zolang als je wilt en zoveel je wilt en zie, Ik vind het best! Zeg het ze daarom heel precies: het is Mij om het even; wanneer iemand bij Mij komt, wordt er naar hem geluisterd en hij wordt opgenomen.
Hoofdstuk 3: De Heer als Vader van Zijn kinderen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[24] En zie, Gods geest in Zijn kracht ruiste zacht over de wateren van de erbarming en de wateren deelden zich. En God sprak vanuit Zijn liefde, en Zijn liefde werd het Woord, en het Woord steeg op uit de diepste diepten en zweefde over de wateren, en de wateren werden gescheiden als dauwdruppels en werden verdeeld in alle ruimten van de oneindigheid in grote en in kleine overeenkomstig het getal van de verlorenen, dat geen einde neemt.
Hoofdstuk 5: Het geheim van de schepping - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Zie nu, Ik zal jullie de organische schepping tonen van het begin tot het einde en van het kleinste tot het grootste, zoals Ik deze gemaakt heb vanuit Mijn liefde en vanuit Mijn wijsheid en vanuit de eeuwige ordening uit die beiden, wat het woord is van de eeuwige macht en kracht in het meest innerlijke van de Godheid. En zie, er is niets in alle ruimten van de oneindigheid, noch iets groots noch iets kleins dat niet daardoor gemaakt zou zijn!
Hoofdstuk 7: De oertijd van aarde en maan. De schepping van Adam en Eva - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[36] En zie, toen werd de vrome Abel met een grote erbarmende liefde vervuld, hij knielde neer en dankte badend in tranen God uit de diepste grond van zijn hart en greep toen, gesterkt vanuit de hoge, de handen van zijn zwakke ouders en deed uit grote liefde wat de Heer hem had bevolen.
Hoofdstuk 13: De verdrijving uit het paradijs - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54  ...