17481 resultaten - Pagina 401 van 1166
... 389 - 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 ...
[7] Ik zei: 'O, zeker niet; want jullie hebben nog tijd genoeg om Mij iets te vragen, en jullie hebben ook tijd genoeg om naar Mij te luisteren, zoals ook Ik tijd heb om jullie te antwoorden. Daarom kun je wel een vraag stellen, dan zal Ik je op Mijn eigen manier antwoorden.Hoofdstuk 116: De vraag naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ik zei: 'Zoals Mijn dienaar wist waar je thuis je grote diamant had verborgen, zoveel te meer weet Ik als zijn Heer wat jullie tien jaar geleden rond deze tijd in Babylon gedaan hebben, zonder dat het voor Mij nodig was ooit in die verwoeste stad te komen.
Hoofdstuk 117: Wezen en zetel van de waarheid. Het zoeken van de drie magiërs naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Ik zeg.jullie dat het voor een mens wiens geest zijn ziel doordrongen heeft, niet nodig is om overal persoonlijk aanwezig te zijn, om van hetgeen er ergens gebeurt kennis te nemen, maar als hij één geworden is met de Geest van God, dan is hij in en door deze heilige Geest overal aanwezig en ziet en hoort alles en weet dan ook alles. Dat heeft Mijn dienaar jullie weliswaar ook al gezegd; maar Ik zeg jullie dat nog een keer opdat het in jullie zal blijven, zodat je er acht op zult slaan en ernaar zult handelen.
Hoofdstuk 117: Wezen en zetel van de waarheid. Het zoeken van de drie magiërs naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Wie naar Hem zal luisteren en Zijn leer zal navolgen, zal in zichzelf het eeuwige leven ontvangen! Zie, hier zijn we, en voor ons ligt de grote belofte onthuld! De zon van de hemelen en het eeuwige leven is voor de volkeren opgegaan, en vele duizenden warmen zich reeds aan haar levendmakende stralen, en jullie zijn gekomen uit het verre morgenland, omdat jullie in jezelf ook een schijnsel hebben opgemerkt dat van deze zon uitgaat.
Hoofdstuk 118: De taak van de Messias. Het overleg van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] De hoofdmagiër zei: 'In je eenvoud, die ik al zo lang van je ken, ben je werkelijk wijzer dan ik met al mijn kennis en kunnen! Aan jouw inzicht en mening zullen we ons dan ook houden; want door vragen kom je altijd verder dan door eisen te stellen. Maar nu moeten we nog iets vaststellen, en dat is of we hier nog langer zullen blijven of naar de stad af zullen dalen.'
Hoofdstuk 118: De taak van de Messias. Het overleg van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Maar toch is dit verschijnsel veel gedenkwaardiger; want bij dit natuurgevecht zijn vele duizenden mensenzielen betrokken, die door natuurgeesten meegesleept worden in een vergeefse strijd tegen Mij, terwijl bij jullie vuurbergen alleen de natuurgeesten tegen de wetten van Mijn orde strijden. En kijk, dat is een groot verschil!
Hoofdstuk 119: De vulkanische verschijnselen in de omgeving van de Dode Zee Agricola ziet de voormalige Sodomieten in het geestenrijk. De graden van zaligheid van de geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Voor Mijzelf maakt dat natuurlijk niets uit - want Ik ben en blijf Degene, die Ik eeuwig was -; maar tussen de zaligheidsgraden van de geesten zullen oneindig grote verschillen bestaan. - Begrijp je dat, Mijn vriend?'
Hoofdstuk 119: De vulkanische verschijnselen in de omgeving van de Dode Zee Agricola ziet de voormalige Sodomieten in het geestenrijk. De graden van zaligheid van de geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Om deze gemakkelijk te begrijpen redenen verloopt de echte verbetering van een ontaarde ziel aan gene zijde werkelijk heel langzaam. Want wil een ziel blijven bestaan, dan mag Mijn almacht slechts in Zoverre op haar inwerken, dat zij in levensomstandigheden terechtkomt die haar als een noodzakelijk gevolg van haar kwade handelingen moeten voorkomen. En alleen daardoor is het mogelijk om zo'n ziel in en uit zichzelf werkelijk en daadwerkelijk te beteren. Of dat nu vroeg of laat gebeurt, blijft voor Mij uiteindelijk gelijk, en ook ten opzichte van de eeuwigheid, waarin alle voorbije en toekomstige tijden helemaal gelijk gemaakt worden, zoals het voor Mij ook geen verschil maakt, of een mens vele duizenden jaren vroeger of later op deze aarde lichamelijk geleefd heeft; want in de eeuwigheid zal de eerste mens van deze aarde niets voor hebben op degene die als laatste op deze wereld geboren is.
Hoofdstuk 119: De vulkanische verschijnselen in de omgeving van de Dode Zee Agricola ziet de voormalige Sodomieten in het geestenrijk. De graden van zaligheid van de geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Bij zo'n totaal geest en goddeloze opvoeding kan ik uiteindelijk zelf toch niets anders worden dan een verscheurend wild dier in de gedaante van een mens. Nu dan, omdat ik dat dus geworden ben en eigenlijk onmogelijk iets anders kon worden, word ik door U voor onvoorstelbaar lange tijd volledig afgewezen, waarbij ik ook geen middelen heb om mij in mijn grote nood te kunnen helpen.
Hoofdstuk 120: Agricola vraagt naar de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] En omdat ik nu eenmaal ontstaan ben - niet door mijn, maar alleen door Uw almachtige wil -, vraag ik waarom U er dan niet wijselijk voor gezorgd heeft dat ik onder zulke omstandigheden in deze wereld kwam dat ik meteen als een echt mens in Uw orde gevormd en geplaatst werd. Waarom moest ik eerst een verscheurend dier worden, erger dan alle leeuwen, panters, tijgers en hyena's?
Hoofdstuk 120: Agricola vraagt naar de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Zie, Heer, dat is een heel belangrijke vraag! Het is wel waar, dat alle mensen eens de lichamelijke dood moeten ondergaan; maar het allertreurigste daarbij is, dat wij dan aan gene zijde een vrijwel eindeloos lange dood van de ziel moeten doorstaan, die ons arme stervelingen door Uw almacht onherroepelijk beschoren is. Dat komt mijn wijsheid, die nog erg kortzichtig is, echt heel vreemd voor! Want ik, als opperste rechter in Rome, kan volgens mijn verstandelijk: principes geen kind, dat een misdrijf tegen zijn ouders had begaan, volledig verdoemen, en dat des te minder omdat het beslist niet aan het kind ligt als het buiten zijn schuld een slechte en vaak erg .miserabele opvoeding krijgt. Als de ouders het anders en -zeg maar - juist opgevoed hadden, dan zou het kind ten opzichte van hen ook zeker anders handelen! Maar uiteindelijk kunnen ook de arme ouders er weinig of niets aan doen; want zij hebben immers zelf nooit een betere opvoeding genoten, en kunnen dus hun kinderen onmogelijk iets beters geven dan wat zij zelf bezitten.
Hoofdstuk 120: Agricola vraagt naar de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Maar U, mijn Heer en mijn God, bezit vanaf de eeuwigheid het oneindig beste, en U zou de arme mensen, Uw schepselen, Uw kinderen, ook het allerbeste voor hun hart en voor hun ziel kunnen geven; maar dat doet U heel wijselijk niet, de mensen moeten eerst de meest afgrijselijke roofdieren worden en daarna straft U hen met Uw harde gerichten en maar heel weinigen kunnen zeggen: 'De Heer van hemel en aarde heeft zich eindelijk weer een keer over ons ontfermd!'
Hoofdstuk 120: Agricola vraagt naar de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] De mens, als Mijn volledige evenbeeld, moet ook een volmaakt vrije wil hebben, waarmee hij zichzelf wat zijn geestelijke deel betreft moet omvormen, consolideren en vrij moet maken van Mijn almacht, om eens als een sterk, vrij, zelfstandig en eigenmachtig wezen zalig naast Mij te staan, te leven en te handelen.
Hoofdstuk 121: De leiding van de mensheid. Kennis, verstand en vrije wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Toen Ik daarna weer over een aantal dingen begon te spreken, kwamen de magiërs terug en luisterden naar Mijn woorden over de inrichting van de aarde en over allerlei verschijnselen op en in de aarde.
Hoofdstuk 122: De magiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Hij kwam heel eerbiedig naar Mij toe en zei (de magiër): 'Heer, Heer, wat moet en wat kan ik U nu nog vragen?! Al mijn eerdere vragen hadden alleen tot doel de enige, ware God te vinden, te herkennen en Hem dan in mijn hart te aanbidden. En ik geloof nu in U degene te hebben gevonden die ik lang vergeefs heb gezocht; derhalve heb ik niets meer te vragen, behalve of U ook aan ons vreemdelingen Uw wil wilt openbaren. Die zo streng mogelijk te volgen zal onze heiligste levenstaak zijn.
Hoofdstuk 122: De magiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)