17481 resultaten - Pagina 402 van 1166
... 390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 ...
[9] De magiër zei: 'Mijn gevoel heeft mij dat al eerder gezegd, toen U in Uw heilige gesprek met de man naast U, Zelf openlijk zei wie U bent. En daarom heerst er in mij helemaal geen twijfel meer, dat U ook Degene bent, die wij nu in ons hart aanbidden.Hoofdstuk 122: De magiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[21] Omdat het woord voor jullie als het grootste teken van Mijn goddelijke zending geldt, moeten jullie ook bij het woord blijven en ernaar handelen, dan zullen jullie leven! Ik bedoel geen tijdelijk, maar een eeuwig leven van jullie zielen. - Begrijpen jullie dat?'
Hoofdstuk 122: De magiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'Bedenk het volgende: Een profeet wordt nergens minder geëerd dan in zijn vaderland! Jullie staan bij jullie landgenoten bekend als mensen met enigszins overdreven denkbeelden. Zij hebben jullie daarom ook zulke verre reizen laten maken, omdat jullie hun vaak wat te veel op hun geweten hebben gewerkt. Als jullie nu met een juist licht naar huis zouden komen, zouden jullie weinig weerklank bij hen vinden en bij het buitengewoon dom geworden volk nog veel minder. Daarom is het voor jullie zieleheil beter om bij jullie eenmaal genomen besluit te blijven. Zend je dienaren naar je land om in jullie naam jullie zaken af te handelen en dan weer terug te keren! Bekommer je er verder niet om; want jullie land is voor Mijn licht nog bijna tweeduizend jaar te jong, dat wil zeggen, te blind en te dom. Jullie zullen echter in het westen mensen aantreffen die meer ingenomen zullen zijn met Mijn licht dan jullie volk thuis; aan hen kunnen jullie meedelen wat je hier ontvangen hebt!
Hoofdstuk 123: Het aannemen van het woord van de Heer in Indië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Jullie zijn vreemdelingen uit het verre morgenland, en jullie hebben Mij gevonden en herkend; en het waren ook vreemdelingen uit jullie land die, toen Ik Mij met het lichaam van deze wereld bekleed heb, Mij bij Mijn eerste intrede in deze wereld als eersten gezocht en reeds in het pasgeboren kind herkend hebben. Maar van dit van ouds uitverkoren volk hebben nog maar heel weinigen Mij herkend, maar tot nu toe des te meer achtervolgd, hoe en waar zij maar konden; daarom wordt het licht ook van hen weggenomen en aan de heidenen gegeven.
Hoofdstuk 123: Het aannemen van het woord van de Heer in Indië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] De magiër zei: 'Ik begrijp het, o Heer; maar het verwondert mij dat de kinderen van dit land U niet herkennen, terwijl wij vreemdelingen U toch heel gemakkelijk en vlug herkend hebben! U zult voor de kinderen van dit land zeker al grote tekenen verricht hebben, - en toch herkenden zij U niet?! O, mijn domste landgenoten zouden beslist niet zo blind zijn! Bij velen zou, net als bij ons, Uw woord alleen al voldoende geweest zijn! En als onze hogepriester zo'n teken te zien zou krijgen, als Uw dienaar er enkele verricht heeft, dan zou ook hij dit licht aangenomen hebben, hoewel hij het waarschijnlijk nooit aan het volk zou hebben doorgegeven; want het volk kent reeds sinds onheuglijke tijden niets anders dan zijn blinde geloof en is daarom wellicht niet in staat zo'n licht te aanvaarden. Maar dat is niet de schuld van ons, maar van de tijd en een groot aantal van onze zeer zelfzuchtige voorgangers. Kortom, de blindheid van ons volk is te verklaren doordat er in hun midden waarschijnlijk nooit zo'n licht heeft geschenen; maar de blindheid van het volk hier is onverklaarbaar, want het heeft de zon hoog in het zenit staan, maar verkiest de duisternis, zoals die alleen in de diepe grotten in de bergen der aarde aangetroffen wordt.
Hoofdstuk 123: Het aannemen van het woord van de Heer in Indië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'Kijk, die uitspraak moet zo worden opgevat en begrepen: geroepen en voor het licht en het leven voorbestemd, is ieder mens op deze hele aarde; maar uitverkoren tot leraar van de mensen kan niet iedereen zijn, omdat dat voor de mensen ook helemaal niet goed zou zijn. Zou het voor de mensen -wier voornaamste bestemming is dat zij elkaar dienen - goed zijn als ieder mens zelf alles zou bezitten en instaat zou zijn om alles te maken? Daardoor zouden de mensen elkaar helemaal niet meer nodig hebben, en naastenliefde zou dan niets dan een ijdel, nietszeggend woord zijn, zoals Ik Mijn leerlingen ook al meerdere malen heb uitgelegd. De mensen zouden dan zelfs geen taal nodig hebben! Waar zou die toe dienen als niemand iets van de ander nodig heeft?
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Kijk, de uitverkorenen zijn Mijn knechten, en de geroepenen Mijn dienaren en kinderen!
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Daarop sprak de koning: 'Luister, ik veroordeel je volgens je eigen woorden! Je bent een schelm! Als je wist dat ik een hard man ben en neem wat ik niet heb weggelegd en oogst waar ik niets gezaaid heb, - waarom heb je mijn geld dan niet naar de wisselbank gebracht, zodat ik bij mijn terugkomst mijn geld weer met woeker teruggekregen zou hebben?!'
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Zelf heb ik een aantal kinderen, bij wie ik de ervaring heb opgedaan, dat een paar van hen, en wel mijn oudste zoon en een dochter, zonder mijn aansporing buitengewoon ijverig zijn in het aanleren van vaardigheden en kennis, terwijl de andere kinderen lui en traag zijn en streng aangespoord moeten worden bij het leren. Dat zijn nu kinderen van dezelfde ouders, ze zijn allemaal gezond, krijgen ook hetzelfde onderricht, en toch is er zowel in hun talenten en nog meer in hun ijver om te leren, een groot verschil. Wat is de oorzaak daarvan? Aan ons, ouders, kan het niet liggen, omdat wij al onze kinderen gelijk behandelen en er niet één op een of andere manier verwennen; aan onze en aan de natuurlijke lichamelijke gezondheid van de kinderen kan het ook niet liggen, want wij zijn volkomen gezond en sterk - U daarvoor, o Heer, alle dank! En terwijl wij ook allemaal altijd hetzelfde voedsel krijgen, zijn er toch deze zeer aantoonbare verschillen binnen één en hetzelfde gezin! Hoe moet ik dat nu verklaren?'
Hoofdstuk 125: De kritiek van de magiër op de gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Wie echter God ook wel erkent, Hem boven alles acht en liefheeft en ook zijn naaste als zichzelf, maar daarbij toch ook de wereld acht en vreest, en niet openlijk voor Mijn naam durft uit te komen, omdat dat in werelds opzicht nadelig voor hem zou kunnen zijn, die doet Gods rijk geen geweld aan en zal het op deze wereld ook niet volledig ontvangen, en aan gene zijde nog veel strijd te strijden hebben eer hij voleindigd is.
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Wie God boven alles liefheeft, belijdt God en dus Mij voor de hele wereld, en Ik belijd ook hem in Mijn liefde, en daaruit bestaat het ware, eeuwige leven van de ziel van de mens. En doordat de mens juist door die levende liefde tot God ook tot de hoogste wijsheid komt en komen moet -dat is dan de hemel of Gods rijk -, daardoor heeft de mens ook Gods rijk in zich gekregen, dat hem dan eeuwig niet meer afgenomen kan worden. Dit heb Ik jullie nu uitgelegd; onthoud het, grif het inje hart en handel ernaar, dan zullen jullie het eeuwige en ware leven in je hebben! Maar gun Me nu even wat rust, en denk na over wat Ik jullie nu verteld en getoond heb!'
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Zouden de uiterlijke kenmerken voor een denkend mens niet voldoende moeten zijn om aan de hand van de daarin aanwezige verschillen ook de verschillen af te leiden van de in de mens aanwezige talenten en bekwaamheden, zodat een wijs leraar en meester de mens op zijn talenten zou kunnen wijzen en hem met raad en daad behulpzaam zou kunnen zijn om de aanwezige talenten op een edele en succesvolle wijze te ontwikkelen? 0 nee, dat is voor de blinde wijze, zoals ik er zelf ‚‚n was en nog ben, beslist niet voldoende! Hij wil de mensen allemaal gelijk hebben; ze moeten allemaal denken en handelen zoals hij en gewillig lasten dragen waar ze geen kracht voor hebben, en zo worden van de mensen in plaats van wijzen, niet zelden narren gemaakt, die noch zichzelf, noch iemand anders van nut kunnen zijn. Voor deze les dank ik U, o Heer, nogmaals uit de diepst van mijn hart; want deze zullen we het eerst op onze eigen kinderen vruchtbaar toepassen..
Hoofdstuk 126: De juiste opvoeding van kinderen, afgestemd op hun verschillende aanleg. Het belang van innerlijke vorming voor het wekken van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Als iemand Mij echter kent, maar desondanks toch de wereld vreest en bij zichzelf zegt: 'Al ik erken de Messias geheel en al en geloof heimelijk alles wat Hij leert, en handel er ook naar; maar omdat de wereld nu eenmaal zo is en men daarmee toch moet leven, laat ik uiterlijk voor de wereld niets merken van wat ik heimelijk in mijzelf belijd, opdat niemand kwaad over mij kan spreken!', die belijdt Mijn wezen en naam niet echt, en heeft de ware en volkomen levensechte liefde tot God nog niet en op die manier zal hem in dit aardse leven de volheid van Gods rijk nauwelijks ten deel vallen; want de volheid van Gods rijk bestaat immers juist uit de hoogste liefde tot God, en die heeft geen vrees of angst voor de wereld.
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Een van hen zei tegen de redetwistenden: 'Luister! Wie zegt dat hij de woorden en lessen van de Meester het best heeft begrepen, heeft Hem het minst begrepen; want in Zijn woorden kwam ook naar voren, dat zich niet de één boven de ander moet verheffen, maar in alles deemoedig en bescheiden moet zijn. Wie echter tegen zijn broeder zegt: 'Kijk, dat begrijp jij niet!' of dat heb je verkeerd begrepen!', die verheft zich immers boven zijn broeder, en dat is tegen de leer van de Heer en laat zien dat juist hij de leer slecht of helemaal niet heeft begrepen.
Hoofdstuk 128: De plaats van de hemelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Ik was hem echter voor en zei: 'Ik weet wel wat jullie bezwaart en wat je zou willen weten! Dat zouden jullie nu nog niet begrijpen, omdat je ziel nog niet vrij genoeg is van de materie van je lichaam; als zij echter meer één wordt met de geest van Mijn liefde in je, zal je eigen geest je wel de plaats aangeven van dat rijk, waarin je ziel dan eeuwig in haar hoogste vrijheid zal leven, en als heer en meester kan handelen. Maar je lichaam kan dat nu nog niet begrijpen.
Hoofdstuk 128: De plaats van de hemelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)