Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 402 van 1112

...  390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415  ...
[20] Wanneer dat zich allemaal aan jullie zal voltrekken, zullen jullie Mij wel kennen en uitroepen: 'Heer, Heer!'; dan zal Ik jullie echter niet kennen, maar tegen jullie zeggen: 'Ik heb jullie nooit gekend; ga daarom weg van Mij, vijanden van de waarheid!"
Hoofdstuk 64: Het beklag van de schriftgeleerden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Ik zei: 'Wanneer een mens, die zijn onrecht ingezien en betreurd heeft, onmogelijk aan zijn medemens meer kan goedmaken wat hij hem heeft aangedaan, dan moet hij zijn onrecht berouwvol en oprecht in zijn hart voor God bekennen en Hem om vergeving vragen, en hij moet Hem vragen of Hij, voor wie alle dingen mogelijk zijn, de berokkende schade aan de benadeelde wil goedmaken; dan zal God zo'n oprecht gebed ook altijd zeker verhoren en degene die Hem daar serieus en vol goede wil en berouw om vraagt, zijn zonde vergeven, in het bijzonder wanneer iemand zich inspant om door werken van liefde aan anderen weer goed te maken wat hij aan degenen die er voor hem niet meer zijn, had moeten goedmaken.
Hoofdstuk 66: Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] De mens kan dus alleen maar echte en volledige vergeving van zijn zonden verkrijgen, door ten eerste in te zien dat zijn zonden een onrecht zijn tegenover zijn medemensen, er berouw over te hebben en ze voorzover mogelijk weer goed te maken, en ten tweede daarna ook God om vergeving te vragen met het ernstige voornemen, de zonden niet meer te begaan en ook trouw .te blijven aan het goede voornemen dat hij zich gesteld heeft. Als Jullie Je dat getrouwen waarachtig in je hart voornemen en vervolgens ook volgens dat voornemen handelen, dan zeg Ik jullie nu hier al: jullie zonden zijn jullie door Mij vergeven!'
Hoofdstuk 66: Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Na deze woorden haastte Martha zich weer naar beneden, en de doodgevallen knecht werd, liggend op een draagbaar, binnen enkele ogenblikken voor Mij neergezet.
Hoofdstuk 67: De Heer wekt een knecht op uit de dood (7.1.1861 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Op dat ogenblik richtte de dode zich op, zag Mij voor zich en dankte Mij innig voor de genezing.
Hoofdstuk 67: De Heer wekt een knecht op uit de dood (7.1.1861 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[26] Maar omdat er deze keer veel gasten waren en Martha zich zorgen begon te maken dat ze de vele hoge gasten alleen wellicht niet goed genoeg zou kunnen bedienen, kwam ze naar Mij toe en zei: 'Heer, kijk, ik ben druk; zeg toch tegen mijn zuster dat ze mij helpt!'
Hoofdstuk 67: De Heer wekt een knecht op uit de dood (7.1.1861 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Maar daarop zei Lazarus: 'Het verwondert me erg van de Farizeeën van gisteren, dat ze weer op andere gedachten gekomen zouden zijn, omdat U Zelf toch gezegd hebt dat zij waarschijnlijk wel de laatsten en enigen onder het grote aantal tempeldienaren waren, die zich tot U bekeerd hebben! En wij hadden er allemaal ook vertrouwen in en waren daar heel, blij om,'
Hoofdstuk 68: Het opvoeden van kinderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Wij luisterden naar hen, en de bij ons aanwezige vier tempeldienaren die zich in Emmaüs bij ons gevoegd hadden, evenals de zeven die zich al eerder op de Olijfberg bij ons hadden aangesloten, zeiden: 'Een dergelijk onderricht levert wat op! Want van zo'n leraar leert de jeugd in één uur meer dan bij een wereldse leraar in tien jaar! Heer, onze vrouwen en kinderen bevinden zich ook hier in Bethanië, ondergebracht in een huis van Lazarus; wat zou het goed voor hen zijn wanneer ze ook maar één uur lang zo'n leraar uit de hemelen zouden hebben!
Hoofdstuk 68: Het opvoeden van kinderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] (De Heer:) 'Toen de aarde in haar oertijd nog maar zover uitgegroeid was, dat zich boven haar wateren slechts enkele grotere en kleinere eilanden verhieven, die met slik van de zee bedekt waren, legde Ik al snel vanuit Mijn wijsheid en Mijn wil allerlei plantenzaden in het vruchtbare slik. En zie, toen raakten dergelijke eilanden dan ook weldra begroeid, en wel eerst met allerlei zeldzame grassoorten, kruiden en met kleine en later ook buitengewoon grote bomen!
Hoofdstuk 71: De eerste twee ontwikkelingsperioden van de aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Toen die eilanden zo begroeid waren, legde Ik er vervolgens ook eieren of zaden in voor de vorming van een voor die toestand van de aarde geschikte dierenwereld, die eerst alleen uit allerlei kleine en daarna grotere wormen bestond, vervolgens uit insecten en tenslotte, toen de droger geworden bodem reeds voedsel in overvloed had, ook uit reusachtig grote dieren; hun taak was het om zich met de nog zeer grove kruiden en boomtakken te voeden, en met hun mest de bodem meer en meer te bemesten en tenslotte ook met hun gestorven reusachtig grote lichamen, waarvan jullie van de botten ook nog overblijfselen kunnen vinden in de diepe holen en schachten van de aarde.
Hoofdstuk 71: De eerste twee ontwikkelingsperioden van de aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Uit het vergaan van zulke dieren ontwikkelde zich volgens Mijn wil ook weer een groot aantal nieuwe dieren, in de vonn van kleinere en grotere wonnen en daaruit weer allerlei insecten.
Hoofdstuk 71: De eerste twee ontwikkelingsperioden van de aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Wat we in die eerste periode gezien hebben ging ten onder ten gevolge van toegelaten en, nog beter gezegd, nauwkeurig bepaalde stormen van vuur uit het inwendige van de aarde, en na een groot aantal aardse jaren zoals wij die nu kennen verhieven zich grotere stukken land uit de diepten van de zeeën van de aarde, reeds voorzien van bergen, en bedekt met een reeds veel vruchtbaarder slik.
Hoofdstuk 71: De eerste twee ontwikkelingsperioden van de aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Ik zei: 'Dat zou inderdaad heel gunstig voor hen zijn; maar ze zouden niet in staat zijn om het onderricht van zo'n leraar op te nemen, omdat hun hart en hun ziel al met teveel wereldse dingen volgepropt zitten. Deze jongeren hebben echter een zeer kuise geest en zijn zedelijk onbedorven; iedere zonde is hun nog vreemd en ze hebben veel nood en ellende doorgemaakt en moesten gewend raken aan allerlei ontberingen, waardoor ze ook vrij zijn geworden van alle begeertes, waar kinderen van rijke ouders aan onderhevig zijn. Hun zielen zijn zodoende zuiver als van engelen; daardoor kan de goddelijke geest in hen zich ongehinderd ontvouwen. En zie! Dat is dan ook de reden dat ze reeds als kinderen door een zeer hoge engel onderwezen kunnen worden; want alleen zulke zeer zuivere en geheel en al onbedorven zielen kunnen direct door de engelen van de hemel onderwezen worden. Maar bij kinderen als die van jullie is dat in het gunstigste geval slechts indirect mogelijk.
Hoofdstuk 68: Het opvoeden van kinderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Dat deze aarde een dermate hoge leeftijd heeft, dat jullie het aantaljaren dat ze bestaat niet kunnen vatten, ook al zou Ik het jullie meedelen, heb Ik jullie op de Olijfberg al laten zien. Maar om kort te gaan: als hemellichaam bestaat de aarde voor jullie begrippen al bijna oneindig lang en heeft veel veranderingen op haar oppervlak moeten ondergaan tot ze haar huidige gedaante heeft aangenomen. Vuur, water, aardbevingen en andere grote stormen, vooral in haar oertijd, waren de handlangers die volgens Mijn wil datgene van haar gemaakt hebben wat ze nu is. En opdat ze voortbestaat en nog geschikter wordt voor het tijdelijk voeden van nog veel meer mensen en andere schepselen, moeten vuur, overstromingen, aardbevingen en kleine en grote stormen nog steeds in haar, op haar en boven haar werkzaam zijn, al naar gelang het nodig is.'
Hoofdstuk 70: Over de natuurwetenschappelijke inhoud van het 6e en 7e boek van Mozes. De ouderdom van de aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Laten we dat nu een afzonderlijke ontwikkelingsperiode van de aarde noemen. Maar het spreekt natuurlijk vanzelf dat het aardelichaam tevoren al bijna talloze malen allerlei eerdere veranderingen moest ondergaan, omdat deze toestand zonder die processen nooit had kunnen plaatsvinden. Maar al dergelijke gebeurtenissen gaan jullie even weinig aan als bijvoorbeeld die van een in de aarde gelegde tarwekorrel tot het moment dat tenslotte uit de kiem een zeer bruikbare, geheel rijpe en gezegende vrucht tevoorschijn komt. Kortom, Ik heb jullie nu de aarde getoond in haar eerste bevruchtings en bloeiperiode, waarin in de bovenste laag van haar bodem allerlei zaden voor kruiden en bomen gelegd werden en eieren voor allerlei dieren, en voor dat alles was in het water reeds lang daarvoor de basis gelegd; want bepaalde en heel uiteenlopende waterplanten en - dieren zijn duidelijk in alle opzichten heel veel ouder dan de dieren van de vaste aarde en de dieren van de lucht.
Hoofdstuk 71: De eerste twee ontwikkelingsperioden van de aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  390 - 391 - 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415  ...