17481 resultaten - Pagina 404 van 1166
... 392 - 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 ...
[13] Op weg naar Bethanië beraadslaagden zij hevig over Mij en over degenen die bij Mij waren; ze vroegen zich af, wie Ik toch wel was, en wat en wie de anderen waren. Mij hielden zij voor een groot profeet, misschien wel de teruggekomen Elia. Maar wat en wie Mijn metgezellen waren, daarover konden zij het niets eens worden; dat hoopten zij in Bethanië te weten te komen.Hoofdstuk 131: Op weg naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Heel berouwvol zei de bedelares: 'Heer, wie u ook mag zijn, God heeft u werkelijk op mijn weg gebracht! U heeft me de ogen geopend en ik weet nu wat ik zal doen: het miserabele kledingstuk in mijn bundel zal ik verkopen en voor dat geld een boetekleed kopen; want als ik niet eerst voor mijn zonden geboet heb, kan God geen vraag van mij verhoren!'
Hoofdstuk 132: De Heer en de bedelares - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] De bedelares zei: 'Vriend, zeg me nu ook wie u bent, dat u mijn levensloop zo precies kent! Zeg me daarbij ook wat ik moet doen, opdat mij mijn zonden door God vergeven worden! Bent u soms een priester of een profeet of soms zelfs een Esseen, van wie men zegt dat zij van ieder mens die tot hen komt precies weten wat hij gedaan heeft, en dat zij de mensen ook van alle zonden vrijspreken, zieken genezen en zelfs doden kunnen opwekken? Dat zou ik graag willen weten, om u de eer te kunnen bewijzen die u toekomt!'
Hoofdstuk 132: De Heer en de bedelares - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Na een ogenblik, waarin zij de kalmte herwon in haar nogal lichtzinnige gemoed, zei zij (de bedelares): Maar, Heer, ik heb u nog nooit ergens gezien of gesproken! Hoe kunt u dat weten? Dat moeten een paar van uw geheime speurders hebben overgebriefd! Ja, ja, helaas heeft u gelijk; maar wat kan een arme verlaten weduwe er aan doen, als zij zich in haar nood af en toe met zaken inlaat, die inderdaad tegenover God niet in orde kunnen zijn? Maar daarom is de arme weduwe die ik ben nog lang niet slecht; kijk maar eens naar de vrouwen van de Farizeeën, van de schriftgeleerden en ook zelfs van de Levieten, die toch altijd allemaal rein moeten zijn, dan zult u heel andere redenen vinden om hen terecht te wijzen dan mij, die vaak door de nood dermate geplaagd word dat u zich daar niet gemakkelijk een voorstelling van kunt vormen! Overigens geef ik openlijk toe dat u de volle waarheid over mij gezegd heeft; maar help mij, dan zal ik nooit meer mijn toevlucht nemen tot zulke ellendige manieren om in mijn onderhoud te voorzien! Vriend, berechten en straffen is gemakkelijk; maar helpen wil niemand!'
Hoofdstuk 132: De Heer en de bedelares - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Ik zei tegen de kinderen: 'Wees gerust Mijn kinderen, jullie zullen geholpen worden! Breng ons maar naar jullie zieke ouders! Ik zal hen helpen en wij zullen ook voor brood en goede kleding zorgen!'
Hoofdstuk 133: De bedelende kinderen uit Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] De man, helemaal kromgegroeid door de jicht, zei: 'Heer, wij zijn altijd arme mensen geweest en verdienden ons brood met het werk van onze handen, en het verging ons daarbij heel goed; maar drie jaar geleden kregen we jicht, ik het eerst, later ook mijn vrouw, omdat zij te hard moest werken. Tot het Paasfeest van dit jaar woonden wij in de stad; maar onze weldoener stierf en er kwam een andere heer in het huis, die ons niet langer in huis wilde houden, omdat hij niets aan ons had. We bedelden bij andere mensen om onderdak; maar niemand wilde ons hebben vanwege onze ziekte en de kinderen. Er bleef ons niets anders over dan deze hut, die ons gegeven werd, te betrekken om niet helemaal buiten te hoeven leven en zelfs geen bescherming tegen regen en ander slecht weer te hebben. Dat het met onze ziekte in deze hut niet beter, maar van dag tot dag erger werd, is wel aan ons te zien. Dat we haast helemaal geen kleding hebben, komt omdat we het weinige dat we nog hadden, moesten verkopen voor wat brood. Maar nu hebben we niets meer en zijn we aan de hongerdood overgeleverd als er geen hulp komt. Aan God de Alwijze en Almachtige willen we alles overlaten; Hij zal wel weten waarom Hij ons in deze ellende heeft laten komen!
Hoofdstuk 134: De Heer bij het arme gezin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Maar Ik zei tegen hen: 'Mijn beste kinderen, eet en drink nu maar zonder zorgen en heb goede moed; want God heeft jullie zwaar beproefd, en jullie hebben zonder morren in volle overgave aan Gods wil alles gedragen wat over jullie is gekomen. God heeft jullie echter ook nu, toen jullie nood het hoogtepunt bereikte, op wonderbare wijze snel geholpen, en deze hulp zal bij jullie blijven, niet alleen tijdelijk tot aan het eind van jullie aardse leven, maar ook daarna voor eeuwig! Waarom jullie op deze aarde zo zwaar door God beproefd zijn, zal jullie pas duidelijk worden in het andere leven.'
Hoofdstuk 134: De Heer bij het arme gezin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Agricola ging daarop de hut weer binnen en de herders keken elkaar verbaasd aan, en één van hen zei: 'Zie je nu wel! jullie hebben mij uitgelachen vanwege mijn droom over deze arme mensen, die ik jullie verteld heb, en jullie hadden nog kritiek toen ik een paar maal mijn karige brood met de naakte kinderen heb gedeeld, en later, toen ze weer bij mij wilden komen, hebben jullie ze bedreigd en weggejaagd. Dat komt er nu van! Ik heb altijd gezegd: Met deze mensen gebeurt nog eens een wonder, en het zou goed zijn om wat goeds voor hen te doen! Maar toen lachten jullie; en nu lach ik, omdat jullie voor jullie schitterende verstand zo'n goed loon hebben gekregen!'
Hoofdstuk 135: Agricola en de herders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Bij Mij gekomen, begroetten zij Mij heel hartelijk, en Nikodemus zei: 'O Heer, wat een zegen voor deze plaats dat U haar bezoekt! Ik had reeds zo'n vermoeden dat U vandaag hierheen zou komen, - en kijk, mijn vermoeden is uitgekomen! O Heer, zou ik U in mijn huis mogen uitnodigen om bij mij het middagmaal te gebruiken?'
Hoofdstuk 136: De Heer spreekt met Nicodémus over de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Ik zei: 'Vriend, we zijn met velen en zouden in jouw huis nauwelijks voldoende ruimte hebben; bovendien zul je vanmiddag weer een paar Farizeeën op bezoek krijgen die Ik niet graag ontmoet, en daarom zal Ik in de grote herberg, die ook van jou is, Mijn intrek nemen. Daar kun jij ook heengaan met je vriend Jozef van Arimatea en met de oude rechtschapen rabbi, en ook met je vrouwen kinderen, zodat ook zij het Heil van de wereld kunnen zien. De beide Romeinen wonen toch al in hun eigen huis vlak naast je herberg, en zij zullen beslist ook bij Mij komen, omdat Ik voornamelijk terwille van hen hierheen ben gekomen.'
Hoofdstuk 136: De Heer spreekt met Nicodémus over de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Hoe staat het met de beide Romeinen die hier wonen? Als je gelegenheid hebt hun te berichten dat de Romein Agricola hier is, en dat ook zijn metgezellen al gauw zullen arriveren, doe dat dan! En zeg hun ook dat de man uit Boven-Egypte waar zij al eens in diens woonplaats mee te maken hadden,. .over een uur ook zal arriveren! Maar zeg hun voorlopig nog mets over Mij en Mijn persoon; want daarvoor heb Ik Mijn geheime reden, die je later vanzelf wel duidelijk zal worden! Zorg nu dat de beide Romeinen vlug hier komen; want Ik wil eerst nog heel openlijk iets met hen bespreken!
Hoofdstuk 136: De Heer spreekt met Nicodémus over de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Maar na een poosje zei Ik tegen de Egyptenaren: 'Mijn vrienden die uit het verre land hierheen gekomen zijn, wees hartelijk welkom! Jullie moeten en zullen Mij vandaag nog heel nuttige diensten bewijzen, tot verder onderricht van deze broeders en ter versterking van hun zielen. Maar jullie hebben al bijna twee dagen lang vrijwel zonder te eten gereisd en werden alleen door de geest gevoed; nu moet jullie lichaam ook een echte versterking krijgen door de vruchten van deze aarde en die zal jullie direct in brood en wijn gegeven worden!'
Hoofdstuk 138: De aankomst van de zeven Opper-Egyptenaren De van diep inzicht getuigende woorden van de Egyptenaar tot de Heer. Over de juiste voeding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] De Egyptenaar verontschuldigde zich weliswaar en zei, dat Mijn aanblik hen al meer dan voldoende gesterkt had.
Hoofdstuk 138: De aankomst van de zeven Opper-Egyptenaren De van diep inzicht getuigende woorden van de Egyptenaar tot de Heer. Over de juiste voeding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] De leider zei, terwijl hij nog at en zo nu en dan ook dronk: 'In mijn ziel heb ik vaak dit brood en deze drank geproefd, maar over mijn lichamelijke tong is deze lichaamskost nog nooit gekomen! Hierin zijn werkelijk alle levensstoffen zeer geconcentreerd aanwezig en zij versterken niet alleen het lichaam, maar ook de ziel!
Hoofdstuk 138: De aankomst van de zeven Opper-Egyptenaren De van diep inzicht getuigende woorden van de Egyptenaar tot de Heer. Over de juiste voeding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Daarna informeerde Nikodemus naar het gezin dat zich bij ons bevond, en Ik zei tegen Nikodemus: 'Vriend, dit gezin zou het recht hebben zich bitter over jullie, mensen van Emmaüs, te beklagen; want omdat het jullie niet ontgaan kan zijn dat er zeker al meermalen naakte en van honger huilende kinderen hier in en om de stad de mensen om brood smeekten, hadden jullie wel eens na kunnen gaan waar die kinderen vandaan kwamen, en waarom deze kinderen zo helemaal alleen ronddwaalden. Maar dat deden jullie niet en dat strekt jullie tegenover Mij niet bijzonder tot eer en lof! Jij bent er weliswaar minder schuldig aan, omdat je nu meestal in de stad woont evenals je vriend Jozef van Arimatea, maar er zijn hier nog genoeg burgers die ook niet arm zijn, en een arm gezin heel gemakkelijk kunnen verzorgen. Maar dat deden zij niet en daarom zal ook Ik niets voor hen doen, hoewel er hier velen zijn die Mijn hulp heel goed zouden kunnen gebruiken.
Hoofdstuk 136: De Heer spreekt met Nicodémus over de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)