17481 resultaten - Pagina 405 van 1166
... 393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 ...
[1] Daarop liepen de beide Romeinen snel naar buiten en toen zij in de deuropening kwamen, stonden de zeven mensen uit Opper-Egypte al in het voorportaal van de grote herberg, en de eerste, die zoals bekend de Romeinse expeditie een aantal jaren geleden niet verder liet doordringen, ging op de hem welbekende Romeinen toe, stak zijn donkerbruine hand uit en zei (de Egyptenaar): 'Ik groet jullie nu als mijn vrienden, zoals ik jullie ook enkele jaren geleden in de binnenlanden van Opper-Egypte als vrienden heb laten gaan. Jullie hebben nog vaak aan mij gedacht en zijn ook op grond van wat jullie van mij gehoord hebben, hierheen gereisd om het wezen van een waar mens dieper te doorgronden en in jezelf te leren kennen; maar jullie hadden er geen vermoeden van dat jullie ook mij een keer in dit land zouden ontmoeten.Hoofdstuk 138: De aankomst van de zeven Opper-Egyptenaren De van diep inzicht getuigende woorden van de Egyptenaar tot de Heer. Over de juiste voeding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Laat ons nu, grote, eeuwige God, Heer en Schepper, ons enige tijd verlustigen in het aanschouwen van Uw aangezicht! Want luister jullie schepselen, jullie mensen, allemaal: eeuwigheden na eeuwigheden zijn er verlopen, en ontelbare schepselen zijn er uit Hem ontstaan, die Hij als Zijn gedachten bezag, en die weer in Hem terugkeerden. Maar nooit zag het oog van een schepsel zijn oneindige, eeuwige Schepper, en nu het Hem volgens Zijn eeuwige raadsbesluit behaagde, Zichzelf in Zijn hele eeuwige wezen voor Zijn schepselen zichtbaar en tastbaar te maken, is Hij, de Eeuwige, "Oneindige, zonder aan macht en grootte in te boeten, als zichtbare God in de gedaante van een mens bij jullie, en jullie zien Hem en spreken met Hem -en begrijpen en bevatten toch niet Wie jullie in je midden hebben! 0, bedenk wat ik jullie nu gezegd heb en zeg dan allen: O Heer, ik ben uit mijzelf eeuwig onwaardig met U onder één dak te zijn; maar spreek slechts één woord tot mij, dan ontvangt mijn ziel uit Uw woord het eeuwige leven!'
Hoofdstuk 138: De aankomst van de zeven Opper-Egyptenaren De van diep inzicht getuigende woorden van de Egyptenaar tot de Heer. Over de juiste voeding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Alle aanwezigen waren heel verbaasd over deze opmerkingen van de Egyptenaar, die dat allemaal op een heel eenvoudige en bescheiden manier naar voren bracht. Zelfs Mijn oudste leerlingen gingen daarbij enkele nieuwe en heldere lichten op; maar geen van hen durfde een gesprek met de Egyptenaar te beginnen.
Hoofdstuk 138: De aankomst van de zeven Opper-Egyptenaren De van diep inzicht getuigende woorden van de Egyptenaar tot de Heer. Over de juiste voeding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Gisteren, toen die domme Farizeeën maar al te duidelijk door hun kwade woorden en gezindheid lieten blijken U te willen vervolgen, heb ik de Egyptenaren als voorbeeld van hoger begaafde en meer volmaakte mensen beschreven, omdat ik de Farizeeën uit mijn ervaringen begrijpelijk wilde maken, dat U heel goed ook zo'n volmaakt mens kunt zijn, waartegen wij mensen met onze wapens niets kunnen uitrichten. Daardoor brachten ik en mijn broeder Laius hier de zwartjassen (d.w.z. de Farizeeën) toch in ieder geval tot enig nadenken, wat zeker goed was. Maar Ik had me toch nooit kunnen voorstellen, dat we deze mensen hier bij ons in Emmaüs terug zouden zien, laat staan dat ik er aan gedacht zou hebben dat U Zelf, volgens de mededeling van onze gewaardeerde vriend Agricola - ons hele verhaal over deze volmaakte mensen woordelijk aan Uw leerlingen op de Olijfberg verteld hebt, op hetzelfde ogenblik dat ik het hier in Emmaüs aan de Farizeeën vertelde!
Hoofdstuk 139: De beide Romeinen herkennen de Heer De Heer waarschuwt Hem niet voortijdig kenbaar te maken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Wanneer jullie echter zullen horen dat Ik weer naar Mijn eeuwige hemelen ben opgevaren, zal Ik ook over jullie Mijn geest uitstorten, en dan mogen jullie alle mensen luid verkondigen wat je nu hier openlijk voor Mij hebt beleden!
Hoofdstuk 139: De beide Romeinen herkennen de Heer De Heer waarschuwt Hem niet voortijdig kenbaar te maken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Maar nu spreken wij als heel natuurlijke mensen zo met elkaar, alsof er tussen ons geen verschil zou zijn dan alleen dat jullie Mijn leerlingen zijn en Ik jullie meester! Er is echter geen leerling die, zolang hij nog moet leren, zo volmaakt is als zijn meester; wanneer de leerling echter alles van de meester geleerd heeft, wordt hij ook zo volmaakt als zijn meester. Ik ben juist in deze wereld gekomen, opdat de mensen van Mij zullen leren om even volmaakt te worden als de Vader in de hemel.
Hoofdstuk 139: De beide Romeinen herkennen de Heer De Heer waarschuwt Hem niet voortijdig kenbaar te maken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Daaruit hebben wij nu ook beiden de conclusie getrokken dat U, ondanks Uw nu geheel menselijke vorm en gedaante, in Uw innerlijke geest onweerlegbaar van eeuwigheid de ware God en Schepper moet zijn van alle wezens. Want als U niet Zelf in Uw geest van eeuwigheid, dus volledig zonder begin, bestaan zou hebben, dan zou er een ander geweest moeten zijn waaruit U dan Zelf voortgekomen was, en dan zouden er een oereeuwige -en een in de tijd ontstane God zijn, wat ons echter niet mogelijk lijkt, omdat het oerbestaan van de ware God ook alleen de voorwaarde voor een oer en alkracht en -macht is, die in U onloochenbaar aanwezig is, hetgeen wij reeds uit betrouwbare bron over U te weten zijn gekomen. En omdat het zo met deze wonderlijke zaak staat en ook deze volmaakte mensen haar meteen ook met alle scherpte van hun geest onderkend hebben, zijn wij beiden dan ook snel naar U toegekomen, om U als de eeuwige Heer, God, Schepper en Vader van de zonnen en geestenwereld te begroeten en een oprechte ware belijdenis voor U en alle aanwezigen af te leggen, dat wij volkomen geloven wat wij nu openlijk over U gezegd hebben. Heer vergeef ons, als wij nu misschien toch een of andere fout begaan mochten hebben!'
Hoofdstuk 139: De beide Romeinen herkennen de Heer De Heer waarschuwt Hem niet voortijdig kenbaar te maken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Daarom zeg Ik nu tegen jullie: Het is niet voldoende dat men Mij herkent en gelooft dat Ik de Heer ben, maar men moet ook doen wat Ik leer; pas door de daad zal de mens volkomen aan God gelijk worden.
Hoofdstuk 140: De bestemming van de mens Het doel van de menswording van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Ik ben Zelf van gans er harte deemoedig en zachtmoedig, en Mijn geduld kent geen grenzen; maar jullie zullen bij Mij nog nooit hebben meegemaakt dat Ik Mij ooit Zelf ten overstaan van de mensen veracht heb. Wie zichzelf niet terecht ziet als een werk van God, kan zijn naaste en ook God niet naar waarheid achten, maar alleen om een totaal verkeerde reden.
Hoofdstuk 141: Gods welwillende liefde voor de mensen. De plaats van de mens ten opzichte van God. De ware deemoed Het ware aanbidden van God. Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Zolang iemand echter blijft zondigen, is hij niet in staat in Mijn rijk van. de waarheld opgenomen te worden, omdat de zonde altijd tot het gebied van de leugen en het bedrog hoort. Kijk, zo is het hiermee! - Maar nu komt het middagmaal; dat zullen wij nuttigen en pas daarna verder gaan op de weg van de waarheid!'
Hoofdstuk 141: Gods welwillende liefde voor de mensen. De plaats van de mens ten opzichte van God. De ware deemoed Het ware aanbidden van God. Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] De goed toebereide spijzen werden op de tafels gezet. Allen gingen in goede orde zitten en aten en dronken. De zeven mannen uit Opper-Egypte zaten overeenkomstig Mijn wens aan Mijn tafel en aten ook mee. We kregen hier weer eens vis, en wel van de edelste soort uit de rivier de Jordaan, die bijzonder goed en smakelijk klaargemaakt was en alle gasten goed smaakte. De zeven Egyptenaren waren vol lof over de manier waarop de vis toebereid was en aten deze met ware lust, hoewel zij al wat brood en wijn genuttigd hadden.
Hoofdstuk 142: Vorm en geest van de schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Toen we zo een poosje aten en dronken, kwam ook Lazarus met Rafaël aan Mijn tafel zitten en beiden aten en dronken flink mee; want zij hadden de jonge mensen verzorgd en kwamen daarna pas bij ons.
Hoofdstuk 142: Vorm en geest van de schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Ik zie in mijn ziel wel altijd de hele aarde, haar schepselen en hun omstandigheden, ik ken het nutteloze doen en laten van de mensen en zie alles tot in het middelpunt van de aarde; de myriaden geesten in alle elementen zijn mij niet onbekend, evenals het instromen van Uw eeuwige geest in alle wezens; Maar de reden voor al die verschillende vormen in Uw stoffelijke en vooral in Uw puur geestelijke scheppingssfeer heb ik tot nu toe nog niet kunnen ontdekken. Als U, o Heer en Meester, ons ook daar iets over zou kunnen vertellen, dan zou dat onze zielen erg gerust stellen.'
Hoofdstuk 142: Vorm en geest van de schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Zie nu eens! Ik alleen ben de Heer van eeuwigheid, - hoe ben Ik dan nu temidden van jullie? Kijk, Ik noem jullie kinderen, vrienden en broeders, en wat jullie voor Mij zijn, daartoe is ieder mens bestemd en daarbij is niemand meer of minder dan de ander! Want ieder mens is Mijn voleindigde werk, dat zich als zodanig ook moet leren kennen en naar waarde schatten, maar zich niet helemaal moet miskennen en minder achten dan wat voor gedrocht dan ook; want wie zichzelf, een duidelijk te herkennen werk van Mij, veracht, veracht noodzakelijkerwijs immers ook Mij, de Meester. En waarvoor zou dat goed zijn?
Hoofdstuk 141: Gods welwillende liefde voor de mensen. De plaats van de mens ten opzichte van God. De ware deemoed Het ware aanbidden van God. Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] De leider van de Egyptenaren schepte veel behagen in Rafaël. Hij bekeek hem van top tot teen en zei toen tegen Mij: 'Heer en Meester van eeuwigheid! Toen deze dienaar van U vierduizend aardse jaren geleden nog lichamelijk op aarde leefde, was zijn gestalte niet zo onbegrijpelijk mooi als nu in zijn zuiver geestelijke toestand. Als ook ik eens waardig word bevonden in Uw rijk te komen, zal ik dan ook een edeler gedaante krijgen? Ik moet toegeven dat mijn verschijning vergeleken bij die van deze dienaar welonnoemelijk lelijk is; voor ons klimaat is zij weliswaar geschikt, maar mooi en edel is zij niet. Ik weet ook dat het in deze wereld niet gaat om het uiterlijk, maar alleen om de volmaaktheid van de ziel; maar in Uw rijk moet toch ook de gedaante en de uiterlijke vorm erg belangrijk zijn, anders zouden de zuivere geesten niet in zulke edele en mooie vormen te zien zijn! Op deze wereld heeft de kleur van de huid en de uiterlijke gedaante van een mens voor zijn innerlijke waarde weliswaar geen betekenis; maar in Uw hemelrijk zal deze heel veel te betekenen hebben. Dat zou ik nu ook graag willen weten. Ik heb er wel enigszins een vermoeden van, maar in dit opzicht heb ik toch nog geen duidelijkheid.
Hoofdstuk 142: Vorm en geest van de schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)