Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 405 van 1088

...  393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418  ...
[10] Met deze woorden van Mij waren de drie volkomen tevreden, bedankten Mij voor de les, voor het goede advies en voor de toezegging dat Ik hen over enkele dagen Zelf zou bezoeken, stonden daarna op en trokken nog voor zonsopgang verder. Ze namen in Bethanië dan ook geen ontbijt tot zich; pas bij de waard in het dal gingen ze naar binnen, namen daar brood en wijn en spraken met de bedienden die hun veel dingen over Mij wisten te vertellen, en reisden pas na een paar uur verder over de weg langs Bethlehem.
Hoofdstuk 156: Het advies van de Heer aan de Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Maar nu kwam ook de hoofdman uit Bethlehem naar Mij toe en zei: 'Heer en Meester! Ik ben ook een Romein en geloof vast in U en heb U zeer lief! U hebt nu die tien Romeinen iets groots gegeven en hun ook getrouw getoond hoe ze dat allemaal moeten gebruiken. Zou U ook mij niet eenzelfde genade willen schenken? Werkelijk, ik zou er altijd het juiste gebruik van maken en in het bijzonder tegenover de Farizeeën met hun leugenachtige tongen zou ik een dergelijke genadegave heel goed kunnen gebruiken; want deze mensen maken het volk wijs dat zij ingeval van nood zelfs de doden uit de graven weer tot leven zouden kunnen wekken, als ze dat maar zouden willen en mogen! Dergelijke woorden zijn vanzelfsprekend niets anders dan loze opschepperij, waarachter nog nooit enige waarheid is schuilgegaan! Als ik nu ook zo'n geheime innerlijke kracht zou hebben, zou ik wel weten wat ik ten opzichte van die nietszeggende schreeuwers zou moeten en ook zou doen!'
Hoofdstuk 154: Het gebruiken van de kracht om wonderen te doen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Zij bogen alledrie diep voor Mij, en één van hen zei: 'Heer en Meester, enkele maanden geleden zijn er ook afgezanten van ons naar U toegekomen en hebben van U aanwijzingen gekregen hoe wij in ons instituut, dat nu een algemeen en groot aanzien geniet, vanuit de enige waarheid moeten handelen, omdat wij anders binnenkort tijden zullen beleven waarin allerlei onheil over ons zal losbreken. Wij hebben dan ook gedaan, wat die teruggekeerde afgezanten ons nadrukkelijk als Uw wil meedeelden en hebben sindsdien ook niet één vals wonder meer gedaan, terwijl de afgezanten ons namens U de volle verzekering gaven dat wij, als wij zelf precies volgens Uw leer zouden gaan leven en handelen en serieus daarbij zouden blijven, in Uw naam zeker in staat zouden zijn de grootste en meest echte tekenen te doen, wanneer het nodig zou zijn.
Hoofdstuk 155: De Essenen klagen hun nood bij de Heer (3.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Dat is nu, zoals gezegd, de eerste graad van onze ellende; de tweede en nog ergere is echter, aangezien wij volgens Uw leer zijn begonnen te werken en te handelen, dat wij nu in onze kinderkweekplaatsen veel te weinig kinderen meer hebben om ze om te ruilen, doordat wij ze volgens Uw woord, ter wille van de hoogste levenswaarheid, samen met hun moeders en voedsters uit de kweekplaatsen weg hebben laten gaan naar een betere bestemming, terwijl wij er zorg voor hebben gedragen dat ze geen gebrek zullen hebben aan de nodige verzorging. We hebben de vele moeders en voedsters geld en andere schatten gegeven en hen laten gaan, terwijl wij hun natuurlik een goede en voor hen begrijpelijke reden voor deze nieuwe handelwijze van ons hebben aangegeven.
Hoofdstuk 155: De Essenen klagen hun nood bij de Heer (3.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Zelfs voor Mij is het nu moeilijk om jullie een goed advies te geven en jullie ook echt hulp te bieden; want Ik, die de levende waarheid Zelfben, kan jullie doen en laten uit het verleden toch niet vergoelijkend toedekken en de mensen in de waan laten waarin ze door jullie gebracht zijn! Spreek nu de waarheid tegen allen die naar jullie toe komen, onderricht ze op de juiste wijze en zeg dat Ik jullie dat opgedragen heb en vertel hun ook de ware reden waarom jullie nu anders denken, willen en handelen dan voorheen, toen jullie zelf nog ver van de waarheid af stonden; zeg hun ook dat niet een kwade wil, maar alleen een zeker mededogen tegenover de lichtloze en lijdende mensheid jullie ertoe gebracht heeft om door jullie kennis en aangeleerde bekwaamheden dingen, vaardigheden en leerstellingen in het leven te roepen, waarin heel veel mensen troost gevonden hebben! Maar omdat jullie nu door Mijn toedoen tot de zuivere waarheld zijn doorgedrongen, willen jullie degenen die altijd hun vertrouwen op jullie gesteld hebben, nu de zuivere en levende waarheid dan ook niet onthouden, die hun voor eeuwig meer nut zal brengen dan alles wat jullie vroeger voor hen gedaan hebben.
Hoofdstuk 156: Het advies van de Heer aan de Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] De drie Essenen zeiden: 'Heer en Meester, begrepen hebben wij U wel en wij zien ook in, dat U in alle opzichten volkomen gelijk hebt; maar wat zullen wij met die vijfhonderd dode kinderen doen? Moeten wij ze begraven of onder een of ander voorwendsel teruggeven aan de ouders of familieleden, die voor het merendeel nog in het dorp wachten? Want dat benauwt ons nu het meest: wij willen aan de ene kant mensen die de hoop koesteren niet ongetroost en vol verdriet weer naar huis laten terugkeren, maar aan de andere kant zegt ons geweten ons nu dat wij, die de zuivere waarheid ontvangen hebben, de toch al aan alle kanten teveel bedrogen en verdrukte mensheid niet nog verder moeten bedriegen en verdrukken. Als wij hun nu ineens de volle waarheid zeggen, worden ze ongelukkig maar als wij voorzover mogelijk nog hetzelfde praktiseren wat wij voorheen gedaan hebben en zodoende de treurige mensen gelukkig en tevreden maken, dan hebben wij hen en via hen vele anderen weer opnieuw gesterkt in het oude bijgeloof en hen nog dieper de duisternis ingedreven. Heer, wat zou hier eigenlijk de gulden middenweg zijn, zodat de wachtenden niet treurend en ook niet opnieuw bedrogen bij ons weggaan?'
Hoofdstuk 156: Het advies van de Heer aan de Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Wij keken nu echter weer ongestoord naar de ochtendtaferelen, aangezien de ochtend deze keer buitengewoon zuiver en helder was, omdat de nachtelijke storm de lucht van de atmosfeer grondig gezuiverd had.
Hoofdstuk 157: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Toen wij nu heel rustig vanaf onze heuvel de omgeving bekeken, zag onze hoofdman, dat er op de brede heerweg, die van Bethanië naar Jeruzalem leidde, een grote groep mensen voorbijtrokken met allerlei lastdieren, zoals ezels, pakpaarden, ossen en kamelen. Hij vroeg Lazarus wat deze stoet wel te betekenen had en welke richting hij zou nemen.
Hoofdstuk 157: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Lazarus, die zelfverrast was door het grote aantal mensen dat op dit ongewone tijdstip voorttrok, zei: 'Mijn beste vriend, dat weet ook ik nu niet; want zo'n grote karavaan rond deze tijd is iets ongewoons. De stoet is ook nog te ver weg om vast te kunnen stellen of het Joden, Grieken, Perzen of Egyptenaren zijn. Maar ik zou het niet zo prettig vinden wanneer ze hier in Bethanië willen rusten en wellicht zelfs van mijn herbergen gebruik willen maken. In dat geval zou ik hen vandaag het dal in moeten sturen naar mijn vriend en buurman!' .
Hoofdstuk 157: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Ik zei: 'Nou, nou, waarom zouden we ons druk maken om deze handelaars uit Damascus, die met alle producten van hun vlijt hier voorbijtrekken naar de steden aan de oever van de zee, om ze daar te verkopen? Laat ze ongestoord verder trekken!'
Hoofdstuk 157: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Met deze woorden had Ik de hoofdman, Lazarus en de waard uit het dal geheel gekalmeerd, en wij keken nu weer heel rustig naar de ochtend en ook naar de karavaan, die het dorp naderde en die onderweg natuurlijk ook een flinke stofwolk opwierp; want de voortdurend bereden en belopen heerwegen in het joodse land hadden nooit gebrek aan stof en ook al had de storm het 's nachts voor het grootste deel doen opwaaien en ver weggedragen, op de weg bleef er toch heel veel van over.
Hoofdstuk 157: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Ik zei: 'Ja, ja, jij hebt nu een heel goede en leerzame opmerking gemaakt! De wereldse mensen lijken in meer dan één opzicht op het stof van de weg; want ten eerste zijn ze traag in het doen van het goede en vullen de weg des levens met hun onbeduidendheid, maar ze worden heel hinderlijk voor de levensreiziger die ijverig zijn best doet om goed te handelen. Alleen een echte storm van het gericht brengt zulke mensen tot enige activiteit, veegt de levenswegen daardoor schoon en draagt het stof weg naar uitgestrekte bouwlanden, akkers en velden, waar het dan vervolgens ook weldra tot vruchtbare aarde wordt.
Hoofdstuk 157: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[18] Maar omdat de karavaan nog niet voorbij was, zei Ik: 'We zullen deze stoffige en lawaaiige wereld nu helemaal het dorp voorbij laten trekken; want als wij nu direct naar beneden zouden gaan, zouden sommigen ons opmerken en ons het een of ander vragen; maar als wij nog enkele ogenblikken hier blijven, ontkomen we aan dat gevaar.'
Hoofdstuk 157: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] Daar waren alle aanwezigen natuurlijk volkomen tevreden mee, en zodoende bleven wij nog een klein half uur op de heuvel; in die tijd was de karavaan voorbijgetrokken en konden wij ons dan ook direct ongehinderd naar beneden begeven en het huis binnengaan voor het ochtendmaal.
Hoofdstuk 157: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[20] Zo gingen we dan in goede orde naar beneden, namen plaats aan de grote tafel en namen, nadat Ik eerst spijs en drank gezegend had, het rijkelijke en goed smakende ochtendmaal tot ons; de Romeinen lieten zich de wijn goed smaken, zodat Lazarus hun bekers enige malen tot de rand moest vullen, waarover hij zich echt verheugde.
Hoofdstuk 157: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  393 - 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418  ...