17481 resultaten - Pagina 406 van 1166
... 394 - 395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 ...
[5] Ik zei: 'Mijn beste vrienden, het zoeken en vinden van de waarheid heeft jullie veel moeite en werk gekost; maar moedig strijdend hebben jullie, ondanks alle moeilijkheden waarmee jullie te kampen hadden, het gezochte doel voor het grootste deel gelukkig bereikt, en dat is eigenlijk de hoofdzaak van het leven.Hoofdstuk 142: Vorm en geest van de schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Stel je nu de menselijke ziel eens voor! Als die in de goede en ware verhouding tot haar lichaam staat, bevindt zij zich ook in de juiste levensharmonie, en die harmonie geeft aan de ziel haar schoonheid, die natuurlijk pas volledig zichtbaar wordt, wanneer de ziel zich buiten het lichaam in Mijn rijk zal bevinden. Wie echter reeds in het lichaam op deze wereld zijn aandacht richt op goede en daarnaast ook op slechte mensen, zal al gauw gewaar worden dat een goed mens ook altijd uiterlijk een lieflijke en vriendelijke vorm laat zien, terwijl een slecht mens al van verre aan iemand die hem ontmoet iets afstotends, onvriendelijks en dus ook iets lelijks laat zien, dat hij niet gemakkelijk kan verbergen. De oorzaak daarvan ligt in de innerlijke zieleharmonie of bij slechte mensen - disharmonie.
Hoofdstuk 142: Vorm en geest van de schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Na deze lering waren de zeven erg tevreden, en de leider zei: 'O Heer en Meester, wij danken U voor Uw woorden; zij stellen ons volkomen tevreden en we weten nu heel goed hoe we er ook in dit opzicht aan toe zijn, en hoe wij deze zaak moeten bekijken en onderzoeken.'
Hoofdstuk 142: Vorm en geest van de schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Daarom wendde hij zich tot Mij en zei (Nikodemus): 'Heer en Meester, U kunt in mijn hart zien en weet hoe ontzettend graag ik erbij zou zijn en alles zou willen zien en horen! Als U nu de heuvel op gaat, die ook nog mijn eigendom is - dat wil zeggen, zolang ik leef , dan zou ik graag meegaan; maar nu moet ik vanwege die twee aangekondigde Farizeeën thuis blijven en lijd ik voor mijn ziel een groot verlies. Heer, wat kan ik daar nu aan doen? Aan de ene kant vind ik het wel goed dat U Zich onttrekt aan het zicht van die zwartjassen (Farizeeën) , maar dat ook mijn ogen U daardoor niet meer kunnen zien en mijn oren U niet meer kunnen horen tot heil van mijn ziel, dat bevalt mij helemaal niet!
Hoofdstuk 143: Op de heuvel bij Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Je hoeft thuis bij je huisgenoten niet eens een bericht achter te laten waar je heengegaan bent; zij zullen in dit dorp heel snel van de kinderen, knechten en meisjes horen waar je naartoe bent gegaan en ze zullen je al gauw op de hielen zitten. Maar je hoeft absoluut geen angst voor hen te hebben; zij zullen je echt niet verraden! Aan degenen die in Mijn plaats zullen spreken en handelen, zal wel ingegeven worden wat zij moeten zeggen en wat ze moeten doen, laat nu dus alle vrees en zorg varen en ga welgemoed met ons mee naar de mooie heuvel, die Ik daarnet heb aangegeven!'
Hoofdstuk 143: Op de heuvel bij Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Ik betrok weldra met sommigen van Mijn leerlingen de genoemde hut, die naar alle kanten vrij uitzicht gaf; alle anderen legerden zich om de rotspartij en letten goed op alles wat er eventueel zou of kon gebeuren, of wat Ik eventueel zou doen of zeggen.
Hoofdstuk 143: Op de heuvel bij Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Nikodemus zei: 'Hier zijn voorname Romeinen, Grieken, Egyptenaren en Indiërs, die vandaag in mijn herberg zijn aangekomen, en die ik nu allemaal naar mijn lievelingsheuvel heb gebracht, zodat zij hier op deze mooie dag van het uitzicht en de natuur kunnen genieten. Maar als jullie meer willen weten dan moet je zelf maar met hen spreken; want ze spreken alle talen!'
Hoofdstuk 144: Farizeeën bezoeken Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Kijk, in Galilea, dat ook van de joden is en onder Jeruzalem staat, is een profeet opgestaan, die allerlei tekenen doet en een nieuwe leer verkondigt tegen de tempel en tegen ons! Hij verleidt het volk en zet het tegen ons op. Wij weten zelfs dat hij zich uitgeeft voor een zoon van God, zich laat prijzen als de beloofde Messias en ons, die zich aan de oude leer van Mozes houden, overal vijandig bejegent. Wij weten maar al te goed dat hij de zoon van een oude timmerman is, die net als zijn vrouw een gewoon natuurlijk mens was. Omdat de genoemde profeet ons echter overal achtervolgt, is het hopelijk ook juist dat wij hem achtervolgen en proberen hem op te sporen.
Hoofdstuk 144: Farizeeën bezoeken Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Wij zijn echter door enkele boodschappers, die wij hadden uitgezonden, nog in de afgelopen nacht te weten gekomen dat hij met al zijn volgelingen nog in de omgeving van Jeruzalem rondtrekt en het volk tegen ons opzet, wat ons bepaald niet onverschillig kan laten. Men verzekerde ons dat Nikodemus, onze ambtsgenoot, wel wist waar hij zich ophield, en dat is de reden waarom wij gekomen zijn om daarover met Nikodemus te spreken en met hem te overleggen hoe de zaak in elkaar zit en wat er van rechtswege aan gedaan kan worden. Kijk, dat is de belangrijke reden waarom wij gekomen zijn!'
Hoofdstuk 144: Farizeeën bezoeken Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Kijk, ik, die nu met jullie spreek, heet Agricola, ik kom uit Rome en ben een van de voornaamste dienaren van de keizer en bezit alle volmachten! Ik kan in naam van de keizer al het mogelijke bevelen en over alles beschikken, en wat ik in naam van de keizer gebied, moet gebeuren. Degenen die zich om ons heen bevinden, zijn mijn begeleiders en ook invloedrijke dienaren van de keizer. Mijn beide vrienden hier, Agrippa en Laius, kennen jullie al. Daar achter die rotsen zien jullie een paar honderd jonge mensen van beiderlei kunne; die horen bij Mijn lijfwacht, en de andere mannen dienen eveneens voor mijn bescherming. Daar vooraan zien jullie drie wijzen uit Indië, wier grote gevolg in de nabijheid van de stad is ondergebracht; ook zij horen nu bij mij. Hier is een jongeman die, met zijn wil meer kan dan alle machten van de aarde. En hier vlak naast ons staan nu die wonderlijk machtige mensen uit Opper-Egypte, over wier kracht de beide Romeinen jullie gistermiddag heel vreemde dingen hebben verteld; zij kwamen om de beide Romeinen hier te bezoeken.
Hoofdstuk 144: Farizeeën bezoeken Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] De man uit Opper-Egypte zei: 'Kijk, ik ben nog in de hoogste mate een volmaakt natuurmens en bezit nog die gaven die God ons gaf, waardoor de mens als het sluitstuk en volmaaktste deel van de hele schepping de eigenlijke heer wordt van de hele natuur, van haar geesten en elementen, en ik ben tot veel in staat. Ik ken alles wat menselijk, dierlijk, plantaardig en mineraal is op de hele aarde, van het ontstaan ervan tot aan de toekomstige totale vernietiging, en ik ken zelfs al jullie morele, godsdienstige en staatkundige omstandigheden en ik versta ook alle talen, zelfs die van de dieren, zonder dat ik die ooit uit enig geschrift geleerd heb; want dat alles leerde mij mijn geest die mij door God gegeven werd, reeds in mijn negentiende jaar.
Hoofdstuk 145: De man uit Opper-Egypte onthult de gedachten van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Jullie denken weliswaar dat ik met jullie vieren wel gauw klaar zou zijn -maar wat zou er gebeuren als een gewapend leger mij zou omringen en met scherpe pijlen op mij zou schieten? Dan zou ik met dat hele leger doen wat ik nu, om jullie een bewijs te leveren, alleen door mijn wil enkele ogenblikken met jullie zal doen en nu al gedaan heb! Probeer nu eens weg te gaan, of je handen te gebruiken! Alleen jullie tong laat ik de volle vrijheid, maar verder lijken jullie op de zoutpilaar, waarin Lots vrouw door haar ongehoorzaamheid veranderde'.
Hoofdstuk 145: De man uit Opper-Egypte onthult de gedachten van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Ja, ja, voor mij zijn jullie nu doodsbang, omdat ik jullie als een totaal onbekende heb laten zien wat een volmaakt mens kan; maar voor de eerste en belangrijkste mens, die een God is, hebben jullie geen angst, omdat Hij jullie door Zijn onmetelijke liefde, geduld en erbarming tot nu toe nog steeds als Zijn belangrijkste kinderen behandeld heeft. Maar ik zeg jullie, dat ik als een volkomen mens, vergeleken bij Hem, nog minder ben dan het totale niets; want alleen Hij is de Heer van mijn en jullie leven en heil. Dat is en blijft een eeuwige waarheid.
Hoofdstuk 146: De bestraffing van de rijke Barabe - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Jullie woede en toorn tegen Hem zal nooit verhinderen. Kijk hier naar mijn dieren! Iedere keer dat ik maar over Hem spreek, buigen zij hun koppen helemaal naar de grond, - en in jullie borst groeit daarbij de onuitroeibare wrok! Deze dieren beschamen jullie wijsheid en waardigheid; maar jullie zinken steeds dieper in de poel van jullie verderf En toch zeggen jullie dat je je leven kunt beteren als je de waarheid zou kennen? Hoe kan een blinde het licht zien en begrijpen, als er in hem geen licht is en ook niet kan zijn, omdat hij volkomen blind is? Evenmin kunnen jullie een waarheid begrijpen, omdat er nog nooit waarheid in jullie geweest is.
Hoofdstuk 146: De bestraffing van de rijke Barabe - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] De Egyptenaar zei: 'Heus,jullie miserabele vlees zou voor deze dieren te slecht zijn! Maar kijk, daar beneden graast een kudde schapen aan de voet van deze heuvel! Die zijn het eigendom van een zekere Barabe, een uitermate rijke burger van Jeruzalem, die een heel arm gezin, dat zelfs vroeger bij hem in dienst was, daar in die reeds vervallen schaapskooi volledig te gronde heeft laten gaan. Hij gaf hun wel voor korte tijd het recht om in die slechte hut te wonen; maar omdat hun ziekte te lang duurde en de laatste tijd zo erg werd, dat hij niet kon aannemen dat daar ooit een eind aan zou komen, ging de zaak hem te lang duren en werd hem te bezwaarlijk. Onder het voorwendsel dat die hut vanwege de uitbreiding van zijn kudden verbouwd en opgeknapt moest worden, gaf hij bevel dat de arme mensen dezelfde dag nog, meer dood dan levend, de toch al ellendige hut moesten verlaten. O, wat een edele en barmhartige zoon van Abraham, Isaak en Jacob!
Hoofdstuk 146: De bestraffing van de rijke Barabe - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)