Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 407 van 1490

...  395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420  ...
[26] Maar omdat DEZE BLINDE JODEN weer niet begrepen (Joh.8,27), dat Ik tegen hen sprak over de Vader of over de eeuwige liefde in Mij, vroegen zij weer: 'Maar bij de tempel en Sinaï! Wie is dan degene die je gezonden heeft?'
Hoofdstuk 198: De Heer maakt Zich bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Maar HET VOLK riep tot Mij: 'Heer en Meester, zorg toch dat U deze rijke, duistere figuren kwijtraakt; want wij zouden nu graag heilzame, lichtende woorden van U horen, maar niet de voortdurende, meer dan domme tegenspraak van deze blinden. Zeg hun eens duidelijk en ronduit wat en hoe zij zijn, zodat ze dan gaan!'
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Toen zei IK dan ook met een heel ernstig gezicht: 'Ik heb jullie de reden klaar en duidelijk uitgelegd. Wat willen jullie dan nog meer?! Ja, Ik zal jullie ook nog wel zeggen wat jullie zijn, omdat jullie zo aan blijven houden! Besef, wiens kinderen jullie zijn: Jullie zijn kinderen van de vader der duivels! Vanaf het begin was hij een moordenaar en hij bleef niet in de waarheid; want de waarheid was nooit in hem (in de materie). Wanneer deze geest, die jullie vader is, liegt, spreekt hij uit zichzelf; want hij was altijd een leugenaar en een vader van de leugen.' (Joh. 8, 44)
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Toen werd HET GELOVIGE VOLK weer ongeduldig en zei: 'Heer, wij smeken U, jaag deze blinde dwazen bij U weg; want zij storen U en ons! Als zij niet gauw ophouden, zullen wij er met geweld een eind aan maken, want wij zijn voor U hier gebleven, willen U horen en niet deze domme duisterlingen. Want een kind in de wieg is heel vaak al verstandiger dan die onzinnige dwazen!
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Wij allen, zo'n tweeduizend man, beseffen heel goed wat U en Uw goddelijke zending betekenen. Wij hebben heel goed gemerkt wat U bedoelde toen U zei: 'Ik ben niet alleen, maar de Vader is overal bij Mij!' Maar deze domoren merkten het niet en zullen eeuwig niet merken dat de Vader en U één en dezelfde zijn, en dat U, wanneer U zegt: 'De Vader heeft Mij gezonden!' alleen maar het menselijke, zwakke verstand te verstaan wilt geven dat U, Eeuwige, voor Uzelf een lichaam geschapen heeft om voor ons wormen van deze aarde in onze grote nood een zichtbare God, leraar en trooster te zijn. Uw heilige lichaam is Uw zoon, en U bent in U zelf Vader voor ons arme zondaars en wormen van deze aarde!
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] En deze dwazen begrijpen dat niet, terwijl ze zeggen dat zij alle profeten op hun duimpje kennen die toch uitdrukkelijk genoeg in geuren en kleuren de tijd voorspeld hebben waarin de Messias zal komen. En die tijd is nu helemaal aangebroken; waarom zal de Beloofde dan niet gekomen zijn?
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Als de grote, van Gods geest vervulde zieners deze huidige tijd ongeveer duizend jaar geleden, precies zoals die nu is, hebben kunnen aankondigen, en als deze tijd nu precies zo gekomen is als toen van te voren beschreven werd, waarom zou dan juist de voor deze tijd beloofde Messias weggebleven zijn?! Maar Hij is ook niet weggebleven, Hij is onder ons; wij hebben Hem snel en gemakkelijk herkend!
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Maar deze blinde nakomelingen van degenen die reeds in de woestijn aan de voet van de Sinaï, terwijl Jehova op de berg onder bliksem en donder de heilige wetten aan Mozes gaf, het gouden kalf aanbeden en Jehova niet geëerd hebben -ofschoon Hij vlak voor hun neus luid Zijn wetten verkondigde -, zijn nu voor het aangezicht van God nog dezelfde aanbidders van hun gouden kalveren, en bij al hun mateloze domheid toch nog brutaal genoeg zich zelfs aan U o Heer te vergrijpen. O Heer, laat ze gaan, en leer ons U beter en dieper kennen - en ook onze erge zonden die wij zo vaak tegenover U begaan hebben! ,
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] IK zei tegen het volk: 'Houd je rustig, want Ik moet immers ook deze mensen zeggen wie Ik ben, opdat zij zich eens niet verontschuldigen kunnen dat het hun niet gezegd en hun er niet op gewezen zou zijn! Ik heb al tegen hen gezegd dat Ik Mijn eer niet zoek, en bij deze mensen al helemaal niet, en dat er Eén is die hen zoekt en richt. (Joh. 8,50) Maar deze blinde en verkeerde soort zal dat nooit inzien en begrijpen, tot de bijl aan hun wortels gelegd zal worden. Daarom zeg Ik echter nog eenmaal tegen hen: Waarlijk, waarlijk, als iemand Mijn woord zal houden, zal hij de dood eeuwiglijk niet zien! ' {Joh. 8,51)
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Ik zeg jullie echter nog iets, om je te laten zien dat jullie vader Abraham Mij niet onbekend is. Kijk, Abraham was blij dat hij Mijn tijd op deze aarde zou zien! Jullie zeggen wel dat Abraham gestorven is; maar Ik zeg jullie, dat hij evenwel Mijn tijd hier vanaf Mijn eerste dag voortdurend gezien heeft, en daar veel vreugde aan beleeft (Joh. 8,56); hij ziet Mijn tijd nog steeds en is blij!'
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Toen werd DE MAN bedroefd en zei: 'Niet deze brave vrouw, maar ik ben daar het meest schuldig aan!'
Hoofdstuk 201: De ontmaskering van de verleider van de echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] DE MAN: 'Vrienden, alleen uitzonderlijk grote nood heeft mij en mijn vrouw ertoe gedwongen het illustere aanbod van een vreemdeling aan te nemen! Maar de vreemde moet of een verklede gerechtsdienaar, of zelfs een geile Farizeeër geweest zijn die allang een oogje op mijn vrouw had. Want toen ik het geld aannam en het naar een andere kamer bracht, kwamen de gerechtsdienaren al en trokken mijn vrouw uit de armen van de vreemdeling. Helaas heb ik door mijn eigen schuld mijn dierbare vrouw in de diepste ellende gestort. Omdat zij nu weer terug is, moet er iets bijzonders gebeurd zijn; want geen van al de mensen die op deze wijze gevangen genomen werden, is ooit weer teruggekomen. Hoe kwam mijn vrouw weer vrij? Beste mannen, jullie waren beslist getuige van alles wat er in de tempel voorgevallen moet zijn. Willen jullie mij niet vertellen wat je gezien hebt?'
Hoofdstuk 201: De ontmaskering van de verleider van de echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Toen stapten DE MANNEN op de Farizeeër af en vroegen hem heel bars: 'He, vriend, ken je deze vrouw, die je vanmorgen als Romein verkleed voor geld tot echtbreuk hebt verleid? Dat jij het was, bewijst je kale hoofd, en deze beiden hebben je ook al van verre herkend! Wat heb je daar nu op te zeggen? Kijk, wij zijn met ongeveer twee en zeventig man en zullen nu jou voor het Romeinse gerecht slepen. Wat vind je daar nu van?'
Hoofdstuk 201: De ontmaskering van de verleider van de echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Toen begonnen de drie te smeken en wilden de man veel geld geven. Deze nam dat echter niet aan, maar eiste van hen dat hij in het vervolg door de tempel met rust gelaten zou worden. Dat beloofden zij dan ook plechtig, en de mannen lieten de drie verder gaan, maar wel na hen gedreigd te hebben meteen naar de landvoogd te gaan als ze ook maar de minste aanwijzing kregen dat de tempel zich ongunstig over hen uitgelaten mocht hebben. Dat dit echtpaar daarna volkomen door de tempeldienaren met rust gelaten werd, kan men zich gemakkelijk voorstellen.
Hoofdstuk 201: De ontmaskering van de verleider van de echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] IK zei: 'Ik ben toch in deze wereld gekomen opdat allen tot Mij zullen komen die op een of andere wijze vermoeid en beladen zijn. Want Ik ben een ware dokter, die naar de zieken toegaat en hen helpt, en niet naar de gezonden die de dokter niet nodig hebben. Kom allemaal dus nu in de kamer!'
Hoofdstuk 202: Arbeiders bezoeken de Heer op de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420  ...