Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 407 van 1112

...  395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420  ...
[8] Maar de Romein drong er bij hen op aan om toch te zeggen wat ze maar konden of wilden, en er zou hun niets kwalijk worden genomen; want vrije en eerlijke mensen mochten zich ook tegenover God altijd vrij en eerlijk zonder terughoudendheid uitspreken.
Hoofdstuk 86: Het getuigenis van Marcus over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Daarop zei de Romein Marcus: 'Voor deze nu volkomen openhartige toelichting van jou ben ik je zeer erkentelijk, en wij Romeinen zullen binnenkort wel weten wat wij met een dergelijk priesterdom moeten doen. Wanneer de mensen zich alleen maar vanwege de lucratieve functie aan het priesterschap wijden en niet vanwege de eeuwige waarheid uit God, wordt het tijd om een dergelijk slecht priesterdom met wortel en tak uit te roeien en het door een beter en waarachtiger priesterdom te vervangen!
Hoofdstuk 88: Cultus en priesterdom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Maar zolang een mens zich nog onder een bepaald goddelijk aanzien priester zal laten noemen en zich als zodanig door zijn medemensen zal laten eren en betalen, zolang men tempels zal bouwen, sabbatten en andere feestdagen zal houden en met allerlei ceremoniën plechtig zal vieren, zal het er voor de mensheid slecht uitzien. Is van God uit niet iedere dag een dag des Heren, waarop men God in zijn hart gelovig en boven alles liefhebbend belijdt en de naaste geestelijk en lichamelijk goed doet? Ik huldig nu deze mening, die vrij is van ieder vooroordeel en ik geloof, dat iedereen die nadenkt ook de mening zal zijn toegedaan, die ik nu uitgesproken heb.'
Hoofdstuk 88: Cultus en priesterdom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Jullie Romeinen zijn heren van een groot en machtig rijk en jullie voelen je heel behaaglijk wanneer er in het hele rijk vrede heerst; maar als jullie uit een of ander deel van het rijk bericht krijgen dat het volk daar tegen jullie is opgestaan, dan vragen jullie ook niet of dat volk misschien met het volste menselijke recht vanwege te zware lasten tegen jullie is opgestaan, maar jullie sturen er snel een machtig leger heen en tuchtigen het opgestane volk zonder enige genade en zonder te overwegen of het volk terecht of onterecht is opgestaan. En waarom doen jullie dat? Omdat het opstandige volk jullie slechts een beetje uit je behaaglijke rust wakker heeft geschud. Jullie kennen dat volk en vragen je in jullie vergadering dan ook af: 'Maar hoe heeft dat volkje het in het hoofd gehaald om tegen ons in opstand te komen?' en zeggen vervolgens: 'Wacht maar, volkje, jij zult je moed en waanzin duur boeten! ' Waarom zeggen jullie dan niet na allerlei wijze overwegingen: 'Dat kleine volk is weliswaar tegen ons opgestaan, maar laten wij er vredesboden en ook vrederechters heen sturen; die moeten de reden onderzoeken en ook goed achterhalen of dat volk daar een duidelijk aantoonbaar en goed recht toe had!' Nee, dat doen jullie niet, ook al zouden jullie horen dat zelfs een God zich aan het hoofd van het in het nauw geraakte en daarom opgestane volk gesteld zou hebben, maar jullie sturen onmiddellijk een leger en overvallen dat volk zonder enig pardon; en als jullie door dat volk misschien zelfs enkele malen verslagen zouden worden, dan is de hel bij jullie pas goed losgebroken, ook als jullie heel goed zouden inzien dat dat volk het volste recht had om tegen jullie op te staan. Kortom, dat volk heeft nu eenmaal jullie behaaglijke rust verstoord en daarom zetten jullie alles op alles om het te tuchtigen, ook, zoals gezegd, als zelfs een God uit Zijn goedheid, wijsheid en erbarming het volk tot een overwinnende opstand tegen jullie aangezet zou hebben!
Hoofdstuk 87: De redenen van de tempeldienaren voor hun houding tegenover de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Jij, hoge Romein, kunt dan inderdaad vragen: 'Maar hebben de tempeldienaren dan helemaal geen geloof meer in een God en Zijn woord uit de mond van de profeten?' Daarop kan ik je uit mijn persoonlijke ervaring van vele jaren zeggen dat er in het hele land van de joden waarschijnlijk geen leek onder de joden te vinden is, die minder geloof heeft dan een tempeldienaar, vooral wanneer die aloud is geworden. De jongeren geloven soms nog wel enigszins in een autoriteit; maar wanneer ze zich geleidelijk aan realiseren dat de eersten en de ouden, de schriftgeleerden en hoger geplaatsten helemaal geen geloof hebben, dan verliezen ze ook alle geloof. Zij werpen zich heimelijk in de armen van de Griekse wijsgeren, genieten van het tijdelijke leven zo goed ze maar kunnen, en de oude Jehova en Mozes en de profeten zijn voor hen niets anders dan uithangborden, die er alleen maar toe dienen om door de aan hen gewijde reglementen en ceremoniën grote schatten binnen te halen, waarmee ze hun goede leventje steeds maar kunnen verbeteren.
Hoofdstuk 87: De redenen van de tempeldienaren voor hun houding tegenover de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Ik ben ook tegen een kastenachtig priesterdom, maar bij ieder volk moeten er toch oudsten en rabbi's zijn; want niet ieder mens heeft de geest en het talent om zich tot een ware rabbi te ontwikkelen, en al heeft zo nu en dan een gewoon mens geest en talent, dan ontbreekt het hem aan tijd en de juiste middelen! Daarom heeft Mozes de stam Levi bestemd voor het priesterschap en aan de andere stammen de tiende opgelegd, waaruit deze stam onderhouden moest worden, zodat die zich geheel en al aan het leraarschap zou kunnen wijden.
Hoofdstuk 88: Cultus en priesterdom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Maar ik ben nu ook van mening dat de noodzakelijke volksleraren niet direct uit de stam Levi hoeven voort te komen, omdat dat op een kastenstelsel lijkt, maar ieder mens die geest, talent en tijd bezit zou het recht moeten hebben om zich ook in goddelijke zaken tot een leraar te ontwikkelen; maar als hij dan een bekwaam leraar is geworden, moet de gemeente die hij als leraar dient hem ook onderhouden en uit achting en liefde niet toestaan, dat hij naast zijn leraarschap zijn brood met de spade en de ploeg in het zweet zijns aanschijns moet verdienen.
Hoofdstuk 88: Cultus en priesterdom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Er moeten inderdaad vrije en ware leraren zijn in een gemeente, die hun brood niet met het werk van hun handen hoeven te verdienen; maar als jij de heel goede mening bent toegedaan dat de mensen op een sabbat op een plaats bijeen moeten komen om daar over God en Zijn wil weer opnieuw onderricht en aan Hem herinnerd te worden, dan moet dat ook gebeuren. Maar daarna heeft de leraar immers ook zes werkdagen! Wanneer hij eenmaal in de geest gewekt is, hoeft hij zich die zes dagen immers ook niet alleen bezig te houden met wat hij de gemeente op de volgende sabbat zal voorleggen; want als iemand vanuit Gods Geest spreekt zal hetgeen hij moet zeggen op datzelfde ogenblik in zijn hart en op zijn tong worden gelegd.
Hoofdstuk 89: Sabbat en priesterstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Ik denk dat dit heel wat beter zou zijn dan, zoals de huidige tempeldienaren doen, de zes werkdagen te verdoen met volkomen ledigheid en in plaats van nuttig bezig te zijn alleen maar te brassen en te zwelgen, te hoereren, echtbreuk te plegen, te bedriegen en zich op die manier vet te mesten voor de hel en voor de eeuwige dood. Dat is zo Mijn mening!
Hoofdstuk 89: Sabbat en priesterstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Toen de Farizeeën dat van Mij hoorden, wisten ze niet wat ze Mij daarop konden antwoorden; de Romeinen hadden echter heimelijk leedvermaak, omdat Ik door Mijn woorden ingestemd had met de opvatting van Marcus, maar buitengewoon ingrijpende veranderingen in de opvatting van de schriftgeleerde aanraadde. De Farizeeën merkten dat echter en ergerden zich heimelijk, hoewel ze daar niets van lieten blijken.
Hoofdstuk 90: De juiste heiliging van de sabbat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Maar wanneer het zó en onmogelijk anders is, hoe zou Mozes zich zelfs in zijn allerslechtste droom ooit hebben kunnen voorstellen dat de sabbat er door God voor bestemd is, dat op die dag geen enkele jood aan zijn arme naaste een werk van barmhartigheid moet en mag bewijzen?
Hoofdstuk 92: Over het invoeren van de sabbat (8.2.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Ik zei: 'Ga dan maar eens kijken in de vijver die zich, in een grote steen uitgehouwen, in jullie keuken onder de aldoor stromende bron bevindt, dan zul je daar zoveel vissen vinden dat het voldoende is voor vandaag en morgen!'
Hoofdstuk 93: De lievelingsspijs van de Heer (13.2.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Na deze woorden van Mij haastte Martha zich samen met haar zuster Maria en begeleid door Maria van Magdala naar buiten naar de grote keuken, waar ze de vijver aantroffen vol met de beste vissen uit de rivier de Jordaan en hun verbazing daarover was groot. Ze kwamen snel weer terug en vertelden het wonder aan iedereen en aan hun dankbare verbazing kwam vrijwel geen einde.
Hoofdstuk 93: De lievelingsspijs van de Heer (13.2.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Ik zei: 'Nu heeft de schriftgeleerde in jou gesproken; maar hij heeft met deze woorden ook duidelijk laten zien dat hij de Schrift nog nooit ook maar in het minst begrepen heeft - en het allerminst de boeken van Mozes! Destijds was het voor de in Egypte sterk ontaarde joden noodzakelijk dat hun een dag werd aanbevolen, waarop ze zouden rusten van het slaafse werk en naar Gods woord konden luisteren; want zonder zo'n gebod zouden ze net als voorheen, zoals ze daar in Egypte aan gewend waren geraakt, vast geen enkele dag rust hebben gekregen en er al helemaal niet toe gekomen zijn om naar Gods woord te luisteren. Want het joodse volk was zinnelijk en dag en nacht waren ze alleen maar bezig om te kijken hoe ze zich middelen konden verschaffen om hun buik met vlees te vullen Daarom gaf God destijds ten eerste om heel natuurlijke en ten tweede om geestelijke redenen een bepaalde dag om te rusten en om naar Gods woord te luisteren, en wel dezelfde dag als de aartsvaders tot rustdag gekozen hadden, namelijk de sabbat.
Hoofdstuk 91: Een schriftgeleerde beroept zich op Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Kijk, dat is een echt gebed tot God, als het door iemand in zijn hart innig, waarachtig en in volle ernst wordt uitgesproken! Maar ook dit gebed heeft geen waarde ook al wordt het duizend keer door iemand met de mond uitgesproken, maar het moet innig, waarachtig en vol ernstige wil in het hart uitgesproken worden, en de mens moet ook door zijn daden tonen wat de woorden van zijn hart zeggen, anders is al dat bidden een gruwel in Gods ogen; want de eeuwig levende God, die de liefde, wijsheid, kracht en macht zelf is, laat Zich niet eren door loze en dode woorden van de lippen en zinloze offers en ceremoniën, maar alleen door werken volgens Zijn wil. Maar die kan en moet ieder mens iedere dag beoefenen en niet alleen op de sabbat; als de mens dat doet, dan maakt hij iedere dag tot een ware sabbat en hoeft hij niet te wachten op de zevende dag van de week, die als dag voor Mij niet meer waarde heeft dan een andere. Kijk, dat is nu Mijn mening! En jij, schriftgeleerde tempeldienaar, kunt Mij nu van repliek dienen als je daar reden toe ziet.'
Hoofdstuk 92: Over het invoeren van de sabbat (8.2.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  395 - 396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420  ...