Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 408 van 1110

...  396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421  ...
[9] Wanneer jullie Mijn leer verder verspreiden, kunnen jullie het beste het verstand en daarmee het gemoed van de mensen bewerken. Want waar eenmaal het verstand en het gemoed doordrongen zijn, daar wordt door de goede wil het geloof levend en met succes werkzaam; zonder de juiste verlichting van verstand en gemoed bestaat het geloof slechts uit een stom en blind aannemen van hetgeen de mens van een of andere autoriteit gehoord heeft. Een dergelijk geloof is echter zo goed als geen geloof; het wekt het gemoed niet op tot vrijwillige en het hart gelukkig makende werkzaamheid en is dan ook dood, omdat het zonder vrije, vreugde verwekkende werken is.
Hoofdstuk 27: De Heer als Zoon (10.11.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Wanneer Ik al tegen jullie zeg, dat jullie even volmaakt in inzicht en zuivere liefde moeten zijn als de Vader in de hemel, dan moeten Jullie leerlingen dat ook zijn! Daarom zeg Ik jullie ook nog het volgende: 'Onderzoek alles goed van tevoren, en behoud dan het goede en ware!'
Hoofdstuk 27: De Heer als Zoon (10.11.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Wat Ik jullie nu aanraad om voor jezelf in acht te nemen, moeten jullie ook jullie toekomstige leerlingen aanraden! Ik zou nu heel goed van jullie kunnen verlangen dat je zonder verdere verklaringen. van Mij gelooft wat Ik jullie zeg en aanraad te doen, want de tekenen die Ik voor jullie ogen heb gedaan hebben Mij toch zeker het gezag verleend dat jullie dwingt Mij te geloven; maar zo'n afgedwongen geloof is nog lang geen innerlijk licht van de ziel en wekt haar niet blijmoedig op tot daden.
Hoofdstuk 27: De Heer als Zoon (10.11.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Dat het inderdaad zo is, bewijzen jullie door jullie voortdurende vragen, en daardoor erkennen jullie openlijk dat geloof alleen op grond van gezag de ziel veel te weinig licht biedt, en het gebrek daaraan wordt in jullie pas door Mijn verklaringen opgeheven. Zoals jullie nu naast alle tekenen en leringen die Ik gegeven heb nog steeds duidelijke verklaringen verlangen die ook heilzaam voor jullie zijn, zo zullen jullie leerlingen dat ook van jullie verlangen, en jullie moeten daar niet zuinig mee zijn als jullie het optreden van de valse profeten optimaal willen tegengaan!
Hoofdstuk 27: De Heer als Zoon (10.11.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Jullie zullen ook tekenen doen, en de valsen zullen met behulp van allerlei bedrog hetzelfde doen, en daarom zullen de door jullie verrichte tekenen steeds een mager bewijs vormen voor de echtheid van de door jullie aan het volk verkondigde leer; maar wat jullie door middel van lichtende woorden in het verstand en het gemoed van de mensen zullen inprenten, zal een eeuwig onuitwisbaar, levend bewijs van de waarheid van de leer uit Mijn hemelen blijven. Zo'n helder begrepen waarheid zal jullie en je leerlingen dan pas volkomen vrij maken. -En nu heb Ik weer veel onthuld en jullie veellicht gegeven, en daarom vraag Ik je nogmaals of je dat ook goed begrepen hebt.'
Hoofdstuk 27: De Heer als Zoon (10.11.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Ik zei: 'Ik weet al waar jij naar dorst, en Ik zou daarover ook een lichtend antwoord in je hart kunnen leggen; maar omdat het hier gaat om het verlichten van allen die hier aanwezig zijn, zodat menigeen onder jullie ook ge waar zal worden of het in hemzelf al wel volkomen licht is, moet jij je vraag maar openlijk stellen, dan zal Ik je ook voor ieder hoorbaar en duidelijk antwoord geven!'
Hoofdstuk 28: Over de oneindige ruimte en de eeuwigheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Ik zei: 'Jij noemde dat een zeer ongepaste vraag ten aanzien van Mij; Ik noem dat echter een heel goede en zeer passende vraag, en wil jullie allen daar een zo helder mogelijk antwoord op geven!'
Hoofdstuk 28: Over de oneindige ruimte en de eeuwigheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Daaraan zien jullie, dat de scheppingsruimte noodzakelijkerwijs eeuwig in alle richtingen oneindig was en nooit een begin gehad kan hebben; en omdat God, ruimte en eeuwigheid identiek zijn, zoals Ik jullie al heb verteld, is God, die al deze begrippen in Zich verenigt, ook zonder begin, omdat een begin van God even onvoorstelbaar is als het begin in het ontstaan van de oneindige ruimte en met deze van de eeuwige tijd. Ik geloof dat dat nu duidelijk genoeg uiteengezet is, zodat iedereen dat volledig kan begrijpen.
Hoofdstuk 28: Over de oneindige ruimte en de eeuwigheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Maar Ik zie toch nog een bepaalde donkere klip in jullie, en jullie zijn nog niet in staat daar overheen te komen. Kijk, deze klip bestaat uit het feit dat jullie je de eindeloze en eeuwige ruimte voorstellen als op zichzelf dood en zonder enige levensintelligentie, en daarom ook niet kunnen begrijpen hoe God als het enige levensbeginsel Zichzelf in die eeuwige en eindeloze dood in zekere zin gevonden heeft en Zichzelf als het meest volmaakte Leven heeft herkend en begrepen.
Hoofdstuk 28: Over de oneindige ruimte en de eeuwigheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Maak je daarom een precies tegenovergestelde voorstelling van de eeuwig oneindig grote ruimte; stel je voor dat daarin niet één enkel puntje levenloos en zonder intelligentie is, en dat zelfs datgene wat in jullie ogen dood en volkomen levenloos lijkt te zijn, niet dood en levenloos is, maar door Gods almachtige wil gericht is, zoals jullie dat zelfheel goed kunnen waarnemen bij een hemellichaam of de levenloos lijkende bestanddelen daarvan!
Hoofdstuk 28: Over de oneindige ruimte en de eeuwigheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[18] Wat derhalve bestaat en in jullie ogen dood lijkt te zijn, is alleen maar zo door God gericht en kan weer in het volledig vrije leven terugkeren zodra God bij een dergelijk gericht ding de vaste banden van Zijn wil losmaakt.
Hoofdstuk 28: Over de oneindige ruimte en de eeuwigheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] Iets dergelijks hebben jullie door Mij en met Mijn instemming ook door Rafaël zien doen, toen stenen plotseling in hun oorspronkelijke ether veranderd werden, of deze ether tot een vaste steen werd, waarvan de zuil langs de weg naar Emmaüs jullie een zeer tastbaar voorbeeld geeft.
Hoofdstuk 28: Over de oneindige ruimte en de eeuwigheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[20] Omdat het met dat alles zo is en onmogelijk anders kan zijn, moeten jullie, om tot werkelijk ware voorstellingen van God te komen, alles wat met dood te maken heeft volledig uit de eindeloze ruimte verbannen en je niets dan leven en nog eens leven en niets anders dan intelligentie en nog eens intelligentie voorstellen, omdat er in het oneindige Wezen van Gods intelligentie en macht eeuwig geen dood kan bestaan.'
Hoofdstuk 28: Over de oneindige ruimte en de eeuwigheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Dat dit zo is, wordt jullie in de eerste plaats bewezen door Mijn, door jullie dikwijls beproefde alwetendheid. Hoe zou Ik immers eindeloos veel en alles kunnen weten, wanneer de ruimte tussen Mij, dat wil zeggen Mijn individueel persoonlijke wezen, en bijvoorbeeld de zon of een ander nog veel verder verwijderd object zonder leven en intelligentie zou zijn? En ten tweede wordt dat ook al bewezen door de wijsheid van heel veel mensen die zonder hun plaats te verlaten veel afweten van wat zich ergens op grote afstand bevindt en hoe en wat daarmee gebeurt of pas in de toekomst zal gebeuren.
Hoofdstuk 29: De verhouding tussen de wezens en de universele intelligentie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Zolang een mens echter met zichzelf bezig is om zijn levenszelfstandigheid te verwerven, heeft hij er nauwelijks een vermoeden van dat hij door louter leven en de hoogste levensintelligentie omgeven is en ook wat zijn lichaam betreft daarmee doordrongen is; anders zou hij in feite helemaal niet bestaan. Wanneer hij echter volgens Gods geopenbaarde wil klaar is met zichzelf, doordat zijn innerlijke geest hem helemaal doordrongen heeft, dan treedt de hele mens ook in een vrije verbinding met het hoogste leven en de lichtende intelligentie daarvan in de algemene oneindigheid van God, zonder daarbij zijn individualiteit en persoonlijkheid te verliezen. Dan ontwaart hij om zich heen ook geen dode en stomme ruimte meer en geen dode stenen, maar dan wordt alles voor hem leven en lichte, van zichzelf bewuste intelligentie .
Hoofdstuk 29: De verhouding tussen de wezens en de universele intelligentie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421  ...